Atallah Mansour: „Palestijnen zijn de nieuwe joden geworden in het Midden-Oosten" Palestijnse inwoner van Israël over zijn ervaringen met de joodse staat Oorspronkelijke Inwoners van Palestina keren uit Syrië naar hun geboortegrond terug. Nazareth, de stad waar de meeste Arabische Israëliërs wonen. Ook Atallah Mansour bracht er een groot deel van zijn leven door. bitter. Ik besefte dat ik de zoon was gewor den van een vervolgde minderheid". Ben Goerion Toen hij in een overmoedige bui aan de toenmalige premier van Israël Ben Goerion in een brief zich afvroeg welke misdaad Arabische Israëliërs hadden begaan om uit gesloten te worden van recht op scholing en werk, kreeg hij prompt een uitnodiging van Ben Goerion om langs te komen. We mogen geen slechte behandeling toestaan van welke groep dan ook, aldus Ben Goeri on, maar veiligheid van de staat komt op de eerste plaats. Dat klonk gunstig, maar Atallah vond dat die veiligheid een dekman tel was waarachter allerlei onrechtvaardighe den voor de Palestijnen in stand werden ge houden. „Ik kreeg de indruk", aldus Atallah, „dat Ben Goerion bijzonder weinig wist van de omstandigheden waaronder de Arabische Israëliërs leefden. Ze konden slechts een klein aantal plaatsen bezoeken en kregen niet de kans om zelf kibboetsen te stichten zoals zij hadden gewild". Hij is geneigd de Palestijnse geschiedenis binnen de staat Israël in vier fasen in te de len. De eerste fase. die van 1949 tot 1954, was een periode waarin men onder veel pijn en moeite moest wennen aan een nieu we situatie. De Palestijnen werden een min derheid in eigen land, werden met vooroor delen geconfronteerd in eigen land en deel den met de joden als gevolg ven de massa Ie immigratie eenzelfde soort armoede. De tweede fase begon in 1954. Tegenover een economische verbetering stond een toe nemende door Egypte ondersteunde guerril la-activiteit hetgeen leidde tot een verslech tering van het politieke klimaat. Tussen 1958 en 1961 stegen de verwachtin gen van veel Palestijnen op een eigen staat als gevolg van de Verenigde Arabische Re publiek waarin Egypte en Syrië onder lei ding van Nasser samengingen. De Arabieren stonden onder invloed van een intensieve propaganda, hetgeen het wantrouwen van de joden tegenover de Arabische Israëliërs slechts vergrootte. Nadat de Verenigde Arabische Republiek in 1961 uiteen was gevallen, ontstond er een periode van relatieve rust. De Israëlische Arabieren kwamen tot de ontdekking dat hun hoop ijdel was geweest. Van nu af aan gingen velen zich wijden aan de taak om hun „gevangenis" te veranderen in een ei gen huis. Zij vonden vele joden die bereid waren hen te helpen in hun strijd voor ge lijke burgerrechten. Het grootste probleem was hun beperkte bewegingsvrijheid' die nog steeds berustte op de Britse noodwetgeving uit 1945. Ze was niet alleen belemmerend voor hun vrijheid, maar schaadde hen ook in hun economische activiteiten. Ze konden geen land bewerken of produkten op de markt brengen of zelfs maar een dokter raadplegen zonder een geschreven vergun ning van de militaire gouverneur. De regering stapte pas in 1966 van het sy steem af nadat het'In de Knesseth een gro te nederlaag had geleden. Vrede? Atallah Mansour koestert sinds de Yom poeroorlog van 1973 enig optimisme aanzien van de kansen dat er een oplo: komt voor het Palestijnse vraagstuk, was duidelijk dat de Arabieren een ronde j winnen hadden na 1967 voordat er van t gerlei vorm van vredesoverleg sprake i kunnen zijn. Veel Israëliërs dachten na 1 dat een welwillende en openhartige t de Palestijnen zou kalmeren, maar het heersende gevoel onder de Palestijnen i vernedering en niets lag meer voor de I dan dat ze opnieuw zouden willen vechuj Ze waren verloren in een wereld van den zonder betekenis, behandeld als beesten, terwijl hun mede-Arabieren constant de verzekering hadden dat ze broeders waren". Na 1973 kregen de Palestijnen opnieuw trouwen in hun toekomst. Na ben pers lijke enquête op de westelijke Jordaam concludeerde Atallah voor zijn krant dat I meeste inwoners van mening waren dat spoedig een oplossing voorhanden zou i Er kon immers vanuit een positie van krac onderhandeld worden. Palestina zou volgi hen onder Jordaans bestuur moeten komé- ofwel een zelfstandige staat worden. Isra zou naar hun stellige verwachting moet worden teruggebracht tot de grenzen v voor 1967. Schrijvend over een mogelijke oplossing vi n, het Palestijnse vraagstuk zegt hij. zich dai q bij indirect distantiërend van de Palestijn* j gewelddaden: „Ik heb nooit geloofd dat w in het verleden gebeurde onvermijdelijk w» s en nog minder geloof ik dat Palestijnen