Met een gehuurde klipperaak inclusief schipper en gastvrouw de Hollandse wateren op Wat zegt een jaartal op een orgelkas? Zomeravondconcerten in Noordwijkse Grote Kerk Grepen uit de Leidse muziekgeschiedenis ^STAD/REGIO LEIDSE COURANT WOENSDAG 4 JUL11979 PAGINA 5 Een klipper met een paardekont, een bijzondere gelegenheid voor groepen van vijf tot ongeveer vijftien personen (maar het zijn er ook weieens 23 geweest) die bijvoorbeeld verenigd zijn in vierende families, vis- en kaartclubs of zomaar uit zijn als personeel van een firma die wat rond wil dobberen met de werknemers. Voor zo'n klipper kunnen Martin en Carla van de Vlugt zorgen. Als ze niet aan het zwalken zijn lijken Martin (32) en Carla (31) een echtpaar in ruste op hun klipperaak Leonarda, nabij de houtmolen van Noordman langs de Haagweg even buiten het Leidse stadsgewoel. Ze zijn nu dertien jaar getrouwd en hebben twee zoons van 11 en 12 jaar die elke dag van school naar huis komen, meestal via een andere route, want hun home ligt niet steeds op dezelfde plaats gemeerd. Je kunt Leonarda (de tweede naam van Carla en haar moeder) huren, per dag of een halve dag en dan heb je het als huurder nog voor het zeggen ook; Martin, als ingehuurde schipper, loodst zijn klanten langs zowat elke gewenste vaarroute. Aan boord van de tweemaster klipperaak Leonarda sloeg de koperen scheepsklok drie glazen, dat was nog iets te vroeg voor andere glazen, maar ik kwam ervan onder de indruk. „En dan komt er elk half uur een glas bij, zogezegd", adstrueerde Martin. Kun je nagaan wat het tegen middernacht moet zijn, wat die scheepsklok aangaat. In 1906 werd de klipper in Zwartsluis te water gelaten als De Eendracht, een tijd later was er een nieuwe eigenaar die de klipper met de paardekont de Odin doopte en toen die vertrok naar z'n Op mijn omwegen door stad en land kom ik graag mensen tegen. Elke morgen tussen tien en elf uur kunt u mij telefonisch vertel len wie u graag in deze rubriek zou willen tegenkomen. Het nummer van mijn geduldi ge telefoon is 071-122244; u kunt dan naar toestel 18 vragen. zelfgebouwde nieuwe schuit nam ie de naam mee en Martin en Carla konden toen hun eigen naam,, de Leonarda, aanbrengen. „Ja, het is een fijne schuit", vertelde Martin me. „Ze is gebouwd in een zeegvorm, loopt van voren naar achteren rond en ook in de breedte zie je een boog. Het schip is volgens de meetbrief 21.19 meter lang en 4.43 meter breed. Het was een binnenvaartboot, voor het vervoer van riet en turf, in 1959 omgebouwd tot zeewaardig jacht. Of ze familie is van de tjalk Jazeker, maar van voren blijft het een klipper en van achteren heeft ze een paardekont, en die zeeg hè, dat is heel erg kenmerkend. De vorige eigenaar voer er mee naar Denemarken, waar hij negen maanden in het jaar verbleef en daarna voor drie maanden weer naar Nederland kwamWe ontmoetten hem drie jaar terug bij Hoogmade. Dat kwam zo: in Leiden woonde jonge Jan van der Plas, schipper op een pakschuit aan het Utrechtse Jaagpad. Carla en ik hadden het in de bol gekregen om een schip te kopen, na een moeilijke en arbeidsintensieve patatperiode in Leiderdorp. In die horecasector - nooit meer van ons leven- kwam je nauwelijks aan je rust toe. We wilden iets van gaan varen. Nou, zei Jan van der Plas, dan weet ik wel iets voor je". Zo kwamen Martin en Carla aan hun Leonarda. Ze verkochten hun kruiser, omdat ze helemaal weg waren van het droombeeld dat ze al zolang hadden. Ook hun huis werd verkocht en Martin zegde z'n baan als badmeester in Zoeterwoude op. Carla bleef voor de vastigheid nog een job houden. Het tweetal betrok met de zoons Ron en Marco de klipper die naar voren uitbaaiert, een type waarvan er nog een stuk of tachtig in de charter zijn. Inmiddels is Martin v.d. Vlugt lid géworden van de Vereniging tot Behoud van Zeilende Bedrijfsvaartuigen, een soort vakbond die van pas kan komen als het tij niet meezit. „Zo werd ik schipper,,, vertelde Martin. „Het belangrijkste plan dfat we hebben is naar Frankrijk weg te trekken met de Leonarda, maar dan moeten de kinderen wel eerst een jaar of negentien zijn en kunnen beslissen of ze met pa en moe mee willen. We zien wel waar we dan terechtkomen. Voorlopig verhuren we de Leonarda". De goede klipperaak bezit een kostelijke huiskamer, royaal ingericht en gemeubileerd en voorzien Martin en Carla van de Vlugt op hun klipperaak. van planten en bloemen. De verwarming is c.v. maar er is een grote potkachel, een originele Godin, waar je knus omheen kunt zitten als het watkilletjes is. Radio, teevee en een pick-up doen mee