Charles van de Velde
tekendeen beschreef
het,,gezigt"
van Oost-lndie
„De pet, die om
allen past" (2\
Politie verand|
traag in nieu|
ontwikkeling^
DEN HAAG Nee, een saai leven heeft
Charles William Meredith van de Velde, in
1818 in Leeuwarden geboren en in 1898 in
Menton overleden, bepaald niet gehad. Als
zee-officier maakte hij enkele imposante
reizen, vertoefde hij enige tijd in de Oost,
was zendeling in Zuid-Afrika, reisde door
Syrië en Palestina, maakte deel uit van een
Rode Kruisteam tijdens de oorlog tussen
Pruisen en Denemarken (1864) en was
tenslotte hoofd van de Nederlandse Rode
Kruis-ambulance in de Frans-Duitse oorlog
(1870-71), in welke tijd hij zeer bevriend
raakte met Henri Dunant, de grondvester
van het Rode Kruis. Bovendien was hij een
zeer begaafd schilder en tekenaar, wat ook
blijkt uit zijn meesterwerk: „Gezigten uit
Neêrlands-lndië", dat nu in facsimile-vorm
geven is bij uitgeverij T. Wever
~B.V., Franeker, Buijten en
Schipperheyn/Repro Holland, Amsterdam.
Het bijzondere van het werk is, dat deze „Gezigten"
de eerste, maar dan ook wel de zeer geslaagde, po
ging is, om Oost-lndië ook in artistiek opzicht te be
naderen. Voordien was Indië een land vanwaar men,
met geld en goed beladen, zij het met enig zweet op
het aangezicht, naar het vaderland kon terugkeren.
Tenminste als men de malaria, de rode loop, de pok
ken, de pest, de cholera en het klimaat in het alge
meen had kunnen overleven en dat gebeurde niet zo
vaak. De artistieke belangstelling voor Indië, zijn
kunstuitingen en kunstnijverheid, begon pas in de vo
rige eeuw te ontwaken, al had dat soms wel eens
vreemde kanten. Zo liet men Voor de koloniale ten
toonstelling in 1883 in Amsterdam een Javaanse ga
melan met volledige bezetting overkomen. Men had
met de instrumenten zo gemanipuleerd, dat daarop
ook het „Wilhelmus" en het,, Wien Neêrlands Bloed"
gespeeld konden worden, in geval van koninklijk be
zoek. Nederland heeft niet alleen wel eens twee mi
nisters van buitenlandse zaken gehad, maar is ook
nog lang opgezadeld geweest met twee volksliede
ren... Omdat de mogelijkheid aanwezig was, dat de
tentoonstelling ook bezocht zou worden door konin
gin Victoria, had men de Javaanse gamelanspelers
ook maar het „God Save the Queen" laten instude
ren. Met het gevolg, dat prompt het Britse volkslied
klonk, toen koning Willem III en koningin Emma de
tentoonstelling met een bezoek kwamen vereren. Wie
iets weet van de gamelan, zal beseffen, dat dit toch
wel een heel merkwaardig omspringen is met game
laninstrumenten.
Van de Velde heeft bijna het gehele toenmalige Oost-
Waterval bij Tondano (Celebes).
