j Johan Fabricius tachtig jaar j reiziger in tijd en ruimte Tony van Verre ontmoet rasverteller „IK BEN EEN VREEMDE EEND IN DE BIJT VAN DE NEDERLANDSE LETTERKUNDE" Fabricius wil van het onderwerp afstappen. Hij leest tè weinig moderne schrijvers om hun werk verant woord op de ontleedtafel onder het mes te kunnen nemen. Hij verdiept zich in studieboeken, zelden in romans. „Daardoor ben ik ook niet sterk beïnvloed door anderen. Als jongen misschien wel. Ik las eeu wig „Tijl Uilenspiegel" van Charles de Coster. En in „Eilko van den Reigershof" kun je, in alle beschei denheid, duidelijk invloed van Shakespeare ontdek ken. Later ben ik niet meer door anderen beïn vloed". In het idyllische Glimmen maakt Johan Fabricius na een veelbewogen en jachtig leven op de plaats rust. De koffers worden niet meer zo vaak gepakt. Maar achter zijn schrijftafel blijft de oude meester een rei ziger in de tijd en de ruimte. Een produktie van twee nieuwe boeken per jaar is nog steeds geen uit zondering. Op zijn verjaardag verschijnt „De hoed met de struisveren". „Het is het verhaal van mijn moeder, die in 1894 als „handschoentje" naar Indië reisde. Ze deed dat in gezelschap van een vrouw die onderweg ondeugend was". In de herfst rolt „Brieven uit een oude djatihouten kist" van de pers. Fabricius noemt het „een luchtig boek" over een In disch meisje, dat samen met haar baboe op reis gaat naar haar toekomstige schoonouders, stijve Haagse mensen, in een ver en koud land". In voorbereiding is een schooleditie van „Nacht over Java". Fabricius schreef dit boek in 1942 in Londen. Het verhaal over het verzet tegen de Japanners be rust op een veronderstelling. Hij broedt nu op het plan het boek aan de werkelijkheid aan te passen, door er iets meer in te verweven van het ontwaken de Indonesië. Op stapel staat verder een boek over de Oostindiëvaarder „Batavia", die in 1629 strandde bij Australië. De bejaarde schrijver, die glimlachend, gezond en zorgeloos op weg is naar de tachtig, zit barstensvol ideeën voor nog een hele stapel andere boeken. Zijn creatieve bron is niet opgedroogd. „Alles wat men selijk is interesseert mij. Je hoeft maar om je heen te kijken of de krant te lezen om een idee te krij gen voor een nieuw boek. Het leven is immers zo rijk." AAD STRUUS Na radiogesprekken met onder anderen Ko van Dijk, Simon Carmlggelt en de schrij ver-politicus Jan Terlouw wijdt Tony van Verre een serie van zes programma's aan meesterverteller Johan Fabricius. De eerste uitzending is morgen, zondag 29 Juli, te beluisteren om half tien op Hilversum 1. Na afloop van de serie verschijnt het boek „Tony van Verre ontmoet Johan Fabricius", met daarin een schat aan biografische gegevens, foto's en tekeningen. Een beeld, dat de bewoners van het Groningse Glimmen maar al te goed kennen van hun beroemde dorpsgenoot: van 's-morgens tot 's-avonds schrijvend of studerend in zijn werkkamer. IMMEN „Het is maar een nederige behuizing". iarschuwend voegde Johan Fabricius er door de efoon nog aan toe: „Als u niet oplet rijdt u er el gemakkelijk voorbij". Bij aankomst in het Gro- igse Glimmen blijkt het nederige stulpje in werke- iheid een schitterend verbouwde keuterboerderij n een bloemenomzoomd slingerweggetje, waar Ikbussen keurig in het gelid staan. Iemand noem- het eens „het mooiste kunstenaarshuis van Ne tland". Meesterverteller Fabricius woont er samen et zijn vrouw Anneke temidden van uitgestrekte derijen, zelfverbouwde asperges, koeien, ruimte s rust. Alleen de vliegtuigen die vanaf Deelen met t »l kabaal een aanloop naar de wolken nemen, vor- n een paar keer per dag een luidruchtige disso- it. {*nen, in de tot woonkamer verbouwde deel, herin- u t veel aan Indië. De katten zijn tijdelijk onderge ven. Tot de vreemde indringers hun hielen weer ^bben gelicht, houden Betje en Aagje in een on- J htbare schuilplaats de herinnering wakker aan de N irijvende tandem Wolff en Deken. 