Snijers in banket na 150 jaar nog steeds een Leids voorbeeld Universiteit Leiden stuurt vertegenwoordiger naar Kaapstad Leidse biologen op onderzoek in Celebes -DIRECTEUR VERHEIJ IN AFSCHEIDSREDE: Ministerie van Volksgezondheid en uhygiëne moet academische uizen financieren" ilN([ AD/REGIO LEIDSE COURANT DINSDAG 28 AUGUSTUS 1979 PAGINA 5 Op mijn omwegen door stad en land kom ik graag mensen tegen. Elke morgen tussen tien en elf uur kunt u mij telefonisch vertel- len wie u graag in deze rubriek zou willen tegenkomen. Het nummer van mijn geduldi ge telefoon is 071-122244; u kunt dan naar toestel 18 vragen. I VIJF GENERATIES LEEFDEN VAN SPECULAAS TOT TEAROOM ACTIVITEITEN Het een anderhalve eeuw winkelierend uithouden in een Leidse binnenstad, die de laatste decennia el niet zozeer het :arakter heeft gekregen -an een massagraf, maar toch wel tekenend is voor een gebied waar zich op detaillistisch niveau een soort afvalrace schijnt af te spelen, is niet zomaar iets. Als je die honderdvijftig jaar dan nog voltooit als vijfde generatie in een aaneengesloten formatie van geslachten (terwijl de zesde alweer rondloopt in de zaak), moet daar toch wel een portie vasthoudendheid 6^en overwogen koopmanschap als drijfveer aan ten grondslag liggen. Dit is helemaal het geval met banketbakkerij annex tearoom Snijers aan de Botermarkt; nog altijd vasthoudend aan een ijzersterke specialiteit: speculaas, volgens een oeroud recept. Dat zou je aan de huidige „verwerker" J. H. A. M. Snijers, in het gezin en daaromheen Joop geheten, niet afzien. Hij is een moderne manager, die als bestuurslid van plaatselijke middenstandslichamen de vinger aan de in temperatuur schommelende commerciële pols houdt. Dan denk je niet onmiddellijk aan speculaasfiguren of aan andere koekvormëh, waarmee zijn voorouders met zo veel succes een begerige, klandizie zoethielden. Toch is dat bakkend bedrijf van Snijërs sinds 1829 in de running. Voorbeeld'voor anderen; pronkstuk aan de Botermarkt; centrum van familieherinneringen, die in het pand met z'n ontelbare kamers liggen opgetast. Joseph Snijers is overigens van nog andere markten thuis, want hij is één van de twee tearoomhouders (Hendriks is de andere) die het jonge terras op het Stadhuisplein van verversingen en versnaperingen voorzien. De tearoom zelf en de rest van de zaak leidt Joop sinds 1964. Dat heeft Jacobus Snijers allemaal niet kunnen voorzien, toen hij als zoon van een klokkenmaker uit Rijssel, dat sinds Lodewijk IX Lille heet, rond 1800 „rond" hoekje in de banketwinkel, met de klok boven Bijenkorf, zoals die in oude glorie hersteld gaat worden. naar de Noordelijke Nederlanden kwam en zich in het Noordbrabantse Wouw vestigde als tabakskerver en grossier in koloniale waren. Nadien trok hij naar Leiden, omdat daar betere levenskansen lagen, en hij ging zitten in een. huis in het Maredorp, op de hoek van de Haarlemmerstraat en de Haven, waar hij z'n kruidenierswaren uitstalde en waar nog steeds tegen de gevel (omdat het huis „In de Blauwe Adelaar" heette) de adelaar, in blauw wiekt. Toen de Franse bezettingtroepen via de Zijlpoort de stad binnentrokken kwamen ze langs die blauwe adelaar en ze groetten de roofvogel, omdat-ie zo erg op de keizerlijke adelaar van Napoleon leek. De gebakjes zaten nog niet in de lucht, toen Jacobus Snijers in 1829 aan de Nieuwe Rijn ofwel Botermarkt het Wanthuys (dat er al vóór 1590 stond) kocht voor 2200 guldentjes. Het ging verder de geschiedenis in onder de naam De Bijenkorf. In 1879 was er een Snijers die de winkel yoor 1500 gulden een nieuwe teakhouten kapitale pui gaf; puur handwerk, met kolommen die kinderkopjes weergaven. Die kolommen staan nu boven bij Joop Snijers in zijn woonkamer, nadat gebleken was, dat