Indië doorkruist: Java, Timor, de Molukse archipel,
Celebes (thans Sulawesi), Borneo (tegenwoordig Kali-
manten), de Riouw en Sumatra. Hij schrijft hierover
in een overdadig aandoend, ietwat breedsprakig,
maar toch niet van charme ontbloot proza met een
ruim gebruik van bijvoeglijke naamwoorden. Wat dat
betreft is hij duidelijk de mindere van de officier van
gezondheid Junghuhn, die enige jaren later de na
tuur van Indië zou doorvorsen. Van de Velde moet
zeer onder de indruk zijn geraakt van deze schitte
rende natuur, getuige bijvoorbeeld deze beschrijving
van zijn eerste kennismaking met Java:
„Naauwelijks was dan ook de zon den volgenden
morgen, omgeven van al den luister, dien zij slechts
zóó in de keerkringsstreken rondom zich spreidt, uit
de gloeijende oosterkimmen gerezen, of eene flaauwe
schemering van land in het N.O. bevestigde onze blij
de verwachting. Weldra herkenden de meest bevare-
nen aan boord het hoge gebergte van Java's Zuid
westhoek en het daarbijgelegene Prinsen-Eiland met
deszelfs Prinsen-Piek, en eene gunstige koelte bragt
ons reeds tegen den middag dwars van de uiterste,
steile, rotsachtige punt van dit gedeelte van Java
Tandjong-Sangjang Sira genoemd. Verrukkelijk is het
gezigt van het majestueuse gebergte, dat van waar
het uit de diepte der zee oprijst tot aan deszelfs
kruin met ondoordringbare wouden bedekt is. Aan
den voet liggen hier en daar rotsbrokken, met den
De krater van de Poeloe Sarl(Java)
weelderigsten plantengroei omtooid, alsof zij zoo met
boomen en al daarvan losgerukt zijn"
Of deze beschrijving van een tocht naar een theeon
derneming in West-Java:
„Een eind wegs beklommen wij den berg te paard,
nu eens door digte bosschen, dan weder langs kale
of met hoog gras (alang-alang) begroeide ruggen;
gedurig moesten wij afstijgen, om de arme dieren
adem te laten scheppen, en eindelijk waren zij zoo
vermoeid en ook het smalle voetpad zoodanig met
omgevallen boomstammen of digte struiken versperd,
dat wij de paarden aan de zorg van een' bediende
achterlieten en te voet onzen weg vervolgden. Ont
zagwekkend rolden vreesselijke wolkgevaarten van de
kruin des bergs, die in een' donkere nacht scheen
gehuld, naar ons af. Een dreigend onweder pakte
zich boven onze hoofden te zamen, de zon neigde
ten ondergang en wij stonden een oogenblik stil van
vermoeidheid. Een onbeschrijflijk schouwspel wekte
onze eerbiedige bewondering. Ver beneden het don
kergroene weefsel van de toppen der boomen lag
eene onafzienbare landstreek aan onze voetenmet
éénen blik overziet hier de nietige mensch eene
ruimte, die hij in dagen tijds niet kan doorwandelen;
van hier aanschouwt hij in stille aanbidding de groot
heid der schepping, het schoone der aarde; hier
werpt hij een' flaauwen blik in het heelal, en zinkt
weg in het gevoel zijner nietigheid; maar ook hier
gevoelt hij eerst regt zijne verheven bestemming,
waar de wereld met al haar gewoel, met hare groot
heid, met hare schepselen en goederen, met hare
zorg en beslommering als een kleed aan zijn voeten
ligt uitgespreid".
En de klacht van menig Bataviaan, dat er zo weinig
te beleven valt, wimpelt hij aldus af:
„Het is eene gewoonte te Batavia, om immer te kla
gen over de eenzelvige levenswijs; doch hoezeer er
sommige vaderlandsche genoegens zijn, die men in
Indië moet ontberen, zoo levert het in vele andere
opzigten geneugten op, die weder in Europa geheel
vreemd zijn. Naauw heeft de eerste lichtstraal der
kortstondige morgenschemering de oogleden ontslo
ten, of het verfrissende bad schenkt ligchaam en
geest een vernieuwde veêrkracht. Algemeen is daarna
het gebruik van koffij en het rooken van eene sigaar,
terwijl het ontbijt eerst ten 11 ure of later genuttigd
wordt. Ofschoon de Chinesche broodbakkers te Bata
via voor gene Hollandsche behoeven onder te doen,
zoo zijn rijst, met geurige kerries of krachtige sam
bals en allerlei verkoelende tropische vruchten, de
geregten, die men opdischt".
Maar zijn aquarellen en tekeningen, door de Brussel
se meester P. Lauters in litho's vertaald, zijn indruk
wekkend mooi, raak van opzet en zij geven boven
dien een gave indruk van de overrijke natuur van het
toenmalige Oost-lndië. Van de Velde heeft dan ook
een zeer goede leerschool gehad: zijn leermeester
was de bekende zeeschilder P. J. Schotel, die leraar
was op het Marine-instituut, dat toen nog in Mede-
mblik gevestigd was.
