Bereden Rijkspolitie oefent bij Wassenaar „verscholen" functie uit Tweemaal brons voor Haasnoot COOPER-TEST Jan Cuyper, huiscomponist van de triviale school A'TAP/REGIO LEIDSE COURANT DONDERDAG 19 JULI 1979 PAGINA Op mijn omwegen door slad en land kom ik graag mensen tegen. Elke morgen tussen tien en elf uur kunt u mij telefonisch vertel len wie u graag in deze rubriek zou willen tegenkomen. Het nummer van mijn geduldi ge telefoon is 071-122244; u kunt dan naar toestel 18 vragen. Ergens in de Leidse omgeving - je kunt het ook gerust de Haagse omgeving noemen - ligt, verscholen tegen de groene duinvoet van Wassenaar, één van de meest romantische oordèn van Nederland. Romantisch, zowel wat de natuur betreft als om het „bedrijf" dat ter plaatse wordt uitgeoefend. Verscholen ook, omdat deze „onderneming" - ofschoon bijna iedereen de dappere beoefenaars van het onderhavige beroep wel eens heeft gezien en bewonderd - in brede lagen der bevolking, het grote publiek dus, nog niet voldoende bekendheid geniet. Daarom kan het wellicht dienstig zijn, in dit geval eens man en paard te noemen. De mannen zelf zouden het plezierig vinden een beetje uit de verborgenheid te treden en de paarden, ach die kan het minder schelen, al willen ook zij, als het per se van hun bazen moet, een ogenblik voor het voetlicht treden. Als ze maar op tijd te vreten krijgen en geroskamd worden. Zo is het ook weer een keer. Iedere rechtgeaarde Leidenaar en de andere vaste gasten op het feest weten, dat een eindje vóór de jaarlijkse 3 oktober-optocht uit ruim baan wordt gemaakt door een krijgshaftige wals van geüniformeerde ruiters. Alle Leidse kindertjes weten, dat op de drempel van de winter voor St. Nicolaas een vrije doortocht wordt geduwd door ridders in zwart - blauw. Maar ook in andere gemeenten in onze schone provincie wordt nooit vergeefs een beroep gedaan op de kleine groep van de Bereden Rijkspolitie, die verscholen en verschanst in het Wassenaarse groen, gehuld in anonimiteit omdat pottekijkers er niet gebruikt kunnen worden, zich dagelijks voorbereidt en oefent op een veelzijdige taakvervulling. JEen politieman in uniform op de hoek van een straat wekt vanouds al de reactie: uitkijken geblazenAlthans, als je geweten bezoedeld is, of als je net van plan bent iets uit te spoken wat niet door de politiële beugel kan. De politie te paard - hooggezeten in prachtige uniform - boezemt onmiddellijk zowel verbazing als respect in, niet ongelijk aan de bewoners van de „Nieuwe Wereld,,toen zij de Spanjaarden boven op een paard aan land zagen komen... Het misverstand bij het „grote publiek" berust op ni de mening, dat de „lopende" OP NATIONALE ZWEMKAMPIOENSCHAPPEN (Van onze zwemmedewerker) AMERSFOORT Op de een na laatste dag van de nationale kampioenschappen, is Reinier Haasnoot (Zijl/LGB)erin ge slaagd, om na zijn derde plaats op de 200-sehool voor jongens '63, ook op de halve afstand het brons te behalen. Zijn tijd was uitstekend: 1.22.07. Voor de Kring Gouwe Rijnstreek was het een magere dag. Naast Haasnoot bleek verder alleen AZC/Unique-troef Sander verheul in staat om een ereplaats te bemachtigen. Ook hij werd derde. Na 400 meter vrije slag (jongens '66) bracht de jonge Alphenaar een tijd van 5.03.66 op de klokken. Edweard Maasdijk (Zijl/LGB) viel wat tegen op de 100 vrij he ren. Met een tijd van 55.00 bleef hij weliswaar slechts 0.1 se conde van zijn snelste tijd af, maar na zijn opvallende verrich tingen op de 200 vlinder had men toch meer van hem ver wacht. Maasdijk's clubtenoot Hans Lalau zwom wel een persoonlijk record. Deze verbetering vond plaats op de 100 school jongens '65, een nummer waarop Lalau zich pas op het laatste nipper tje' wist te kwalificeren. Met 1.18.89 maakte de pupil van trai ner Rob Schouten zijn kwalificatie volledig waar en plaatste zich enpassant tussen de toppers, Ijetgeen hem een vijfde plaats opleverde. Overige klasseringen „Leidse zwemmers": 100 vrij jongens '66: 6. Eric Rieken &AZC) 1.03.39. Idem '65: 7. Edwin van Houte (BZ&PC) 2.00.24., 200 wissel meisjes '64: 13. Petra Hoek (Kat wijk) 2.34.23., 100 school jongens '65: Wilco v.d. Zeeuw (LZ'86) 1.21.40. Idem '64: 5. Carlo v. Zwol (BZ&PC) 1.17.20, 400 vrij jongens '66: Jimmy Lassooy (AZC) 5.20.37. Idem '67: Gijsbert v.d. Leeden (BZ&PC) 5.05.49. 