H.000 n Vietnam- op-zee: een goed draaiende stad waar de hoop leeft >ULAU BIDONG IERBERGT 300TMENSEN \e 41.000 bootmensen die zljn ■/peengepakt op het kleine Maleisische eiland Pulau Bidong, 5t uidwestelijk van Vietnam, hebben hun schamele bezittingen een dftad gebouwd die de op vier na -ootste is in Maleisië. De BBC- rnalist JOHN-PAUL DAVIDSON, twee jaar lang de ichtelingenstroom uit Indochina op voet volgde, doet hierbij verslag arpn een bezoek aan het eiland, ev 62 sn Een arts van het Franse hospitaalschip lie de Lumiére, onderzoekt een Vietnamees die net op het eiland is aangekomen. Een schip met ruim zeshonderd vluchtelingen aan boord gaat voor anker bij Pulau Bidong. n jjLAU BIDONG Het eiland Pulau Bidong Ie gt per boot op drie uur afstand van de itige Maleisische vissershaven Kuala ^'iengganu. Het is een plezierige tocht en 'mneer je het heuvelachtige eilandje nadert >ft het veel weg van het tropische paradijs it Robinson Crusoe tegemoet ging. Maar is uiteindelijk minderwaar, begint al met de paadjes op de steile Hingen die eens door een dicht oerwoud Jrihoog kronkelden. Een goed deel van de %uvel die meer dan tachtig procent van het land beslaat, is al gekapt. Het levert het indhout op waarmee de 41.000 Vietnamese ichtelingen op dit tot voor kort onbewoonde ten oosten van het Maleisische liereiland hun potje koken. [lij de nadering van de aanlandingspier komt ie mensenmassa in zicht. De orzijde van het strand bestaat uit één afzienbare menigte mensen. Ter linker zijde jachten lange rijen op water in de brandende :on. Er is geen drinkwater op het eiland en t moet dagelijks per schip vanuit Maleisië orden aangevoerd, ledereen heeft recht op s liter per dag en voor het wassen moet idereen zijn beurt afwachten bij het paarzaam aantal bronnen die slechts een klein beetje modderig water leveren. Het jrootste deel van de dag gaat er mee heen n je emmer gevuld te krijgen en het is niet «rrassend dat er op grote schaal huidinfectie orkomt hts van het strand wachten anderen duldig in een rij bij het warenhuis van de teleisische Rode Halve Maan waar voedsel >rdt gedistribueerd van de Verenigde Naties, p de aanlandingspier zelf zijn groepen gelui bezig stenen en hout uit te laden, wijl anderen druk doende zijn een ekenhuisje op te zetten. Het gaat zestig dden tellen en zal het Franse hospitaalschip L'lsJe Lumiére vervangen dat binnenkort koers fyzet naar Indonesië. Op het strand liggen boten van allerlei grootte en vorm dooreen, stille getuigen van de Ïevaarlijke overtochten die alle vluchtelingen ebben gemaakt om deze uitwijkplaats te bereiken. Zij die Bidong hebben kunnen bereiken kunnen zich gelukkig prijzen. Men neemt aan dat meer dan veertig procent die JJde oversteek waagt om het leven komt. 11 Sommige van deze boten zijn alleen nog maar 1 skeletten, terwijl het hout ervan is gebruikt 1 voor de bouw van hutten in deze hete en n Vochtige stad van mensen voor wie de hoop :uis blijven bestaan. Er zijn er ook die nu dienst doen als toilet en de stank die er van tfafkomt is overweldigend. Verder op het strand zoeken mensen hun weg 1door de markt. Je kan hier opmerkelijk veel 8 goederen kopen. Kippen kakelen in hun tenen mandjes en gaan tekeer wanneer ervaren handen over hun vacht aaien, een vrouw stalt haar verse vis uit. een jongen stapelt appels. A sigaretten en batterijen op elkaar, terwijl een W oude vrouw een gouden ring bekijkt en die vervolgens met een dot smerige Maleisische u bankbiljetten betaalt aan de onaandoenlijke e handelaar. r Net als in Vietnam bloeit hier de zwarte 8 markt. Mensen leven soms meer dan een jaar i< op het eiland en om de armzalige i omstandigheden en de verveling te bestrijden, kopen de vluchtelingen op de zwarte markt. ItSommigen hebben daarbij geluk omdat ze ij nog beschikken over het goud dat ze i| meebrachten uit Vietnam. Anderen daarentegen hebben niets meer en zijn beroofd van alles door Vietnamese ambtenaren of Thaise piraten waar de Golf van Siam vol mee zit. Sommigen hebben nog slechtere ervaringen achter de rug. De heer Tran Kim Thanh die vorige maand in Bidong aankwam was de