In Middellandse Zee verdwijnen schepen, lading en bemanning op mysterieuze wijze Britse kastelein maakt harnassen op maat WOENSDAG 8 AUGUSTUS 1979 LEIDSE COURANT WOENSDAG 8 AUGUSTUS 1979 PAI MARSEILLE Neen. de Middellandse Zee is geen veilig vaarwater meer. De Maffia en andere „industriële" ondernemingen met kapitaal hebben zich op deze oude wereldzee geworpen en beoefenen daar de zeeroverij in nieuwe stijl en dat legt hun geen windeieren. Zeker, af en toe speelt zich nog een piratenactie oude stijl af, zoals in oktober 1978, toen de Griekse vrachtboot Kerkyra ten zuiden van Cyprus -uitaeDlunderd werd door een oiratenschio. dat een vroegere Britse kanonneerboot bleek te zijn. Deze zeeroof leverde de piraten een buit van anderhalf miljoen dollar op, maar ze moesten er wel beestachtig hard voor werken: het overladen van de lading was een enorm werk en duurde maar liefst drie dagen. In januari werd de eveneens Griekse Transporta, nadat een piratenschip het vuur geopend had. "gedwongen om op weg van Cyprus naar Libanon te stoppen. De lading, whisky en sigaretten, werd overgeladen op het piratenschip. De kapitein van de Transporta werd als gijzelaar meegenomen en hij is nooit meer teruggezien. Volgens hardnekkige geruchten hadden de rederijen van de Kerkyra en de Transporta en/of de gezagvoerders gemene zaak met de piraten gemaakt. Maar in elk geval zijn deze vormen van zeeroverij vrijwel uitzonderingen In de meeste gevallen verdwijnen vrachtschepen zonder een spoor na te laten. In de afgelopen twee jaar zijn zo maar liefst 200 schepen op de Middellandse Zee -verdwenen. Behalve dat hebben 57 Griekse schepen in het afgelopen jaar op een geheimzinnige manier schipbreuk geleden. Dat is 26 pet van de scheepsverliezen over de gehele wereld en dit kostte de verzekeringsmaatschappijen een lieve duit van tussen 300 en 400 miljoen gulden. Maar het geijkte scenario is toch wel het spoorloos laten verdwijnen van schip, lading en bemanning. Dat was bijvoorbeeld het geval met de Vita Sea, die met een lading chroom en tin op weg was naar Marseille. Bij helder en kalm weer werd het schip waargenomen in de Straat van Corsica, varend op westelijke koers. Daarna ontbreekt elk spoor en in Marseille wacht de importeur nog steeds op zijn chroom en tin. Bemanning in Libië? De maritieme autoriteiten zijn van mening, dat de bemanning in Libië verblijft, waar ook de bemanning van de een jaar geleden spoorloos verdwenen Franse DC-3 gevangen gehouden zou worden. Tussen het verdwijnen van de Vita Sea en van het vliegtuig zou een bepaald, niet nader te verifiëren verband bestaan. Het plan om de piraterij tot nieuw leven te wekken zou afkomstig zijn van de Amerikaanse Maffia, de Cosa Nostra. Deze hield zich al bezig met het plunderen van loodsen in havens en op vliegvelden. De gedachte dat het meer profijt zou opleveren een schip te kapen met een veel kostbaarder lading dan in een loods was te vinden was dus een min of meer logische stap. De moordende concurrentie tussen en de moeilijkheden van de kleinere Griekse reders boden de mogelijkheid om deze plannen in werkelijkheden om te zetten. De reders kregen bezoeken van geheimzinnige lieden, die hun indrukwekkende sommen aanboden en contant betaalden, waartegenover alleen van de reders stringent stilzwijgen werd geëist. In de praktijk verloopt de operatie aldus: reder en/of gezagvoerder zijn tot medeplichtigen van de Maffiakopstukken gemaakt. Op een gegeven ogenblik, tijdens de vaart, krijgen ook de bemanningsleden geld aangeboden om „mee te werken". Wie niet goedschiks toestemt wordt uitgeschakeld. Vaak is er helemaal geen sprake van premies, maar worden de bemanningsleden onder geweld van wapens gedwongen de bevelen van de Maffia op te volgen. Om te beginnen worden er vaten verf uit het ruim gehesen en de bemanning moet de romp opschilderen in een andere kleur dan de oorspronkelijke. Roestplekken en -strepen worden niet aangeraakt om het schip niet te nieuw te doen lijken en soms worden zelfs opzettelijke beschadigingen aangebracht. Vervolgens worden naam en thuishaven veranderd en krijgt de schoorsteen een nieuw redersembleem. Tenslotte wordt er nog gerommeld aan de mastconstructie. Uiteraard wordt er op een andere koers gevaren. Ongerustheid Als de wachtende importeur naar Athene of naar Saloniki belt of telext, krijgt