4x100 vrij estafette heren: 13. Zijl/LGB 3.54.75. LEIDEN De Haagse atletiekverenigingen Olympia'48 en VenL/TC-Den Haag houden zaterdag 21 juli weer hun maan delijkse Coo pertest op de sin tel baan a$m de Laan van Poot in Den Haag. De bedoeling van de Coo pertest is om in twaalf minuten een zo groot mogelijke afstand te lopen, een conditie-test dus. Van af twaalf uur wordt met deze test begonnen. Aangeraden wordt zich vooraf in te schrijven voor dit evenement. Dat kan vrijdagavond van half zeven tot acht uur, telefoon 070-940405. De kosten bedragen een rijksdaalder. paarden en het trainen van deze edele dieren vergt veel tijd en vakkennis. Men kan ook niet zomaar bij de „Bereden" komen. Daaraan gaat, behalve de vereiste opleiding tot „gewoon" politie - agent en vier jaar dienst als zodanig, een bijna militaire scholing vooraf in het politie - centrum „De Varenkamp" in Bilthoven. Wie daaruit ongedeerd en succesvol wordt afgeleverd, herboren als politieruiter en kundig paardenman, wordt aangewezen voor één van de groepen, overal in den lande verspreid. De woorden ruiterlijk en ridderlijk - en ook cavalier - vertolken in onze moedertaal prijzenswaardige begrippen, die op welhaast onnaspeurlijke wijze iets van doen hebben met de dagelijkse omgang met zulke fiere maar ook forse en machtige viervoeters als paarden. Een gemoedelijke sfeer van mannelijke kameraadschap is gegroeid onder al die gezagsgetrouwe ruiters. „Royaal en loyaal" is hun onvervreemdbaar devies. De sterke arm met een sterke zit, op het eelt van rust en orde. Zo'n Rijkspolitieman te paard - in zwarte tenue, zilver versierd, en korenbloemblauwe rijbroek - is een prachtig geheel. Een groep bij elkaar heeft de Hongaarse dichter Janos Vajda eens de uitroep ontlokt: de infanterie is proza, de cavalerie poëzie Deze poëzie dan, heimelijk gewapend en het bonboekje op zak, heeft niettemin het onnavolgbaar vermogen op een zachtzinnige manier een 'menigte in bedwang te houden. Voor gemotoriseerde politie gaat men desnoods even opzij, als echter de ruiterij verschijnt, baas en dier schommelend op ooghoogte, blijft het volk veilig op afstand. Men wordt „op afstand gereden", zou je kunnen zeggen, in termen die bij deze Tour de France-tijd horen. Een lichte beweging van 's paards „achterhand" - en daar werd het dier op getraind - is ruimschoots voldoende. Ruiters en paarden zijn helemaal ingewerkt om bij schallende muziekkorpsen, rondvliegende rotjes en zelfs bij geschiet in de lucht, beheerst en kalm te blijven. De dagelijkse routine van de Bereden Rijkspolitie is patrouille - rijden in bos en duin - in overleg met de gemeente - politie - waarbij, hooggezeten als zij zijn, het gecontractueerde speurdersoog verder reikt en gemakkelijker ongerechtigheden opvangt. Een belangrijke taak daarbij iszo vernemen we van Bereden wege, „de bijdrage die geleverd wordt aan de dierenbescherming in haar totaliteit". De Wassenaarse groep verleent in de zomermaanden tevens assistentie in Haamstede en Cadzand voor stranddiensten te paard. Ze heeft bovendien wachtdienst op de publieke tribune in het parlement op het Haagse Binnenhof. We mogen aannemen, dat dit niette paard geschiedt De gloriedagen van de „Bereden" zijn getekend door het rijden van escorte in de koninklijke stoet op Prinsjesdag en bij staatsiebezoeken van buitenlandse hooggeplaatsten. Dan dromt de Bereden Rijkspolitie uit het gehele land tezamen in Den Haag