leider van een boot die vier maal door piraten werd geplunderd. Er zaten 161 mensen op zijn boot en ze verloren alles wat ze hadden. Mevrouw Binh, een radeloos voor zich uitkijkende moeder van vier kinderen moest toezien hoe haar twee dochters van 13 en 17 door piraten werden verkracht. Ze wilden niet praten over hun ervaringen waar ze nog door verbijsterd lijkt, maar mevrouw Binh vroeg mij dringend of de meisjes onderzocht konden worden. Op het hospitaalschip vertelde de Franse arts mij dat hij al eerder met dit soort gevallen had kennis gemaakt en hij verzekerde me dat hij de zwangerschappen zou kunnen beëindigen als dat noodzakelijk mocht blijken te zijn. Wat er gebeurt wanneer het hospitaalschip vertrekt is een geheel andere zaak. Er zijn meer dan zestig dokters op het eiland, maar het voornaamste probleem is aan medicijnen en uitrusting te komen. PIRATEN Een andere bootleider vertelde me over zijn kwellende ervaringen. Ze waren twintig dagen op zee voor wat normaal gesproken een reis van drie tot vier dagen is. Ze hadden vele malen piraten ontmoet en op de achtste dag waren twee grote Thaise vissersboten hen genaderd. Ze waren gestopt uit vrees dat hun boot zou worden geramd en gaven de piraten toestemming aan boord te komen, zoals ze al eerder hadden gedaan. De piraten doorzochten boot en passagiers en namen alles mee dat nog niet gestolen was waaronder de reservemotor, gereedschap en olie. Toen kozen ze de jongste en knapste meisjes uit en dwongen hen met een geweer de boot te verlaten. Moeders werden gescheiden van hun babies. Het verweer en de smeekbeden van hun ouders konden de piraten niet vermurwen. De meisjes werden meegenomen naar een bordeel in het zuiden van Thailand. Toen deze vluchtelingen uiteindelijk strandden bij Kelantan, honderd kilometer ten noorden van Bidong, waren ze drie dagen lang zonder voedsel of drinken geweest. Zevenentwintig van hën waren omgekomen waaronder de kinderen die hun moeders hadden verloren. De Maleisische dorpelingen hadden echter geld en voedsel voor hen ingezameld en degenen met wie ik sprak waren vol sympathie en begrip. Onder deze verschrikkelijke omstandigheden hadden de Maleisiërs niet geprobeerd hen naar de zee terug te jagen. Maar toekomstige slachtoffers zullen gezien de verharde houding van de Maleisische regering en de lokale bevolking niet meer op zulke hulp kunnen rekenen. Goud is het middel bij uitstek gebleken om uit Vietnam te ontsnappen. Daarvoor kunnen twee wegen bewandeld worden, langs de sluipweg of semi-off icleel. Welke manier men kiest hangt af of men van oorsprong Chinees of Vietnamees is. Tot het einde van vorig jaar bestond de grote meerderheid van de vluchtelingen uit Vietnamezen. Zij ontsnapten in kleine bootjes die niet of nauwelijks zeewaardig waren. Van 1975 tot 1978 werden de vluchtelingen zonder problemen door Maleisë geaccepteerd, ook al mochten ze zich niet blijvend vestigen. Ze werden ondergebracht in kampen die nauwelijks bewaakt werden. Ik had in die periode vrijelijk de kans om me in hun gezelschap te bewegen, want het spookvisioen van een Chinese invasie was nog niet aan de dag getreden. Maar dat veranderde in maart 1978. Er kwamen troepen naar Cholon, de Chinese koopmanswijk even buiten de voormalige Zuidvietnamese hoofdstad Saigon die alle handel van de Chinezen verboden. Zij maakten een begin met de overplaatsing van de Chinezen naar de zogenaamde Nieuwe Economische Zones. Het ging meestal om gebieden in de bergen die tijdens de oorlog door de Amerikanen waren ontbladerd. De levensomstandigheden waren er niet om te harden, de grond was nog altijd zwaar vergiftigd en de autoriteiten deden niets om daar verandering in te brengen. Van de eerste honderd Chinezen die met de heer Ban naar de Nieuwe Economische Zones werden gestuurd, kwamen er binnen de eerste drie maanden tien om het leven. Ban besloot dan ook. ten einde raad. een onsnappingspoging te wagen. Tot maart vorig jaar had hij net als vele anderen geloofd dat ze een nieuw leven konden opbouwen binnen het communistische systeem. Ze waren blij dat er vrede was gekomen en waren