hij het ontstellende antwoord van de rederij, dat men daar in dodelijke ongerustheid verkeert, omdat al in geen dagen of weken een bericht van het schip dat inmiddels al lang in een of andere Afrikaanse haven ligt ontvangen is. Autoriteiten en verzekeringsmaatschappijen worden gewaarschuwd, maar het is praktisch onmogelijk een vaartuig op te sporen, dat van uiterlijk veranderd is, onder een nieuwe vlag en naam vaart, waarvan de papieren deskundig vervalst zijn en waarvan de oorspronkelijke bemanning op de een of andere manier uitgeschakeld is. Daar is bijvoorbeeld het geval van de Griekse Denis M. uit Piraeus. Deze nam in Roemenië een lading cement in met bestemming Nigeria. Het schip is daar nooit aangekomen maar blijkt wel onder de naam Rigoletto en onder Panamese vlag de cement in Port Soedan gelost te hebben. Onnodig te zeggen dat de importeur in Nigeria de lading tevoren betaald had. Sedertdien schijnt de Denis M. weer van naam veranderd te zijn en is opnieuw in Roemenië cement gaan halen, maar nu onder de naam Ocean Glory en onder Cypriotische vlag. In september verleden jaar meerde de Ocean Glory in Port Said en de Griekse consul werd ijlings op de hoogte gesteld. Hij nam een expert in de arm die zei, dat het schip hem bekend voorkwam en ongetwijfeld oorspronkelijk de Denis M. was geweest. De consul ging aan boord, nam de scheepspapieren mee en stelde zich in verbinding met Athene. Athene gaf als uitsluitsel: „Papieren van Ocean Glory zijn vals". Maar voor er verder iets gedaan kon worden, had de Ocean Glory de kabels gekapt en was verdwenen. Volgens de deskundigen aarzelt de Maffia niet om een schip tot zinken te brengen als het gevaar groot is, dat het ontdekt wordt. Heel wat gecamoufleerde oorspronkelijk Griekse schepen, worden niet alleen voor frauduleuze operaties gebruikt, maar ook voor smokkelhandel in wapens of verdovende middelen. De grote werkloosheid onder het zeevarend personeel komt daarbij goed van pas. Soms zijn de schepen niet eens verzekerd, maar soms wordt ook wel verzekeringschantage gepleegd. Dat gaat zo: een importeur klaagt bij de reder dat zijn vracht nooit is aangekomen. Deze antwoordt dan zelf geheel zonder nieuws over zijn schip te zitten. Maar hij is dan wel bereid om „een verlies- of vermissingsverklaring" voor de verzekering op te stellen, maar dan moet de gedupeerde importeur wel enkele honderdduizenden dollars neertellen. Een concreet geval van verzekeringschantage is dat van de Cretan Palm, een Grieks vaartuig dat voor rekening van Ahmed Abdoel Rehman en Zoon in Hodeida (Noord-Jemen) in Singapore een lading kostbaar hout aan boord nam. De lading was tevoren door de Noordjemenitische firma betaald. De Cretan Palm is nooit aangekomen. De importeur die al eens iets over deze moderne piraterij gehoord had, vloog naar Athene, waar de reder hem verzekerde, dat de verzekeringsmaatschappij zou betalen, maar dat kostte de importfirma wel een half miljoen dollar... Rehman weigerde dit te betalen en riep de hulp in van de Griekse autoriteiten. Hij kreeg hulp, maar deze leverde niets op. Toen nam Rehman een privé-detectivebureau in de arm en dat bracht enig resultaat: tussen Singapore en de Perzische Golf was de Cretan Palm van naam veranderd en omgedoopt in Gloria. Dit, zoals bleek, op bevel van de reder in Athene. Eveneens op diens order zette de Gloria, onder bevel van een kapitein Chandras koers naar Doebai. Als Gloria is het schip daar nooit meer uitgevaren. Na een langdurig onderzoek bleek, dat er een schip, dat wel eens de Gloria en de Cretan Palm had kunnen zijn, onder de naam Maria S., behorende tot de Jessica Marine Company uit Limassol (Cyprus), op 18 april uitgevaren was. Uiteindelijk hebben vader en zoon Rehman uit Hodeida genoegdoening gekregen en de lading hout zou te hunner gunste bij opbod verkocht zijn. SI meespelen of de bevelen van de reders aan" laars lappen. Er zou zelfs een moordbrigade bestaan om zeelieden, die gevaarlijk kunnen worden, onschadelijk te maken. Er wordt ge\ gemaakt van een kapitein die voortdurend voortvluchtig is, omdat de Maffia gezworen h hem te pakken te krijgen. Kapitein Demosthi - Constantinopoulos werd onder het eiland Ma g j gekaapt door een piratenschip. Hij probeerdt «M te verzetten, was daarna dagenlang gijzelaar, f zijn eigen schip en men poogde hem te