of in Amsterdam. Bij zulke gelegenheden zijn de heren gestoken in schitterende gala - uniformen, een helm met. witte pluim op - zoals in vervlogen tijden de kurassiers waren uitgedost. Wie hen daar als naaste begeleiders van het staatshoofd voort ziet huppelen, kan zich nauwelijks voorstellen, dat diezelfde „sprookjesfiguren" 's morgens in werkkledij de paarden hebben verzorgd tot de dieren er weer glanzend uitzagen. Het is een wonderlijk afwisselend en boeiend beroep dat de „Bereden" er op na houdt Ambtenaren te paard, die - ongeweten voor de buitenwereld - het Nederlandse gemenebest trouw dienen, meestal verscholen in de duinbossen van Wassenaar. GREPEN UIT DE C LEIDSE MUZIEK GESCHIEDENIS verhuld wereldje apart van allemaal ontwikkelde heren, stuk voor stuk in het dagelijks bestaan buiten diensttijd eerzame en mogelijk brave huisvaders, die als hun beroep de „Bereden" hebben gekozen Een paar jaar geleden liep ik Jan Cuyper tegen bet lijf in de bibliotheek van bet Britse Mu seum in Londen. Sou ja, niet letterlijk, want die Jan leefde in de zestiende en zeventiende eeuw en deze Jan in de twintigste. Jan Cuyper liep me in banden met een bundel vijfstemmige madrigalen, die in 1610 te Heidelberg werden uitgegeven. Saar goed gebruik uit die tijd, is de titel in bet Frans gesteld en beet de componist Johannes Cuperus. Een beel vaak voorkomende wisseling van familienaam en de schrijfwijze daarvan maakt bet mogelijk, dat we Cuperus afwisselend Jean Cupre of ook Jan Cuypre bo ren noemen. Dat kan allemaal omdat Sapoleon de registratie bij de Burgerlijke Stand nog niet beeft ingevoerd. Het titelblad meldt, dat Cuyper onderwijzer is en hofmusicus bij de hertog van Brunswijk. Wanneer je een tijdje met plaatselijke muziekgeschiedenis bezig bent, ga je een zesde zintuig krijgen voor namen. Johannes Cuperus? Ik ken in Leiden een Johannes Cuperus, die in 1613 in de sleutelstad opduikt door aan het stadsbestuur te schrijven, dat hij zoveel mogelijk college's aan de Hogeschool volgt èn .veel aan muziek doet. Hij vraagt toestemming om in het Lidmaatregis- ter van de Hogeschool te .worden ingeschreven. Dat zien we dan ook gebeuren: „Johannes Cuperus, musicus Montensis". Dat wijst aardig de richting van het hertogdom Brunswijk uit. Jan Cuyper had een zoon, die in februari 1613 als stu dent was ingeschreven in Leiden. Hij blijkt in Heidelberg ge boren te zijn. Vader Jan - de zoon heeft ook die vervelende voornaam - schrijft in het voorjaar van 1613, dat hij met zijn vrouw en vijf kinderen vanuit Heidelberg naar Leiden gekomen is. Het kan nu niet meer missen, dat de componist van de madriga len identiek is met de Leidse Jan Cuyper. De vader doet aan muziek, de zoon zal zich als dichter leren kennen o.a. onder Italiaanse versie van de familienaam: Cooperario. De corres pondentie tussen Cooperario en Constantijn Huygens is erg interessant. Jan Cuyper sr. aardt aardig in de Lage Landen. In 1616 be taalt de stad Leiden hem twintig gulden uit „tot eene veree ring van dat hy ten dienste van de triviale school alhyer ge- maeckt ende gestelt heeft eenige musycqstucken, waerinne haer de jonge scholieren des morgens opt aencomen in de school ende des avonds mit scheyden hebben te ouffenen". Dat zullen wel stichtelijke liederen geweest zijn. Of de com- Titelblad van de Bundel Madrigaden van Cuypre posities, die hij in 1624 voor Den Haag maakte, van eenzelf de karakter zijn, kan ik niet beoordelen, want ik heb wel de uitbetalingspost teruggevonden, maarniet de composities zelf In 1629 krijgt Jan Cuyper sr. weer verhuiskriebels. Hij loopt wel naar de zestig jaar, maar hij ruikt een aanstelling in stadsdienst te Utrecht als stadsspeelman. Een vroedschapsre solutie in de Domstad geeft echter aan, dat men het niet goed aandurft om hem te benoemen. Hij excelleert in zang, maar was niet bedreven in het spelen op