ongenode geïnteresseerden hadden getracht het handwerk uit winstbejag te slopen. „Hier aan de Botermarkt is het allemaal gebeurd, van vader op zoon", aldus Joop Snijers, die hoog opgeeft van zijn overgrootvader - die liever binnenhuisarchitect was geworden en z'n eigen speculaas- en suikervormen in hout sneed- en grootvader, die ook al een artiest was en kunstschilder had willen zijn en maar eventjes van de befaamde Jos. Israëls les kreeg. „Mijn vader schilderde ook, maar grootvader spande toch wel de kroon", vindt jubilerende Joop Snijers, die voorts inzage verleent in de boekhouding anno 1902. In „de zaak waar uw grootouders elkaar reeds ontmoetten,, (en inmiddels zijn dat wel overgrootouders geworden; neem me niet kwalijk, wat een tijd is dat alweer), Verdiende in die dagen de „werkvrouw" op een enkele dag negentig cent. „Ik weet niet, of ik mijn grootvader, die toch met veel ploeteren, in een tijd die. ik noo:t van m'n leven zou willen meemaken, een aardig vermogen verdiende, een uitzuiger zou mogen noemen. Het tijdsbeeld is volkomen veranderd, maar die negentig centen van de werkvrouw vind ik toch wel aardig krap". De ontvangsten op één dag van bijna veertig gulden was al een heel aardig bedrag en dan had je zondagen, dat er vijf gulden werd gevangen. Dat was ook niet mis. „We zijn een oude Leidse familie geworden, met een hele Leidse historie. Zo was er een winkelmeisje van ons, een zekere Maria van Velsen, die in 1856 op een zondagmorgen naar huis wilde gaan en, onder Hazerswoude, op de Hoge Rijndijk door een man, genaamd Blom, werd aangerand, wat ze met de dood heeft moeten bekopen". Nu is er nog het bidprentje (bidprentjes zijn er in huize Snijers bij honderden te vinden) van Maria, bijna 19 jaar oud. Een tekstje zegt: „Ik ben gevallen in de handen van moordenaars, die mij uitgeschud en wonden toegebragt hebben, en zie ik sterf". De man Blom was destijds de laatste moordenaar die op het Leidse Gerecht werd opgehangen. Omdat er binnen het huis aan de Botermarkt sedert 1829 nooit meer verhuisd is, wemelt het daar van de koperen en houten herinneringen. Ook al omdat overgrootvader Snijers reeds actief was in het sociale leven. „Die was kerkmeester van de statie van St. Dominicus in 1840, een kerkje van de Dominicanen dat de voorganger was van de Mon Père-kerk aan de Haarlemmerstraat. Daar ziet u nu nog een oud crucifix staan, afkomstig uit een biechtstoel van die St. Dominicus. Hier staat en hangt antiek van het huis, allemaal familiebezit, honderdvijftig jaar oud, zoals ook die grote glimmende houten met koperwerk beslagen „koekkist" uit de Franse tijd en die grote koperen mengbakken en koperen blikken". Grootvader Snijers was regent van De Voorzienigheid op de Hogewoerd; „die placht op de Kerstdagen 25 verwaarloosde kinderen aan te kleden" en zelf was Joseph Snijers 12 jaar lang verbonden aan de armenzorg in Leiden, dat was in de H.Dominicus Conferentie van de St. Vincentiusvereniging; „dat is allemaal voorbij, maar we blijven bezig". En dat is nu ijveren binnen het Leids City Centrum en als voorzitter van de winkeliers aan de Botermarkt die het met elkaar best aardig kunnen rooien. Joop Snijers is bovendien - en dat telt des te meer - een voorvechter van een vitaal Leids hart, dat onverminderd kan kloppen via de aldaar gevestigde middenstand en het grootwinkelbedrijf. „We vinden elkaar meer dan ooit en met het gemeentebestuur zijn we kunnen komen tot een gesprek dat niet eenzijdig getint meer is. De Leidse city hoeft niet te verkommeren, zoals men ziet in oude steden; neem maar Amsterdam en Groningen. Nu hebben we een wethouder, meneer Waal, die ook die mening is toegedaan. We kunnen naar eikaars standpunt luisteren en compromissen vinden; dat