g Zionisten gedoemd zijn elkaar voor altijd* p bestrijden. Maar zelfs wanneer we daar i m, uitgaan, zouden we moeten geloven in "v de. Fatalisme kan meer bloedbaden vera 0 zaken en een vijand nog vijandiger en r^ onvermurwbaarder maken dan een optimitf p sche kijk op de kansen voor vrede. j Ik denk dat dit geen dagdromerij is. De t* w langrijkste factor waar we mee te mak» a hebben is dat we in een geavanceerd indut b trietijdperk leven. Geconfronteerd met e simpele feit van Palestina's magere niet et d vruchtbare vierentwintigduizend vierkant 0 kilometer en zijn schaarse hulpbronnen zd n pakweg twintig jaar geleden de conduit h hebben moeten luiden dat je iedereen mot h uitdrijven die niet tot de oorspronkelijke k volking behoort om aan een redelijk tt r staansminimum te komen voor je eigen I woners. Nu echter met het bestaan vr hoogontwikkelde industrieën en de grot c van het toerisme over de hele wereld, b» v ik ervan overtuigd dat Palestina een tehu> 7 kan bieden voor al zijn inwoners en vot n velen die er naar toe wensen te emigrerst ij Tenslotte bieden landen als Nederland Denemarken, die ongeveer even groot zijf als Palestina, betere levensstandaarden va de bevolking die in elk geval groter is da^ z die van joden en Palestijnen tezamen". Verzoening „Mijn kritiek richt zich tot de joden die 01 danks hun talenten en successen niet staat zijn geweest het werkelijk belangrijl mirakelte verwezenlijken om hun eigt doeleinden te verzoenen met de Palestijns behoefte aan onafhankelijkheid. Ze gingen apart wonen en scheidden zit van de rest van de bevolking. De Joden zu len eerst in gesprek moeten komen met Arabieren temidden van wie zij hun zionist sche droom zullen moeten realiseren. We kunnen ons niet veroorloven te wacl ten. We hebben een revolutie in ons denkt nodig. De joden van Israël en hun vriendi en supporters elders zouden zich daarda moeten voelen aangesproken. Echte vrd kan niet worden gebouwd zonder stevig fundamenten. Maar mogen we de joden vri gen op te houden om gebruik te makt van de zwakheid van de Arabieren om nie we realiteiten te creëren door de Israëlisd grenzen te verleggen, zoals zij vanaf stichting van hun staat hebben gedaan? Aan de andere kant, wanneer de Palestijns wijs genoeg waren geweest om hun militi re macht en die van hun Arabische bro ders in te zien in 1948, dan zou Israël b perkt zijn gebleven tot de grenzen van h VN-verdelingsplan. De Arabieren zoudo meer dan veertig procent van de bevolkini hebben uitgemaakt en er zou geen vluchti lingenprobleem zijn geweest. Vele miljard* guldens verspild aan militaire budgetti zouden dan hebben kunnen worden besta aan onderwijs, industrialisering en and? vitale projecten. Israël is nog steeds even ver van vrede als in 1948, maar de recente historie he ons geleerd dat verzoening mogelijk is zelfs de meest wrede ervaringen, bijvoo beeld tussen Duitsers en joden. Hoe dat veranderen? De Duitsers erkenden verantwoordelijkheden jegens de joden verschaften Israël hulp. Hun houding gee verzoening weer, zonder uiteraard te verg* ven wat gebeurd is. Natuurlijk gaat de v« gelijking tussen joods-Duitse relaties en Isre ëlisch-Palestijnse relaties lang niet helema op. maar ik werp het toch als reële moge lijkheid op dat, indien de Palestijnen kans» zouden krijgen om vooruit te kijken, zij ml mijn verwachting hun lijden zouden kunnt vergetend. PAUL VAN VELTHOVE Christelijke Arabische kinderen aan de voet van een moskee in een voorstad van Jeruzalem. DEN HAAG Toen Atallah (Arabisch voor Geschenk van God) in 1971 voor twee jaar college liep in het Ruskin College te Ox ford, stelde hij zich, zo schrijft hij, aan zijn medestudenten zo voor: „Atallah Mansour, afkomstig uit Jeruzalem. Christen, katholiek, Grieks-katholiek, Israëliër, Arabier". De stu denten barstten In lachen uit Iemand die Arabier én Israëliër en ook* nog Grieks-ka tholiek is, vraagt inderdaad wel erg veel van de verbeeldingskracht van een wester ling die van jongs af aan vertrouwd is ge maakt met het idee dat de mensen In het Midden-Oosten in duidelijk afgegrensde groepen zijn onderverdeeld. Toch staat Atallah Mansour met zijn verknipte identi teit die Israels geschiedenis hem geleverd heeft zeker niet alleen. Hij werd geboren in het dorpje Jish in het noorden van Palestina waarvan de bevol king. nog geen duizend man. bestond uit Maronieten. Grieks-katholieken en Moslims. Atallah's jeugd was reeds getekend door de aanwezigheid van de joodse kolonisten, die toen bij tijd en wijle slag leverden met de Palestijnen. De familie arme boeren die zich met moeite in hun onderhoud wisten te voorzien voelde zich sterk