i. Oscar
Newman
laat
hoogbouw
in
Bijlmer
het liefst
i opblazen
Als Skylab
kernreactor
aan
boord
had gehad..
Niet alleen de grote omvang, maar dé grote
omvang in combinatie met de grote hoogte
bevordert volgens Newman een klimaat,
waarin criminaliteit kan tieren.
vaas
nenseA
eid 1
<e I
tukken
I
jigeniJ
ie I
jeval I
I
oreenl
AMSTERDAM Gedurende de hele
maand augustus verblijft de Ameri
kaanse stedebouwkundige prof. Oscar
iNewman in Amsterdam. Hij komt er
op uitnodiging van het gemeentebe
stuur tegen een honorarium van
25.000 gulden een studie maken
;van de samenhang tussen misdadig
heid en planologische opzet in deBiil-
mermeer. Hij kent dit betonnen men
senpakhuis nog niet uit eigen aan-
en schouwing, maar na een blik op de te
keningen en plattegronden heeft hij al
I jlaten weten: „Van alle projecten in de
hele wereld die ik heb gezien en
;dat zijn er veel is dit het slechtste
;ontwerp". Aangezien prof. Newman de
Ireputatie geniet van een man die kwa
lijke hoogbouw domweg op laat bla-
afl zen, ligt het vermoeden voor de hand
d. dat Amsterdam zich wat hem betreft
snel enkele tonnen dynamiet aan mag
schaffen. Voorts is de verwachting ge
wettigd dat de resultaten van zijn stu
die niet beperkt zullen blijven tot de
gewraakte Bijlmer, maar dat ze van
invloed zullen zijn op allerlei hoog
bouwprojecten in Nederland; op heel
het planologische denken wellicht. Er
gaat een knuppel in het hoenderhok
I van onze onveilige slaapsteden.
Natuurlijk is aan de komst van Newman
w de nodige deining vooraf gegaan. Zo
heeft de Stichting Wijkopbouw Orgaan
Bijlmermeer pertinent geweigerd aan
het onderzoek mee te werken. „We
hebben grote twijfels over de mogelijk
heid dat een Amerikaanse prof in vier
weken tijds achter de problemen van de
Bijlmer kan komen en daar goede ant
woorden op weet te vinden". En: „We
hebben geen behoefte aan een onder
zoek dat zich concentreert op de be
strijding van de criminaliteit, een gevaar
dat ingebakken zit bij het binnenhalen
van Newman. Wat betreft de criminali
teit die overigens hier niet hoger is
dan het gemiddelde in Amsterdam
hebben we zelf al talloze voorstellen ge
daan in de sfeer van de verbetering van
sociale omstandigheden en het op peil
brengen van het voorzieningenniveau,
voorstellen die in de praktijk zinvol zijn
gebleken en waarvoor echt geen onder
zoek nodig is".
Het heeft niet mogen baten. De komst
van prof. Newman gaat door. Wat van
hem verwacht wordt, vergt nauwelijks
giswerk, want de man van wie het initia
tief tot de uitnodiging is uitgegaan, heet
Martin Essenberg, hoofd van de afde
ling verenigingswoningen van de ge
meentelijke dienst Volkshuisvesting. Es-
senberg heeft in zijn strijd tegen vanda
lisme én criminaliteit in de Bijlmer zelf al
enkele maatregelen genomen als het af
sluiten van onderdoorgangen en het
aanbrengen van hekken. Waar hij ech
ter heen wil, is de sloop van de parkeer
garages en het afsluiten van de binnen
straten. Ook het installeren van televi
siecamera's en geluidsapparatuur op
galerijen en in liften of trappenhuizen
door middel waarvan de bewoners zelf
hun directe omgeving kunnen bespie
den, behoort tot de mogelijkheden. Big
Brother uit Orwells „1984", reeds voor
dat onheilsjaar de Bijlmeer ingehaald.
De vrees bestaat zelfs- dat de groen
voorziening die de grauwe wijk nog een
enigszins leefbare aanblik geeft, zal
sneven, mocht Essenberg zijn zin krij
gen.' Bij dit alles is prof. Newman zijn
profeet.