dwiry het schip bij de Kanarische Eilanden tot zinkei brengen. Bij weigering zou zijn eveneens gegijzelde zoon gedood worden. Dank zij een slaagde hij er in zowel zoon als schip te redt Kort nadien dook hij onder in Amsterdam en probeerde het schip te laten verkopen, omda bemanning nooit gage had gehad en daarme JL kon hij geen vrede hebben. Het schip bleek evenwel onverkoopbaar, omdat het officieel r meer bestond. Sedertdien is hij voortvluchtig. (Vai voor de justitie, maar voor de Maffia. Andere gezagvoerders en zeelieden zijn mintVj H/ gelukkig geweest. Zij vonden een mysterieuzgkshui dood of gingen, samen met hun vaartuigen, de ot onder. eigena Natuurlijk proberen de autoriteiten aan de pirjnciële in en om de Middellandse Zee. paal en perkjnen v stellen. De verzekeringsmaatschappijen hebb|niet r hun tarieven zwaar verhoogd voor schepen djk no| ouder zijn dan vijftien jaar en bovendien nogbewin Griekenland of Cyprus afkomstig zijn. En Athflruk", heeft nu een soort vliegende brigade, met lands* vérgaande volmachten om een onderzoek in dit na stellen naar Griekse schepen, met het doel d|wfon maritieme naam van het land te herstellen, zejicht nde binnentreedt. (Van onze correspondent Roger Simons) LONDEN Voor een harnas op maat moet je bij Tony Tolomey zijn. Tony is de kastelein van het café „The Royal Oak" in het dorpje Ramsdon van het Engelse graafschap Oxfordshire. Hij heeft een lucratieve en interessante bijverdienste. Bij hem kun je altijd terecht voor een kunstig gemaakt harnas. De 38-jarige Tolomey neemt eerst zorgvuldig je maat in zijn kleine smidse naast het café. Hij werkt volgens strikt middeleeuwse regels van de kunst. Een volledig harnas maken, vraagt zes weken. De prijs bedraagt ongeveer 1500 pond. Het is een mooi cadeau voor iemand die je met niets anders meer kunt verrassen. Tolomey smeedt jaarlijks minstens vijf complete harnassen, benevens dozijnen zwaarden, dolken, hellebaarden, helmen en schilden. Hij doet dit nu al tien jaar. „Maar ik kan mezelf nog niet als een echte wapensmid beschouwen", zegt hij. „In de middeleeuwen had men daar twaalf jaar leerschool voor nodig". Tony Tolomey is sedert zijn jeugd verzot op middeleeuwse wapens. Als hij op de ouderlijke hoeve in het Noordengelse graafschap Yorkshire een bruikbaar stuk oud ijzer vond, maakte hij er een zwaard van. Pas tien jaar geleden begon hij dit soort werk als een echte hobby te beschouwen. Hij bracht veel tijd door in musea en bibliotheken om authentieke modellen te zoeken en om te leren hoe middeleeuwse wapensmeden hun kunstwerken tot stand brachten. De beroepsgeheimen van dit vak zijn echter niet gemakkelijk te achterhalen. Wapensmeden waren erg belangrijke lieden. Zij stonden aan het hoofd van werkplaatsen waarin dozijnen specialisten ieder een apart onderdeel vervaardigden. Dergelijke ambachtslieden verstonden de kunst om van elk harnas Iets bijzonders te maken. Hun werk werd trouwens onderzocht door controleurs, die zware proeven deden met gebruik van echte wapens. Elk borstpantser dat werkelijk bestand was tegen de lans, het zwaard of de kruisboog kreeg een speciaal stempel. Voor de ridders uit de middeleeuwen was dit een garantie dat zij in vertrouwen konden kopen. Op het vervalsen van dergelijke k waliteitsstempels stonden trouwens strenge straffen. „Dat was maar goed ook", zegt Tony ToUomey, „want de middeleeuwse wapensmeden vroegen een hoop geld voor hun werk. Een gewone ridder, die zich toen een volledig harnas aanschafte, betaalde daar evenveel voor als nu iemand die een huis, een wapen en een kleurentelevisie koopt. Hendrik de Achtste van Engeland en Filips de Tweede van Spanje telden in hun tijd met graagte vijfduizend pond neer voor een met zuiver goud versierde helm". ToUomey heeft ook klanten, die zich het een en ander kunnen veroorloven. Negentig percent van zijn produktie gaat naar Amerika, waar harnassen tepenwoordio raar in de mode zijn. Sommii Amerikanen dragen zo'n ijzeren kostuum optochten of bij speciale bijeenkomsh van hun sociëteit. Anderen zetten het ding te pronk in hun huis. Een natuurgetrouw harnas trekt altijd wel de aandacht. Tony Tollomey heeft een wachtlijst van twaalf maanden. Hij ontvangt bestellingen uit heel de wereld. ROGER SIMONS

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidse Courant | 1979 | | pagina 6