is al heel wat waard. Het hoeft in Leiden helemaal niet de verkeerde gang op te gaan, al zullen we nog een paar erg moeilijke jaren krijgen rond de Breestraat en de marktenroute". Dit heeft niet louter met gebakjes en een tearoom - al is het verband honderdenvijftig jaar oud- te maken. Maar met mensen als de Snijers -„die volgens mij (ook al omdat ze dieptepunten hebben moeten meemaken) nooit meer hebben uitgegeven dan ze bezaten, althans ik volg die leefregel met overtuiging" - kom je ook ih een Leidse binnenstad een heel eind. Je moet niet altijd het negatieve zien te signaleren, er zijn zo veel positieve dingen die het leven irt een stad met een moeilijke kern, als Leiden heeft, best de moeite waard kunnen maken. Dat is een stelregel van iemand, die een erfenis van anderhalve eeuw nering heeft aanvaard en ook graag wil doorgeven. Joop Snijers is dit jaar niet met vakantie gegaan. Er is namelijk nogal wat geld nodig voor de restauratie en verbouwing die hij gepland heeft voor zijn pand, dat nu de gloria verkeert maar nog een hele tijd mee moet. Over een paar weken is de winkel met de verzakte vloer hersteld in een toestand die aan weleer doet denken. Geen winkel die moet sluiten, maar en zaak die eeuwen aan kan. Kom daar nog maar 'ns om, vandaag. Maar het kan. Ook in Leiden. „En waarom zou dat niet kunnen?", vraagt Joop Snijers zich in gemoede af. Op 20 september barst de trots en voldoening los in een receptie, die in de lunchroom in de buurt van 6 uur wordt gehouden. De vijfde en zesde Snijersgeneratie staan klaar om. op de drempel van een nieuwe periode, verder geschiedenis te schrijven. LEIDEN Ter gelegenheid van het 150-jarig bestaan van de universiteit van Kaapstad in Zuid-Afrika zal de Leidse universiteit in ie der geval een reactie sturen. Dit heeft de universiteits raad gisteravond besloten. Men zal echter niet volstaan met een simpele felicitatie zoals het College van Be stuur enkele weken geleden voorstelde. De raad vond dit niet passend voor een uni versiteit waar de academi sche vrijheid ondergeschikt is aan rassendiscriminatie. Maar men heeft een uitzon dering gemaakt omdat er door de universiteit van Kaapstad duidelijk ge vraagd werd om een verkla ring die opgevat kan wor den als een bijdrage voor haar standpunt tegen ras sendiscriminatie op een uni versiteit. Zo'n verklaring kan moeilijk worden opge vat als steun aan de apart- TER GELEGENHEID VAN 150-JARIG BESTAAN UNIVERSITEIT heidspolitiek van Zuid-Afri ka. Het raadslid dr.M.de Haan merkte hierbij op dat het niet goed is om diegenen in Zuid-Afrika die goed wil len, te laten „verrekken". Een eventuele vertegen woordiging op. de festivitei ten in Kaapstad zelf kan al leen bestaan uit een "als zo danig bekend staand tegen stander van de apartheid in Zuid-Afrika." Het raadslid H.Schwencke heeft gisteravond vragen ge steld over ernstige misdragin gen van enkele bewoners van het studentenflatcomplex aan de Klikspaanweg. Mr.K.Cath, voorzitter van het College van Bestuur, merkte op dat de be trokkenen allereerst opgeroe pen zullen worden voor een onderhoud. Een gevolg van de ernstige misdragingen kan zijn dat de Stichting Studenten huisvesting via de kantonrech ter overgaat tot huuropzeg- ging- Het was gisteravond de laatste keer dat de universiteitsraad in zijn huidige samenstelling vergaderde. Volgende week zullen de in mei gekozen nieu we leden hun opwachting ma ken. Tevens was het gistera vond het laatste optreden van prof.dr.D.Kuenen als rector- magnificus. In zijn plaats komt prof.dr.A.Kassenaar, de vroe gere decaan van de medische faculteit. Als laatste nam af scheid de voorzitter van de universiteitsraad. dr.J.van Esch, dié deze functie enkele jaren vervulde. In zijn slot woord merkte