■Wie is deze (met een Nederlandse
vrouw getrouwde) hoogleraar uit New
York? Zijn komeet ijlde het firmament
van wereldvermaardheid binnen toen hij
in 1972 zijn boek „Defensible Space"
publiceerde met de ondertitel „Mens en
Ontwerp in de Stad van Geweld". Het
begrip dat hij introduceerde, betekent
zoveel als "verdedigbare ruimte" en vat
een reeks van maatregelen samen die
echte en symbolische grenzen schep
pen rond een duidelijk afgebakend,
goed te overzien leefgebied waarvan de
bewoners precies weten wat er omgaat.
De huidige flatgebouwen belichamen
het tegendeel van deze gedachte en zijn
dus verwerpelijk, meent Newman. Hij
rekent voor: in gebouwen van zes ver
diepingen bedraagt het percentage van
criminaliteit 2,6 per 1000 bewoners; bij
gebouwen van negentien verdiepingen
of meer loopt dit cijfer op tot 11,5 per
1000 bewoners. „Het feit", zegt New
man, „dat projecten van meer dan dui
zend flats met gebouwen van meer dan
zeven verdiepingen de hoogste misda
digheid vertonen, bewijst de stelling:
niet alleen de grote omvang, maar de
grote omvang in combinatie met de
grote hoogte bevordert een klimaat
waarin criminaliteit kan tieren". Opval
lend is inderdaad zijn bevinding dat 31
percent van alle berovingen in woonwij
ken plaats vindt in de lift.
Talloos zijn de bezwaren die stede-
bouwkundige Oscar Newman aanvoert
tegen de anonieme hoogbouw waarin
de moderne maatschappij zijn leden
meestal die met lagere inkomens op
slaat. Als hij de verhouding tussen pu
bliek en politie onder de loep neemt,
komt hij tot de slotsom: „In naamloze
flat-jungles met veel misdadigheid tre
den politiemensen hetzij uit angst,
hetzij omdat ze de grauwe eenvormig
heid als negatief ervaren vaak dicta
toriaal, met willekeur op en hebben ze
geen oog voor de rechten en noden van
de bewoners. Komen ze in een wijk met
laagbouw, dan gedragen diezelfde poli
tiemensen zich als beleefde, attente
overheidsdienaren. Ze voelen zich er op
hun gemak en vertrouwd en de omgang
met de burgerij verloopt soepeler. De
bewoners van deze wijken doen niet al
leen veel vaker aangifte van de misdrij
ven waarvan ze slachtoffer dan wel ge
tuigen zijn, maar ze maken de politie
ook opmerkzaam op rondhangende on
bekenden of op toestanden die een be
dreiging inhouden.
Helaas voor prof. Newman staan de
flats er nu eenmaal en voor opblazen
zullen weinigen te porren zijn. Wat dan?
Het toverwoord waarmee de hoogge
leerde stedebouwkundige voor de dag
komt, heet „sociale controle". Populair
gezegd: richt de flats dusdanig in dat
de bewoners toezicht kunnen houden
op wat zich in hun onmiddellijke omge
ving-afspeelt. Alleen de wetenschap al
dat ze gezien kunnen worden, houdt
ongewenste elementen weg en voor
komt dat medebewoners hun boekje te
buiten gaan. Gedurende duizenden ja
ren, aldus Newman, heeft die sociale
controle goed gewerkt, want de mens
bouwde zijn woning zo dat iedereen
kon zien: dit is mijn territoir, en dat elke
inbreuk daarop onmiddellijk waarneem
baar was. Criminelen konden slechts te
werk gaan „als dieven in de nacht". Die
architectonische traditie, klaagt New
man, hebben we onder de druk van
nieuwe bouwtechnieken en woningnood
losgelaten. In onze wedren om de ver
stedelijking en bevolkingsgroei bij te
benen, zijn we steeds meer en steeds
sneller gaan bouwen zonder ons af te
vragen wat we bouwden. Aanvankelijk
viel het nog te bekijken. De eerste
woontorens werden neergezet voor de
gegoede klasse die een portier kon be
talen en personeel. Zo wist men het
wegvallen van de sociale controle op te
vangen. Maar met de bouw van flats
voor de lager betaalden, weerloos in
hun blokkendozen, begon de ellende.