24 augustus wordt Johan Fabricius tachtig jaar. I leeftijd der heel sterken is hem niet aan te zien. Hn tropenjaren tellen niet dubbel. Met jeugdig en- Eusiasme vertelt hij over zijn leven boordevol %nning en actie, de reizen naar alle uithoeken van wereld, de talloze tekeningen die hij maakte en I bijna honderd boeken die hij tot nu toe schreef. denkt: een doorsnee Hollander die hetzelfde wil ■even moet minstens tweehonderd jaar worden. |ont „ijie is er altijd in Fabricius' leven geweest. In 1914 i ilaat hij Indië en reist naar Nederland. Hij studeert i.(P de Haagse Academie voor beeldende kunsten, giar het kille lage land bij de zee en de mentaliteit jnauwen hem. Europa staat in brand, maar in Ne tland gebeurt niets. Hij kan het niet verkroppen B de Hollanders grof geld verdienen aan de oor- B. Hij stapt weer op. Zeventien jaar oud trekt hij „Kriegsmahler" naar het Oostenrijks-Italiaanse Tit. Hij tekent oorlogstaferelen. De brieven die hij F fear huis stuurt ver fijnen door bemid- iling van zijn va lk, de toneelschrij- jr Jan Fabricius, in >e Gids". Op het nveld in de Alpen Eft Johan geen let van dit literaire )UUt. die tijd schrijft hij 311 eersteling „Eilko fii den Reigershof". beschouwde me - de eerste plaats fiilder. Het schrij- nam ik wel au eux, maar niet broodwinning. Ik hreef met de be- Qeling het te illus- Anneke en Johan Fabricius in de tot woonkamer verbouwde deel van hun boerderij. arte lijst iricius bindt ook zelf de strijd aan. Niet met wa ls, maar met woorden. In 1933 protesteert hij tij- is het internationale schrijverscongres in Dubrov- tegen de boekverbrandingen in Hitler-Duitsland. edend zetten de nazi's zijn naam op de zwarte „Toen ik kort daarop in Wenen mijn uitgever, il Zsolnay, bezocht, verwelkomde hij me hoofd- uddend met: „Wat heb je om 's-hemelswil daar |J)ubrovnik uitgespookt? Ik krijg je boeken uit I tsland teruggestuurd!". En met zijn triest spot- i joods glimlachje: „Hebben jullie daarginds wer- jk gehoopt Hitiers Derde Rijk te verpletteren?", de Duitse oorlogswals vernietigend over Europa idert vindt Fabricius het verstandiger de wijk te hen. Hij is zo bezeten van zijn werk dat hij zelfs Buitenbeentje Fabricius behoort tot het uitstervende soort van vir tuoze, romantische vertellers die door de lezers op handen worden gedragen hun werk is in de bibli otheek altijd uitgeleend maar die in de tuin der Nederlandse letteren door de critici vaak worden weggeschoffeld. Voelt Fabricius zich onderschat? „Soms wel. Maar het schijnt beter te worden. Shaw heeft al gezegd, de kunst van roem is te zorgen dat je oud wordt. Ik voel me vaak onbegrepen, omdat ik zo'n buitenbeentje ben. Ik behoor niet tot een groep, stijl of richting. Mijn werk past nergens in. Ik ben een vreemde eend in de bijt van de Nederland se letteren". Fabricius behoort niet tot de groep geëngageerde schrijvers die de pen als wapen hanteert. „Dat is misschien ook;een van de redenen waarom je door Taaiverruwing Fabritius vindt de na-oorlogse