de trombone, zodat men er niet helemaal zeker van was, dat hij zo nu en dan niet uit de bocht zou raken. Kennehjk was dat Jans eer te na, want een jaar later zien we hem op proef worden aange nomen als trombonist in het groepje stadsmusici, die weer een jaar later aangeduid zullen worden als „Collegium musi- cum Trajectense". Dat collegium speelt ook bij de inwijding van de Utrechtse Hogeschool in 1636. Zes jaar later krijgt Cuyper alsnog een bedrag uitbetaald voor de bijzondere dienstèn, die hij heeft verleend en verleent „de studenten en de andere exercerende in de conste van musycque doende ende deser gedaen heeft (ten) tijden van inauguratie der academie". Door die om schrijving is Cuyper eigenlijk de eerste cantor van de Utrechtse Universiteit geworden, hoewel die functie in Neder land dan formeel nog niet bestaat In 1609 en 1610 heeft in Leiden een Caspar Percovius geprobeerd om kapelmeester aan. de Academie te worden, maar op zijn verzoekschriften kreeg hij niet eens antwoord. Zou Jan Cuyper in 1613 gepro beerd hebben om wel als zodanig aangesteld te worden? Het is niet onmogelijk; er zijn zelfs aanwijzingen in die richting, maar ik heb de bewijzen nog niet helemaal rond en dus durf ik zo'n stelling niet te poneren. Op dit punt zou ik bijna een ondeugende opmerking maken in de geest van „ik schrijf per slot van rekening geen orgelboek over Leiden", maar ik houd me in en maak die opmerking niet. Vanuit Utrechtse notities komen we ook nog iets te weten van Cuypers voorkeur voor vrolijke muziekbeoefening. De stadsmusikanten moesten vóór en na inaugurale oraties van professoren muziek maken. Op een gegeven dag in 1640 hou den de musici het voor gezien wanneer de hoogleraar aan zijn rede begint Eén man blijft en de rest gaat op een brui loft de feestvreugde verhogen. Niemand zal vreemd opkijken, dat het gezelschap verbaasd opkeek toen na de woorden van de nieuwe hoogleraar de muziek verstomd bleef bij gebrek aan uitvoerenden. De heren werden bij het stadsbestuur ont boden en moesten een behoorlijke reprimande incasseren. Jan Cuyper voelde zich door die reprimande zwaar beledigd en heeft dat de heren kennelijk duidelijk gezegd, want bij „den Musicien Johannes Cuperum vermits syn trots ant woord" werden de zilveren letters met de stadsnaam, die op de mouw werden gedragen als uiterlijk teken dat het de stadsmusicanten van die of gene stad waren, afgenomen; Jan Stond dus op straat De heren stonden in hun recht want het was stadsmuzikanten op boete van f 25,- verboden om „op eenige maeltyd ofte bruylofsfeesten musyck te spelen". Cuy per werd korte tijd later toch weer aangenomen, ook al had hij in onze ogen de pensioengerechtigde leeftijd al lang over schreden. Zo ging dat in onze Gouden Eeuw: muziek maken wqs een beroep waarmee je bezig bleef tot aan de rand van je graf, zélfs wanneer je huiscomponist van de Leidse triviale school was geweest. JANDOOVE en dat vak met hart en ziel zijn toegedaan. Zoals voorheen bij de cavalerie, het militaire paardevolk, het geval was, staat het paard in deze werkkring centraal. De doorlopende zorg voor de De bereden politie ver politie voor speeiale gelegenheden op een glanzend ros is gaan zitten, terwijl in feite voor dit openbare verheven optreden een volledig vakmanschap in de paarden - business wordt vereist. anst in het Wassenaars* Zelf verkeerden we in deze naïeve veronderstelling, het idéé fixe van „een agent op een paard", tot we door een min of meer gelukkige omstandigheid midden in de Bereden Groep van de Rijkspolitie, gestationneerd in groen. Wassenaar, verzeild raakten en als kind aan huis werden opgenomen in het wel en wee van deze in aantal kleine (elf goedgemutste manschappen), in functie evenwel grote en uitgebreide gemeenschap. Het is een

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidse Courant | 1979 | | pagina 5