Geen sociale controle, geen toeziend
oog van portier of personeel en een
bange dan wel vijandige politie. Is een
vruchtbaarder voedingsbodem voor cri
minaliteit denkbaar?
Langs de weg van deze overwegingen is
prof. Newman op het idee gekomen
flatgebouwen voor zover ze niet op
te blazen vallen om te vormen tot
een „verdedigbare ruimte", tot een
overzichtelijk leefgebied waar de men
sen elkaar weer op de vingers kunnen
kijken, want meer is sociale controle
natuurlijk niet. Situeer de ingangen vlak
aan straat. Richt portieken en hallen
qua beglazing en verlichting» zo in dat
niemand zich er verdacht op durft hou
den. Zorg dat de ramen van de flats uit
zicht geven op de toegangen naar het
gebouw. Maak die toegangen 'niet tot
sluipwegen, hoe leuk de struiken, hees
ters en bosschages ook staan waarach
ter vandalen, straatrovers, aanranders
en erger zich kunnen verschuilen. Rust
liften en brandtrappen uit met dusdani
ge voorzieningen dat niemand zich er
ongemerkt kan bevinden. My home is
my castle, mijn huis is mijn kasteel,
compleet met uitkijktorens; daar wil
prof. Newman heen.
„In de huidige sfeer van groeiende mis
dadigheid en vleuggellam gezag", be
toogt hij, „is controle door de gemeen
schap het enige antwoord, willen we
weer een veilige woonomgeving krijgen.
Veel misdaden zijn eerder gelegen
heidsmisdaden dan dat er voorbedach
te rade aan te pas komt. De gelegen
heid maakt de dief. Aangezien een be
langrijk deel van de criminaliteit in
woonwijken gevormd wordt door gele-
genheidsmisdrijven, ligt het voor de
hand dat die criminaliteit zal verminde
ren als we de gelegenheid wegnemen:'
De woning en zijn omgeving moeten
volgens prof. Newman (die hier zijn ste
debouwkundige leerstoel ruilt voor een
psychologische) als absoluut veilig erva
ren worden. Anders valt de samenleving
als los zand uit elkaar. Onveiligheid el
ders wordt nog wel geaccepteerd. Men
weet dat men die gevaarlijke plaatsen
kan vermijden of dat men zich ertegen
kan wapenen. Men heeft een keuze. In
de woning en de directe omgeving
daarvan bestaat die keuze niet. Men is
eraan gebonden, graag of niet. Daar
leeft het gezin, daar wordt de komende
generatie grootgebracht, daar bevinden
zich de meest kwetsbare leden van de
samenleving, daarheen gaat men om de
geestelijke accu op te laden. „Om al
deze redenen", vindt prof. Newman,
„moet de veiligheid van onze huizen op
de eerste plaats komen, zelfs al mocht
dit met zich meebrengen dat de crimi
naliteit zich naar elders verplaatst. Laat
mensen die het niet laten kunnen, hun
misdadigheid uitleven op banken, op
fabrieken, op zakenpanden, op win
kels". Prof. Newman komt de Bijlmer
meer onderzoeken, dat is duidelijk. Wat
men in de Kalverstraat over zijn denk
beelden zal zeggen, is hem een zorg.
PIET SNOEREN j
SF-REPORTAGE
„VALLENDE STER"
(Van een onzer redacteuren)
„Vallende Ster" is opgenomen in de science-
fiction-reeks van Bruna's „Zwarte Beertjes",
maar eigenlijk is het toch geen science-ficti
on in de gebruikelijke betekenis van het
woord. „Ik heb het zelf dan ook heel bewust
omschreven als „een reportage uit de toe
komst"; een toekomst bovendien die elk mo
ment werkelijkheid kan worden". Dit zegt
Sjoerd van der Werf (44), journalist en ruim
tevaartpublicist uit Leeuwarden over zijn ro
man „Vallende Ster", die dezer dagen bij
Bruna verscheen. Hoewel hij al eerder boe
ken schreef, is dit toch zijn eerste roman,
waarin de wereld van de ruimtevaart en de
internationale politiek hoofdrollen spelen.