schrijvers vaak veel interessanter dan hun boeken. „In het algemeen zijn ze zo verschrikkelijk met zichzelf bezig of met hun ongelukkige jeugd. Ik vind dat je niet met jezelf be zig moet zijn, maar met de wereld om je heen. Als ik moderne schrijvers lees vraag ik me altijd af: waar zijn de figuren? Ik wil mensen zien". De uiterst correcte Fabricius stoort zich ook aan de taalverru- wing. „Waarom doen die schrijvers dat eigenlijk? Ze willen natuurlijk taboes omverwerpen. Misschien is dat wel nuttig. Maar er komen weer andere taboes voor in de plaats. Als je een erotische sfeer wilt op wekken en je lezer daar sterk bij wilt betrekken, dan moet je niet met drieletterwoordjes aankomen. Maar misschien is het wel hun bedoeling om af te stoten. Mij stoten ze in elk geval wel af". Zijn vrouw Anneke: „Je moet niet generaliseren, Jo han. Je hebt dingen van Reve en ook van Wolkers gelezen die je goed vond". De schrijver glimlacht. „Toen ik „De Avonden" had gelezen zei ik tegen Coolen: „We hebben er een hu morist bijgekregen. Maar Anton zei. „Dat is niet hu moristisch." Nou, ik vond van wel". En na enige aarzeling: „Ik moet toegeven dat ik gedichten van Reve heb gehoord die me aansp/eken". Johan Fabricius in zijn atelier met enkele van zijn werk stukken. de kritiek niet hoog aangeslagen wordt. Ik ben maar met één ding geëngageerd en dat is met de mens. Ik zie het als mijn taak mensen wat vreugde en ge luk te verschaffen. Ik wil ze een dieper inzicht geven in zichzelf en een groter begrip bijbrengen voor an deren. Maar u moet niet denken dat mij dat voort durend bezighoudt onder het schrijven. Dat komt vanzelf". tijdens de vlucht het schrijven niet kan laten. Terwijl hij in een Franse havenstad op de laatste boot naar Engeland wacht, werkt hij midden in de chaos on verstoorbaar verder aan „Eiland der demonen". „Overal om me heen hoorde ik: „Hoe ver zijn de Duitsers al?". Ik wist dat er toch niets aan te doen was en verschool me achter de barrière van mijn boek". In Engeland werkt de gevluchte schrijver bij de BBC. Hij spreekt voor Radio Oranje. Ontmoet konin gin Wilhelmina. Na de oorlog verslaat Fabricius voor Engelse en Amerikaanse bladen de vrijheidsstrijd op Java. „Maar na een tijdje ging dat niet meer. Ik had weliswaar een objectief en menselijk gevoel voor alle partijen, maar die bladen wilden liever een pro-Indo nesiër als correspondent. De stemming was duidelijk anti-Nederlands, anti-kolonialistisch. Als Amerikaanse verslaggevers uit het vliegtuig stapten vroegen ze: „Where's that guy Soekarno?". Ze kwamen niet bij Van Mook. Die was stug en niet gemakkelijk. De Yanks gingen naar de persconferenties van Soekar no. Die had dansmeisjes, thee en koekjes. Daar haalden ze hun wijsheid vandaan". Vreemde kracht Indië blijft Fabricius boeien. In veel boeken slaagt hij erin de atmosfeer van de Gordel van Smaragd op te roepen en realistisch uit te beelden. Je proeft heimwee. ..Mijn dromen gaan altijd weer uit naar het zuiden of naar het oude Indië". Toch woonde hij er alles bij elkaar maar een handvol jaren. „Maar het land waar je geboren bent is niet uit te wissen. In dië is bepalend geweest voor mijn leven. Als jongen vertelde ik altijd al verhalen over „mijn Indië". Ik heb er een zeer gelukkige jeugd gehad en er een gunstig beeld van overgehouden. Zelfs de mensen die in de Jappenkampen zaten en de militairen die deelnamen aan de politionele acties, zijn nog steeds onder de indruk van het