geneigd van de nieuwe kaders aan te nemen dat ze weer zaken zouden kunnen doen. Velen deden dat ook en de zwarte markt van Saigon bloeide als gevolg van de distributie die de nieuwe regering instelde. Maar spoedig begon de heer Ban te beseffen dat er voor hem en zijn familie in het nieuwe Vietnam geen toekomst was. Hij verruilde al zijn bezittingen voor gouden staven, taels, zoals ze door de Vietnamezen worden genoemd, en zocht contact met booteigenaren. In oktober vorig jaar veranderde de regering zijn politiek en zond degenen die bij een ontsnappingspoging gepakt werden, niet langer naar de gevangenis of de Nieuwe Economische Zones. In plaats daarvan ging ze zelf de uittocht organiseren. De nieuwe minister van buitenlandse zaken, Nguyen CoThach, heeft de medeplichtigheid van zijn regering in de vluchtelingenbusiness glashard ontkend. „Geld aannemen van de vluchtelingen hebben we nooit gedaan", moet hij onlangs gezegd hebben. „Misschien waren er lagere ambtenaren die zo iets gedaan hebben, maar dat is niet hetzelfde". Toch vertelt iedereen me op het eiland hoe het mogelijk was te ontsnappen. Als je Chinees was betaalde je eenvoudig het benodigde geld aan de autoriteiten (rond vierduizend gulden per persoon). Dan kreeg je een officieel uitreisvisum. Bij controle door patrouilles van het leger of de marine werd je dan doorgelaten. De meeste mensen gingen dan op zoek naar een boot en betaalde de eigenaar nog eens tweeduizend gulden. Dat waren de „semi- officiële" ontsnappingen. Anderen gingen aan boord van schepen, bijvoorbeeld in de haven, die de Amerikanen hebben gebouwd buiten Ho Chi Minh-stad (Saigon). VIETNAMEZEN Voor de Vietnamezen was het moeilijker. De heer Huynh Long (46). sinds 4 januari op Bidong, was manager bij de grote Japanse multinational in electronics, Sanyo. Hij vertelde hoe het bedrijf was genationaliseerd na de val van Saigon en hoe de fabriek langzamerhand kapot ging door het gebrek aan kader en vakmensen bij de Vietcong en het ontbreken van geld voor nieuwe onderdelen. Zolang als je goud had kon je alles kopen, ook je vrijheid. Huynh Long had goud. Hij ondernam vier vluchtpogingen. Elke keer kocht hij vervalste documenten tegen betaling van achtduizend gulden. De documenten vermeldden, dat hij een Chinees was en dus gerechtigd om het land te verlaten. Tweemaal mislukte zijn poging, omdat degenen aan wie hij had betaald zonder meer verdwenen. Eenmaal werd hij opgepakt door de marine, waarbij zijn ware identiteit bleek, omdat hij geen Chinees sprak. Maar opnieuw slaagde hij erin door omkoping vrij te komen. Nu wacht hij met zijn vrouw, zes kinderen en zes andere familieleden op Bidong op toestemming om te blijven. Hij maakt lange uren als lid van het kampcomité, een gekozen groep, die het kamp runt en bestaat uit Vietnamezen. De vaardigheden, die eens werden benut om Saigon, Danang en Hue, het legeren het zakenleven draaiend te houden worden nu gebruikt om de kampgemeenschap te behoeden voor het uiteenvallen onder de druk van steeds maar nieuwe vluchtelingen en onaangepaste voorzieningen. Er zijn afdelingen die voor bevoorrading zorgen, de gezondheidszorg behartigen, de orde handhaven, bouw en onderhoud verzorgen. In feite is Bidong nog altijd Vietnam, zij het een paar honderd kilometer westelijker. Het is nagenoeg een autonome staat, omdat de Maleisische autoriteiten het wijselijk aan de Vietnamezen overlaten de zaak zo goed mogelijk te laten functioneren. Net als in Vietnam is er de traditionele kloof tussen Vietnamezen en Chinezen. Het kampcomité bestaat voornamelijk uit Vietnamezen de politici - terwijl de handel stevig in handen is van de Chinezen. Af en toe zijn er wat spanningen tussen beide groepen, maar rekening houdend met de druk waaronder men moet leven, rooien de bewoners van Bidong het samen wel en hebben zij zich op bewonderenswaardige manier aangepast aan hun nieuwe omgeving. Het eiland is in sectoren verdeeld. Elk daarvan heeft zijn eigen gekozen vertegenwoordiger, die de dagelijkse vergaderingen van het comité bijwoont. Hierin worden de dagelijkse moeilijkheden besproken en wordt