„Vallende Ster" verschijnt mooi op tijd. Het
verhaal gaat namelijk over een enorm ruimte
station,de Russische Ster-1, die als gevolg van
technische moeilijkheden in een veel te lage
baan blijft en op aarde een ramp dreigt te ver
oorzaken. Gebeurtenissen dus, die sterke
overeenkomst vertonen met de toestanden
rond het Amerikaanse Skylab-ruimtelaborato-
rium. Tussen het reële Skylab- en het fictieve
Stergevaarte is echter één groot verschil: Sky
lab produceerde zijn eigen elektrische energie
met behulp van grote zonnepanelen (al werd
er bij de lancering in 1973 één van die panelen
afgescheurd....), terwijl Ster-1 voor zijn elektri
citeitsvoorziening is uitgerust met een kernre
actor. En dan niet zo'n mini-reactor zegt
Van der Werf als destijds de Russische
Kosmos-954, die in januari 1978 boven Cana
da verging en dagenlang het nieuws beheer
ste, maar een exemplaar met een grote hoe
veelheid splijtstof.
Dreiging
Pogingen van de Russen om hun Ster-1 toch
nog in goede banen te leiden „goede ba
nen" in de meest letterlijke betekenis van het
woord mislukken. De baan van de rond de
polen cirkelende Ster-1 komt steeds dichter
bij de aarde te liggen en computerberekenin
gen geven tenslotte zelfs de plaats aan, waar
de brokstukken vrijwel zeker terecht zullen ko
men. De bedreigde bevolking ziet het eerst al
lemaal wat gelaten aan, maar kan uiteindelijk
toch tot evacuatie worden bewogen. Per slot
van rekening gaat het niet om het neerkomen
van „alleen maar een zwerm roodgloeiende
brokstukken, maar vooral om radio-actieve
besmetting, die de streek in het grensge
bied van België en West-Duitsland voor
honderden jaren onbewoonbaar kan maken.
Daar tussendoor spelen de emoties van een
vrouwelijke astronaut aan boord van een Ame
rikaanse Space Shuttle, in het boek steeds
aangeduid als „Spaceplane". Tijdens haar ver
blijf in de ruimte krijgt haar jongste zoon een
ernstig ongeluk. Haar wordt de keus gelaten:
meteen naar de aarde terug of „bóven" blijven
en meehelpen aan de reddingsacties. Een on
menselijk harde keus. Immers, als ze besluit
naar de aarde terug te keren, zal Ster-1
hoogstwaarschijnlijk niet meer kunnen worden
gered, met alle daaraan verbonden risico's.
Sjoerd van der Werf, van wie regelmatig bij
dragen over ruimtevaart en daarmee verband
houdende zaken verschijnen in onze krant, El-
seviers Magazine en NRC Handelsblad,
schreef eerder vier populair-wetenschappelijke
boeken over ruimtevaart: „Avontuur in de kos
mos", „Bestemming Maan", „Tweelingen in
de ruimte" en „Rusland in de ruimte". Ook
werkt hij van tijd tot tijd mee aan programma's
van de Wereldomroep en de BRT.
Geen boodschap
Hij zegt geen „boodschap" te hebben willen
uitdragen met zijn „Vallende Ster". „Natuur-
Sjoerd van der Werf ...feiten en fantasie...
lijk", geeft hij toe, „heb ook ik wel degelijk zo
mijn bedenkingen tegen een ongelimiteerde
toepassing van kernenergie en dan vooral de
kernsplitsingsenergie met zijn moeilijk op te
lossen afvalproblemen, maar ik vond het niet
zo nodig om daar een „boodschap" aan te
wijden. Dat aan kernreactoren bij de huidige
stand van de techniek bezwaren en risico's
verbonden zijn, blijkt gewoon uit mijn verhaal,
zonder dat ik er direct de hoofdzaak van heb
gemaakt. Ik ben helemaal niet zo „boodschap
perig". Ik heb rond dat Russische ruimtestati
on Ster-1 gewoon een verhaal geschreven, een
reportage, die een combinatie is van feiten en
mogelijkheden...".