land. Het Is een vreemde kracht. Afrika schijnt dat ook te hebben. Je moet wel lomp zijn om er niet van onder de indruk te ra ken". Fabricius schrijft nog elke dag. „Ik werk veel en snel. Ik geloof dat ik gemakkelijk schrijf. Maar u mag daaruit niet concluderen dat ik iets gemakkelijk uit handen geef. Ik werk een manuscript tot in het einde door. Mijn vrouw noemt mij „de groot ste plakker in het aangezicht des He ren". Soms verander ik namelijk zoveel in de tekst, dat die voor een ander niet meer te lezen is. Ik herschrijf die passa ges dan en plak ze over de oude tekst heen. Mijn uitgever krijgt dan een heel dik manuscript voor een dun boekje". 1924 verschijnt klassiek gewor- „De scheepsjon- is van Bontekoe", schreef het nadat jn vader me met neus op de avon- van Willem Ys- itz. Bontekoe had Jlrukt. Daar zit een nsboek in, zei Fabricius sr. gelijk. Met het luscript leurt Jo- langs de uit- Zij vinden te dik. Uitgever ipold waagt ten- te de gok. Fabri- vraagt vijfdui- gulden. Hij er duizend. 1927 schrijft hij meisje van de iwe hoed". Dat geeft de door- Fabricius ver- ilt steeds vaker penseel voor de Maar als schrij- blijft hij de we- door een schil- 'og bekijken. In boeken opent hij 'Idend andere we len. Hij is goed in staat zich te vereenzelvigen personen uit andere landen en ven/logen tijden. krijgt de jonge schrijver literaire erkenning Mario Ferraro's ijdele liefde". Kort daarop ver- it de Maatschappij der Nederlandse Letterkunde de C.W. van der Hoogt-prijs voor de trilogie ledianten trokken voorbij". Die maakt hem in klap bekend. In diverse landen verschijnen ver- m. Het geld stroomt binnen. „Die bestsellers bepalend geweest voor mijn carrière. Ik kon van pen leven. Maar ik ging mij niet zonnen in het :ces. Ik vertrok, de wereld in. En overal waar ik im was actie: revolutie in Zuid-Amerika, de febru- evolutie van '33 in Wenen, de Tweede Wereldoor- de revolutie op Java. Ik ben een specialist in oluties en oorlogen". Hoera! De vorm waarin de rasverteller zijn tek sten giet veranderde in de loop der jaren. „Als je jong bent schrijf je uitvoeriger. Later leer je beknop ter te zijn. Ik schrijf nu compacter". Fa bricius streeft naar een stijl die volko men natuurlijk en eenvoudig aandoet. „De conclusie van de lezer ligt dan voor de hand: O, dat is zo maar neerge schreven! Sommige stukken vloeien in derdaad heel gemak kelijk en natuurlijk uit de pen. Maar in andere wil ik in één zin iets samenvatten zonder dat het gefor ceerd aandoet. Dus dan zoek ik net zo lang tot ik iets in korte vorm heb ge zegd dat veel in houdt en dat volko men natuurlijk over komt". Leo Vroman zei het al: „Scheppen gaat van: au!". Fabricius: „Maar scheppen is ook vaak: Hoera!". Met zijn enorme produktie steekt Fabricius de kam pioen van de Nederlandse letteren, Simon Vestdijk, naar de kroon. Onder het motto „Ik ben zo be nieuwd hoe het afloopt", schreef Vestdijk met een sneltreinvaart. Fabricius lacht. „Ik ben het met hem eens. Ik ben ook benieuwd hoe het gaat. Ik zeg dan tegen mijn vrouw: ik heb het boek in beweging ge bracht. Alles beweegt op het ogenblik. Er zijn dan verschillende mogelijkheden. Het kan de ene of de andere kant uitgaan. Tijdens het schrijven stuur je wel bij, maar het boek heeft zijn eigen kracht, zijn eigen levensdrift. Als het goed gaat stuwt het boek zichzelf voort. Als het niet goed is hang je".

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidse Courant | 1979 | | pagina 13