geprobeerd middelen te vinden om de autoriteiten tot hulp te bewegen. Een van de voornaamste problemen van het eiland is de huisvesting. Oorspronkelijk was Bidong bedoeld voor vijfduizend mensen, maar er leven er nu meer dan veertigduizend. Er is nog maar weinig grond beschikbaar om te bouwen en hoe verder men de heuvel opgaat hoe moeilijker de water- en voedselvoorziening wordt. De huizen zijn verrassend indrukwekkend, soms drie verdiepingen hoog. gebouwd met eenvoudige middelenZij vormen voor de vluchtelingen een investering. Wie vertrekt, verkoopt het. Het is een eerbewijs aan het vernuft en de kracht van de bootvluchtelingen, dat zij erin zijn geslaagd om het oerwoud te veranderen in een goed draaiende stad en tot nu toe epidemieën hebben weten te voorkomen. MUZIKANTEN De coffee shop wordt beheerd door Phong, voorheen tolk in het Vietnamese leger. Men kan er een kop zwarte koffie krijgen of een blik cola van de zwarte markt. Op vrijdag en zaterdag brengen de zangers en muzikanten hier hun pakkende liederen ten gehore over een vaderland, dat niemand verwacht ooit weer terug te zien. Kijkend naar de golven en de sterrenhemel heeft men tijd om erover te peinzen, dat dit de laatste keer is, dat men onder landgenoten is. Slechts weinigen wisten waarheen zij zouden gaan, mogelijk naar verwanten in de Verenigde Staten of naar landen, waarvan zij nooit hadden gehoord: Denemarken. Zwitserland. Gabon. Maar voor allen was de reis de moeite waard. Zoals Phong het zei „Het is beter de dood in zee te riskeren, dan te leven onder de communisten". Er heerst een droevige, melancholieke sfeer, maar er is ook een gevoel van hoop: van nu af aan kunnen de omstandigheden alleen maar beter worden. Elders op het eiland was men met iets anders bezig. Groepen jongeren maakten hun boten van eigen maaksel klaar om ermee naar een eilandje te varen, een kilometer verderop. In het holst van de nacht zouden zij daar Maleisische vissers ontmoeten om handel mee te drijven, een gevaarlijke maar winstgevende zaak. Tegen de ochtend zouden de handelaars terug zijn en zouden de goederen te koop worden aangeboden op het strand. Maar de Maleisische autoriteiten treden op tegen deze illegale activiteit. Tegen de ochtend gonst het eiland van activiteit. Kinderen zowel als volwassenen gaan naar school om Engels te leren ter voorbereiding op hun tocht naar de nieuwe wereld die hen wacht. Op de heuvel zijn groepen bezig de enorme bomen te snoeien om de takken thuis tot brandhout te hakken. In het kampcentrum zijn de buitenlandse delegaties bezig de vluchtelingen te ondervragen in verband met hun toelating in het betreffende land. beslissend over hun lot. Op het ogenblik heeft men de situatie op het eiland onder contróle. Maar toch leeft men op de rand van een afgrond. De kans op een epidemie is altijd aanwezig: als de moesson komt is het uitbreken van cholera of dysentrie zeer waarschijnlijk. De Rode Halve Maan heeft plannen voor de bouw van een watertoren en nog een loods om voedsel te bergen. Ook zijn er plannen om toiletten te bouwen, maar of dit alles kan worden voltooid voor in oktober de moesson begint, staat nog te bezien. Zo niet, dan zullen de bewoners van het eiland het zeer moeilijk krijgen. In de afgelopen moesson toen het kamp nog pas drie maanden bestond waren bevoorradingsschepen een week achtereen niet in staat het eiland te bereiken. Als dat opnieuw gebeurt volgt er hongersnood. Daar komt bij, dat de regering van Maleisië nog altijd niet haar koers heeft bepaald. De uitspraken onlangs van de vice- premier. dr. Mahathin, wijzen op de bezorgdheid, die alle ASEAN-landen hebben. Zijn dreigende woorden, dat alle bootvluchtelingen terug de zee op zouden worden gestuurd, bleken achteraf geen betrekking te hebben op een weloverwogen gedragslijn, maar waren waarschijnlijk een waarschuwing aan het adres van westerse landen, een testen van de publieke opinie en een roep om hulp. Copyright The Guardian Vluchtelingen waden van hun boot naar de kUM van het eiland Pulau Bidong.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidse Courant | 1979 | | pagina 15