hij op dat het vaak gesuggereerde harmonie model, dat absoluut geen con flicten toestaaytussen de uni versiteitsraad en het College van Bestuur eigenlijk niet be staat. Hij sprak liever van een huwelijk-model,waarbij zowel harmonie als- conflict' zeer nauw samengaan. LEIDEN Biologen van het Leidse Rijksherbarium hebben van april tot juli dit jaar botanisch onderzoek ver richt in het centrale deel van Celebes. De expeditie heeft ruw geschat onge veer 25 procent van de totale flora van Celebes in handen gekregen waarvan verschillende planten nieuw zijn voor de wetenschap. Het onderzoek werd verricht in het kader van een langlopende inventarisatie van de planten in het Zuidoost Aziatisch gebied. De expeditie werd gefinancierd door de Stichting WOTRO (Wetenschappelijk On derzoek in de Tropen) en werd behalve door het Rijksherbarium ook uitgevoerd door de LIPI, de Indonesische Academie van Wetenschappen. Het Rijksherbarium werd vertegenwoordigd door dr. M.M.J. van Balgooy, de expeditieleider, dr. E. Hennipman, C.J. de Joncheere en dr. E.F. Vogel. Van Indonesische zijde werd aan de expeditie deelgenomen door dr. I.G.M. Tantra en dr. D. Darnaedi. Flora Het centrale deel van Celebes beslaat bij na 50.000 vierkante kilometer en is bota nisch slecht bekend. Het binnenland was tot voor kort nauwelijks ontsloten. De flo ra van een gebied van dergelijke afmetin gen is pas redelijk bekend als gemiddeld 100 planten per 100 vierkante meter zijn verzameld. In 1950 waren er in centraal Celebes nog geen 6000 planten verzameld, een gemiddelde van 12 per 100 vierkante meter. De expeditie heeft dit aantal onge veer verdubbeld. Er zijn bijna 6000 collec ties gemaakt van twijgen met bladen en bloemen of vruchten, en 500 houtmon sters, in totaal ongeveer 20 kubieke meter, geconserveerd plantenmateriaal. Dit zal worden onderzocht om de diversiteit van de flora te bepalen. Verder 500 collecties levende planten opgestuurd aan botani sche tuinen in Indonesië en Nederland, yeel materiaal is gefixeerd voor specialis tisch microscopisch onderzoek. Uniek Twee gebieden werden intensief geïnven tariseerd, elk in ongeveer anderhalve maand veldwerk. In het noordwestelijk deel, 80 kilometer ten zuidoosten van Palu werd het Roroka Timbu massief (2450 me ter) onderzocht, vanuit basiskampen op 1000 en 2000 meter. Het nu nog vrijwel ongestoorde gebied is voorgesteld als uit breiding van het Lore Kalamanta natuur reservaat, maar het wordt ook bedreigd door uitkap door een houtmaatschappij Argumenten om het gebied te behouden zijn doorgegeven aan de Indonesische au toriteiten en instellingen op het gebied van milieu en natuurbescherming. Het gaat niet alleen om de ieer hoge natuur wetenschappelijke waarde, maar vooral om zekerstelling van de watervoorziening ten behoeve van de landbouw in het zeer droge Palu dal. In het zuidwestelijk deel werd het meren gebied rond Soroaka onderzocht, van 200 tot 1250 meter boven zeehoogte. Geolo gisch is dit zeer divers, met op elke ge steentesoort een zeer gespecialiseerde flo ra. Sinds vier jaar is er een nikkelmijn waarvoor grote oppervlakken van vegeta tie worden ontdaan met als resultaat dat de grond wordt afgevoerd. Bij de beheer ders van de mijn is aangedrongen op het behoud van tenminste een deel van de bij zondere vegetaties op de nikkelhoydende gronden. Ook zijn adviezen gegeven voor herbebossing van stukken die na de mij- noperatie volledig ontgrond achterblijven. „De financiering van de academische ziekenhui als van de faculteiten dér ge- skunde zou moeten geschieden r het ministerie van Volksge- dheid en Milieuhygiëne. De rdracht van de boedel van het ïisterie van Onderwijs en We- schappen naar dit ministerie i moeilijk nog langer worden gesteld", aldus