Als zee-officier besteedde Van de Velde uiteraard
veel aandacht aan zee- en havengezichten, maar het
portretteren schuwde hij geenszins. Hij maakte met
name een portret van de toen nog tamelijk jonge re
gent van Lebak, Raden Adhipati Karta Natta Negara,
met wie Max Havelaar, of liever Eduard Douwes Dek
ker het twintig jaar later aan de stok zou krijgen. Of
deze regent zich nu werkelijk aan zulke buitenspori
ge knevelarijen heeft schuldig gemaakt, mag worden
betwijfeld. Waarschijnlijker is, dat Douwes Dekker
weinig begrepen heeft van de geheel eigene verhou
ding tussen landheer en landvolk.
Het proza van Van de Velde mag dan wat hoogdra
vend en breedsprakig zijn; dit neemt toch niet- weg
dat deze heruitgave in facsimiles van zeer grote his
torische waarde is, niet in het minst door het schitte
rende illustratieve werk. C. W. M. Van de Velde heeft
een omvangrijk stuk werk achtergelatèn, waarvoor
het nageslacht, vooral nu de belangstelling voor In
donesië sterk is toegenomen, hem buitengewoon
dankbaar mag zijn.
T. VAN GRINSVEN
C. W. M. van de Velde: „Gezigten uit Neêrlands-ln-
dlë", opgedragen aan Zijne Koninklijke Hoogheid
Prins Hendrik der Nederlanden (Hendrik de Zeevaar
der), facsimile-uitgave met een voorwoord van W. A.
Braa8em, directeur van het Westfries Museum te
Hoorn. Uitgave Frans Buffa en Zoonen. Opnieuw uit
gegeven bij T. Wever B.V., Franeker, Buijten en
Schipperheyn/Repro Holland, Amsterdam. Prijs bij
voorintekening 125,-; met ingang van 15 december
1979/ 155,-.
De nog tamelijk Jonge regent van Lebak, Raden Ad
hipati Karta Natta Negara, met wie Eduard Douwes
Dekker twintig Jaar later in conflict Is gekomen.
I:
De jarenlange tradities in het ui
vaderlandse politie-apparaat hebb#<
nu niet bepaald aan meegewerkt dar
snelle veranderingen hebben playi
gehad. Niet alleen de wetgever loii
achter op de maatschappelijke}!)
intwikkelingen en werkelijkheid, odk
politie is onvoldoende meegegrode
Er wéren wel veranderingen, maarp
lagen veel meer op het technische v
maar men kan zich afvragen of die i
wel in de juiste richting hebben
oorgedaan. De feitelijke vernieuwiij
liggen (nog steeds) op het gebied
de uitbreiding en verbetering vanui
middelen, de mankracht en de [t
doeltreffendheid. Héél langzaam»1
ontwikkelt zich een reeks nieuwl»
ideeën. Die worden echter voorloi
nog lang niet overal geaccepteeri
ankele politiekorpsen zijn experimei
gaande. Toch zijn zaken als opent
en werkelijke democratisering moi
te verwezenlijken. Wat dat betreft li
de politie, of liever het apparaat, j,
achter bij ontwikkelingen in
bijvoorbeeld het bedrijfsleven, ook
daar nog lang niet het ideale berei||J
jüc
DEN HAAG „Ach, Je wilt tenslotte allii
hoofdcommissaris worden". Een bekende
binnen het politiebedrijf. Er gaat een hel
reld aan teleurstelling, Jaloezie en concur!
achter schuil. Zo zegt Jaap Tjepkema^
majoor van „het wapen" der Koninklijke t
chaussee en nu docent aan het Studle<
voor Hoger Politiepersoneel In Warnsveld
wordt bl) de overheid aan gewerkt onf<
aantal rangen-salarisschalen te vermint
maar ook voor de overheid geldt, dat hel
ven naar status sterk wordt gevoed dot
maatschappelijke prestige van de h
rang".