Op één bepaalde ontwikkeling heeft hij overi
gens wel duidelijk vooruitgegrepen. In zijn
„Vallende Ster" blijkt het namelijk mogelijk te
zijn om de plaats, waar de brokstukken drei
gen neer te vallen, nauwkeurig te bepalen. Zal
dat in de toekomst ooit mogelijk zijn?
„Daar wordt wel eens aan getwijfeld", geeft
Van der Werf toe, „vooral omdat de vaak erg
onberekenbare en onvoorspelbare gedragin
gen van de zon in heel dat ingewikkelde pro
ces zo'n belangrijke rol kunnen spelen. Maar
mijn Ster-1 komt dan ook naar beneden tij
dens een periode van "minimale zonne-activi-
teit. Dat maakt zelfs nü eventuele voorspellin
gen al een stuk gemakkelijker. En voor de rest
is het de vrijheid van de schrijver, zeker in dit
genre, om een ontwikkeling, die nu nog wordt
betwijfeld, gewoon als een reëel gegeven te
gebruiken. Veertig jaar geleden zag ook nog
niemand een maanreis zitten, maar intussen is
het toch al weer tien jaar geleden dat die eer
ste maanlanding werkelijkheid werd".
Plannen
Plannen voor een volgend boek heeft hij zeker.
„Ik heb echt wel een paar bruikbare ideeën",
zegt hij. „Alleen, ik doe het naast mijn normale
werk. En dan gaat het natuurlijk niet zo hard.
Trouwens, er zijn ook perioden, dat het op het
gebied van de gewone ruimtevaartjournalistiek
zó druk is, dat je echt geen zin hebt om er dan
ook nog eens in wat meer geromantiseerde,
verhalende vorm over te schrijven".
In de jubileumuitgave van de NVR (Nederland
se Vereniging voor Ruimtevaart), die in decem
ber 1976 verscheen, schreef Van der Werf on
der meer: „Er zijn ogenblikken, dat het specia
lisme (hij doelde daarmee op de ruimtevaart-
journalistiek) je zóveel werk op het benarde lijf
schuift, dat satellieten, ruimtesondes, astro
nauten, telemetrische gegevens, raketten en
volgstations je bij wijze van spreken uiter
aard de neus uitkomen".
Sjoerd van der Werf heeft in de loop der jaren,
niet alleen in Nederland, een reputatie verwor
ven van objectiviteit en betrouwbaarheid in
zijn ruimtevaartartikelen. Hij kreeg daar zelfs
officiële Amerikaanse lof voor. Loopt zo'n re
putatie eigenlijk geen gevaar, wanneer je een
verhaal schrijft als „Vallende Ster", waarin
toch allerlei zaken aan de orde komen, die zui
ver produkten van de fantasie zijn?
Hij blijkt er zich geen zorgen over te maken:
„Wat dat betreft, ben ik dan toch maar weer
blij, dat het verhaal is opgenomen in een
science-fiction-reeks. Want in science-fiction
kan letterlijk alles. Mijn fictie, mijn fantasie, is
alleen maar gecombineerd met realiteit. Nou
én... ik vond het een aardige combinatie, die
voldoende mogelijkheden biedt, zij het natuur
lijk wat minder dan het pure SF-genre, dat
sommige schrijvers verleidt tot het maken van
ridderverhalen (compleet met draken), die zich
op bizarre werelden afspelen. Ik ben daar per
soonlijk niet zo wild van. Maar goed, smaken
verschillen nu eenmaal. Misschien was dat wel
één van de belangrijkste redenen waarom ik
bij de reportagevorm van „Vallende Ster" te
recht ben gekomen".
Omslag
„Vallende
Ster"