de heer drs. ,M. Verhey, algemeen direc- p en directeur algemene zaken imiddag bij zijn officiële af leid van het Academisch Zie- huis Leiden. i acht dit echter onhaalbaar én het r en daarvan derhalve ongewenst. Onze gingen in Leiden met het streven een universitair medisch centrum in daarvoor al genoeg aanwijzingen. oplossing bleek onhaalbaar ofschoon eer gematigd was. Getracht werd de delen van Onderwijs en Volksgezond- onder één beheer te brengen met liediging van de gescheiden bestuurlij- verantwoordelijkheden. Daarbij bleek de-verknochtheid tussen medische fa- a Bit en universiteit te groot was en het j öcratisch bestuurssysteem te verschil- van het meer bedrijfsmatige volksge- iheidssysteem om een degelijke oplos- mogelijk te maken", aldus de heer hey. onstuitbare groei van de patiënten- gaat bij gelijk blijvende middelen on- eatif oepelijk ten laste van de onderwijs- Pla mderzoektaken. Het onderwijs en het Brzoek is door de stagnerende besluit- ning de verliezende partij. Gegeven nul-lijnbeleid is hef niet te verwach- dat hier een oplossing voor komt. Bei- Directeur Verhey de ministers zullen geneigd zijn ,om alles bij het oude te laten. Doorbreking van de huidige impasse is echter alleen mogelijk door het volume van onderwijs, onder zoek en patiëntenzorg binnen de onder handelingen te betrekken. Hieraan blij ven nadelen verbonden. Om die nadelen te minimaliseren zou ik drie suggesties willen doen. Er moeten duidelijke spelre gels voor de onderhandelingen komen, waartoe beide partijen wettelijk gebonden worden; het nadeel van de dubbele loyali teit der academische ziekenhuizen en het nadeel van zaken te "moeten doen met twee departementen wordt op zo hoog mogelijk niveau opgevangen door het aanwijzen door beide ministers van een coördinator academische ziekenhuizen en/of»een gremium met dezelfde bevoegd heden in de richting van deze instellingen als de ministers; de minister-president moet beslissen indien beide ministers niet of niet tijdig tot overeenstemming ko men", aldus de scheidende directeur. „Be sluitvorming op ministerieel niveau met reëel overleg mag niet langer worden uit gesteld. Met overleg en besluitvorming zijn de academische ziekenhuizen de afge lopen twee jaar niet verwend; zij bevin den zich thans in een situatie dat ieder be sluit beter is dan geen besluit. Wijsheid en vooral politieke moed zullen daarbij be langrijker zijn dan het geld, want geldge brek in absolute zin kunnen de betrokken bewindslieden, die samen voor ongeveer 40 miljard gulden jaarlijks verantwoorde lijk zijn niet als argument voor hun tal men aanvoeren. Vast staat dat niet ontko men zal kunnen worden aan verdere prijsstijgingen, onder meer ter dekking van in het verleden gemaakte kosten, én aan beperkingen der medische consump tie". De heer Verhey werd in 1924 in Maas tricht geboren. Hij studeerde economie aan de Gemeente-Universiteit van Am sterdam. Van 1953 tot 1959 was hij werk zaam in de industrie. In 1959 werd hij eco nomisch directeur van het St-Lambertus- ziekenhuis in Helmond en in augustus 1969 volgde zijn benoeming tot directeur algemene zaken van het Academisch Zie kenhuis Leiden. In 1974 werd hij ook be noemd tot algemeep directeur. De heer Verhey vangt op 1 september zijn werk zaamheden aan als voorzitter van het be stuur van het ziekenhuis St-Annadal in Maastricht en als voorzitter van het be stuur van het Academisch Ziekenhuis bij de Rijksuniversiteit Limburg in Maas tricht. De heer Verhey sprak zijn afscheidsrede uit in de aula (gebouw 50) van het Acade misch Ziekenhuis. Na afloop van het offi ciële gedeelte volgde een drukbezochte, geanimeerde receptie.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidse Courant | 1979 | | pagina 5