Hij heeft zo enkele ideeën over de toekt
van gelijke rechten aan werknemers
overheid, zoals politiemannen zijn. „Het v
maat bij overheidsinstellingen ontkomt nifj
de invloed die uitgaat van de omstandif
dat verbetering van eigen positie slechts v
gen kan worden in de concurrentieslag i
collega's", vindt hij. „De vraag is of ook lj!£
overheid stromingen bestaan die denken]
een nieuw arbeidsethos, waarbij dwangmi,
onderlinge concurrentie overboord zou ki»|
worden gezet".
Erg somber, eigenlijk. Tjepkema com
slechts dat er bijvoorbeeld aan de top
ministerie van binnenlandse zaken wél i
nagedacht over democratisering en gelijkt o_
sen, maar dat er nog zo weinig met di<m
denksels wordt gedaan. Hij pleit in elk th<-
voor de „bottom up"-filosofie (de basis bifa
besluitvorming betrekken) in plaats van g,
„top down"-denken (de chef beslist). zoal»0i
zeker bij de politie plaats heeft. ve
Er zou dus gestreefd moeten worden naa/ij*
vorm van samenwerking, waarbij medewep
worden betrokken in alles wat er over Ni
wordt beslist. Daarbij moet er alles aan gelm
worden om eenieder de kans te geven zi o;
naar gelang zijn aanleg en voorkeur te or
plooien. kc
„Tevens", zegt hij. „wil men meer „naar JS<
den" uit handen geven en dan hoop ik dat) "c
gedacht wordt aan beslissingsbevoegdhei m
verantwoordelijkheid. Ik geloof echter datd*
deksels moeilijk zal zijn om bestaande wa»b<
en normen van het samenwerken binnenar
organisatie als de politie te doorbreken. Mva
afstaan maakt het er voor de meest mach
niet gemakkelijker op".
Zeker voor de politie geldt dat hogere po
meer aanzien genieten. Toch krijgt de p
van de man en vrouw aan de basis s
meer aandacht. Daarbij is de discussie ov
besluitvorming binnen de politie in volle
Experimenten zijn begonnen.
Tjepkema meent verder dat het voor politi
nagers en voor de uitvoerende manscha r
van het grootste belang is een beter inzie I
krijgen in en zicht te krijgen op het politii
en de kwaliteit daarvan.
„Om op enigszins verantwoorde manier te
nen oordelen hoe het met de kwaliteit vai
politiewerk is gesteld, kunnen we niet meei
staan met het tellen van het aantal aanhoi
gen en processen-verbaal. Ook over hulp\
ning en „peace keeping" (het bewaren van
en orde) moet geoordeeld kunnen worden
gewone, dagelijkse politiewerk moet op ee
tje worden gezet en dan moet het worden
valueerd", aldus Jaap Tjepkema.
Er doen zich dus enkele aarzelende verand
gen voor. Toch blijft het vreemd en telei*
lend te moeten constateren dat het politie-a
raat jarenlang in een geïsoleerde positie I
verkeerd en daarbij van wezenlijke verand
gen gespeend is gebleven. Er moet blijk
nogal veel druk ontstaan zowel van b
als binnen de politie voor wordt ingegr
in de jarenlange tradities van het apparaat.
„Het is kennelijk moeilijk om ten aanzien
de politie iets anders te willen dan meeri
kracht en betere middelen, want dét lijke
uitstek de zaken waarmee aan de gevd
van onveiligheid van de burgers een eind
worden gemaakt", zo staat te lezen in een
chure van de Stichting Vormingwerk Partij
de Arbeid, Politie in Diskussie.
„Dat deze stelling actueel is", zo vervolgt
discussiestuk van de PvdA. „bliikt wel uil
feit, dat de betere bewapening, benaden
technieken voor gevaarlijke personen en
oprichting van speciale arrestatieteams op
ogenblik alle aandacht krijgen, terwijl nie
vormen van kriminaliteitsbestrijding en dem<
tische werkwijze van de politie slechts
moeizaam in diskussie komen".
BOBB
v*V<
41 «ft
ijMg<