op zichzelf aangewezen omdat er van de overheersers, eerst de Turken en na de Eerste Wereldoor log de Engelsen, weinig te verwachten viel. Atallah zal al snel ondervinden wat het is om vluchteling te zijn. Hij leeft een jaar als vluchteling in het Libanese dorpje Al Mokh- tareh. Maar in tegenstelling tot de meeste Palestijnen die zich na de Arabisch-lsraëli- sche oorlog van 1948 als verliezers in de omringende staten terugtrekken, keert hij naar zijn familie in Jish terug. Atallah: „De Palestijnen zijn (sinds 1948) de nieuwe joden geworden in het Midden-Oos ten. Het lot van het volk dat eeuwen terug van huis en haard werd verdreven is het lot van mijn eigen landgenoten geworden, of zij nu in Israël wonen of in de Palestijnse kam pen in Libanon en Jordanië". Atallah heeft als journalist genoeg ervaringen opgedaan om die stelling te illustreren: „Een Palestijn die vertrokken was uit Syrië naar Israël om dat hij het zat was slecht behandeld te wor den door de Syriërs, vertelde mij dat de prijs van ezels in Syrië sterk was gedaald sinds de komst van de. Palestijnen. Niemand heeft immers meer ezels nodig aangezien het goedkoper is een Palestijnse vluchteling in dienst te nemen die gevoed wordt door de Verenigde Naties dan een ezel. Inder daad, zo realiseerde die man zich, we zijn ezels om de beloften te geloven van de Arabieren". Er zijn ook, zo schrijft hij, vele Palestijnen omgekomen toen ze aan hun lot als vluch teling probeerden te ontkomen. Hij meent dan ook dat wat de Palestijnen momenteel beleven een herhaling is van wat de joden hebben meegemaakt en wat hen tot een volk tezamen smeedt. Over de kardinale vraag wie de schuld is van dit alles, praat hij als een man die de Palestijnse realiteit van twee kanten intensief heeft leren ken nen: „Natuurlijk hebben de Palestijnen hun lot voor een gedeelte te danken aan hun leiders en hun Arabische broeders. Velen vluchtten naar Libanon, vaak niet alleen voor de joden, maar ook voor de Arabieren, die uiterst onberaden te werk gingen. We hadden het gevoel verjaagd te zijn door de joden en verraden door de Arabieren die niets zinnigs wisten uit te richten tegen de joden". „In tegenstelling tot wat de Arabische pro paganda de Palestijnen wilde doen geloven bleek de rust en orde in de nieuwe staat Is raël na verloop van tijd weer verzekerd en dat was dan ook'de reden dat mijn vader mij in 1948 weer vroeg naar huis terug te keren". „De Arabische staten spraken", zo schrijft hij, „zonder uitzondering hun afkeer uit voor die Arabieren die in Palestina waren gebleven en nu onder Israëlisch bestuur stonden en dit ondanks het feit dat zij geen schuld hadden aan de nederlaag van de Arabieren. We konden onze families die vlak over de grens in de Arabische landen woonden niet bezoeken. We waren zonder schuld en toch werden we gestraft omdat we thuis bleven. Het leven in de nieuwe staat was echter verre van gemakkelijk. De Palestijnen werden gewantrouwd, ook al werd van hoger hand verzekerd dat ieder een gelijk was voor de wet. Onze bewe gingsvrijheid was tot een minimum beperkt en daardoor was de kans om werk te vin den vobr de meesten uiterst klein. De erva ringen die ik opdeed stemden me dan ook Terwijl er een overvloedige literatuur en berichtgeving bestaat over de staat Israël en het lot van de joden, is de toestand van de Palestijnen, de Arabische Israëliërs, in die staat een vrijwel vergeten hoofdstuk. Toch maken zij sinds de stichting van de staat Israël een niet onaanzienlijk deel van de bevolking uit. Alleen al In Israël zelf tellen zlj ruim 250.000 inwoners. Zij woonden daar al toen de joodse kolonisten vanaf het einde van de Eerste Wereldoorlog zich in wat toen nog Palestina heette, begonnen te vestigen. De onderhandelingen over een of andere vorm van zelfbestuur voor de Palestijnen zijn deze maand begonnen. Een van die oorspronkelijke Inwoners van Palestina Is de 45-jarige journalist en schrijver Atallah Mansour. Hij werkte aan Arabische en Israëlische dagbladen mee, waaronder de Hebreeuwstalige kwaliteitskrant Ha'aretz. Enige tijd geleden schreef hij een boek, Waiting at the Dawn (Wachten op de Morgenstond), waarin hij zijn ervaringen met de Joodse staat en zijn toekomstverwachtingen voorde Palestijnen ■neerschreef. Het is zeker geen barse aanklacht geworden tegen Israëlhij omschrijft zichzelf ergens als een loyaal Israëlisch staatsburger, een identiteit die hij pas met de grootste moeite zou verkrijgen maar het levert wel een kijk op de Israëlische gang van zaken die de mees ten hier onbekend is.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidse Courant | 1979 | | pagina 16