aan het comfort en de huisbibliotheek voorziet in lectuur die litteraire vormen aanneemt: van een encyclopedie en de geschiedenis van de tweede wereldoorlog-met-goud-op- de-band tot romans en naslagwerken en een beschouwing over de Kunstschatten van het Vaticaan. De forse keuken ofwel het kombuis bevat onder meer een ouderwetse prima functionerende koelkast „op petroleum" (aan boord van de Leonarda is men bewust energie-regulerend), je kimt er het water stromend houden door middel van elektriciteit, maar je kunt het ook met de voet oppompen. Boven het „teevee-meubel" bevindt zich een geoutilleerde scheepsinstallatie: dieptemeter, peilradio, windrichting- en windsnelheidsmeter en een marifoon (via Radio Scheveningen). Natuurlijk kun je aan boord van de Leonarda je oo"k elektrisch scheren en het toilet heeft een belendende douchegelegenheid om op te frissen. En dan is er natuurlijk de intercom- installatie over het hele schip; je hoeft dus niet te schreeuwen om iemand te bereiken. Boven alles en iedereen uit staat daar Martin v.d. Vlugt aan het roer, bij weer en ontij, eventueel in zijn isolerende regenkleding, met vaste hand zijn clientele laverend door de Hollandse wateren, voornamelijk de Kagerplassen, de Brasem of de Westeinder plassen, maar ook, indien gewenst, over de Ade die naar die typische polderlandschappen leidt. Privé nemen Martin en Carla in hun eigen tijd de route naar het IJsselmeer. Dan gaan de zeilen in top, of hoe dat ook mag heten, want dan hebben ze de ruimte. Martin: „twee jaar varen we nou met mensen en 's winters werken we op een of ander bedrijf. Helemaal vrijblijvend. Hier aan boord van de Leonarda moet je geen twee linkerhanden hebben, want je moet zelf alles opknappen en onderhouden. Je wordt door schade en schande wijs en op den duur een beetje scheepsbouwkundige zelfs. Onze onderneming is gebaseerd op idealisme en we leven van mond tot mondreclame. Ik ben de schipper en Carla is de gastvrouw, bijbehorend. Het is meestal bij ons een gezellige volle boel, met vijftien goeie zitplaatsen en als het moet halen we er nog wat klapstoeltjes bij. Zo kan men z'n gang gaan, een hele dag of een paar uurtjes, wat men wil. Je kunt ook stoppen onderweg, om te vissen of te zwemmen en je kunt binnen ook een kaartje leggen. Twee tot drie keer in de week zijn we verhuurd, doorgaans een hele dag. Als er vissers zijn die 's ochtends om 5 uur willen beginnen, nou dan gebeurt dat ook. Dan stomen we op naar een stekkie, na een warme bak koffie verorberd te hebben. Inderdaad zijn we 24 uur per dag paraat". Tegen gereduceerde prijs zijn er drankfaciliteiten aan boord van de Leonarda. Broodjes ook natuurlijk. Allemaal ten behoeve van een alternatieve rondvaarteen pleziervaart, waarbij de opvarenden zelf kunnen zeggen wat er moet gebeuren. „En toch hou je als schipper en ik als gastvrouw je zalige gevoel van vrijheid; die mensen in vakantiestemmirig vinden we gewoon hartstikke leuk. De reacties lopen op tot enthousiasme en men vertel^ het aan elkaar door. Veel reclame door middel van advertenties maken we niet, dat zou veel te kostbaar worden, maar men weet het gewoon en dat is fijn. Nooit is er een gemêleerd gezelschap van mensen die elkaar niet kennen; het is steeds één groep, desnoods een man of vijf'. En als de taak volbracht is, leggen Martin en Carla met hun klipperaak ergens langs de route aan om bij te komen. Dan komen ze eigenlijk pas los, want vóór die tijd hebben ze hun produktie moeten leveren op vis-, toer- of dagtochten, vanaf de Zijldijk in Leiderdorp. Aan het adres Utrechtse Veer 8 in Leiden weet men er meer van te vertellen en als gegadigden willen bellen, dan kan dat onder telefoonnummer (071) 14 44 37. Dan maak je een beste kans op een waterparadijsje aan boord van een klipper met een paardekont Het klinkt niet elegant, maar het is wel erg eerlijk en heerlijk daar aan boord. Martin v.d.Vlugt vindt het nog elke dag „een droom voor ons". „Maar je moet het samen leuk vinden, anders is het geen doen". Ik weet niet meer hoeveel glazen er geslagen werden, na afloop van het gesprek, en het •vooronder had ik nog niet eens gezien. Moet je nagaan Wanneer je in verschillende boeken op zoek gaat naar eenzelf de onderwerp, kan het dikwijls gebeuren, dat je verschillende dingen leest, die met elkaar <in strijd zijn. Wanneer we van daag onze aandacht richten op het rugpositief van de Pieters kerk (dat is oneerbiedig uitgedrukt die puist onder het grote werk) zitten we midden in zo'n grabbelton van jaartal len, die de bouw aangeven: 1626,1628 en 1629. Het jaar 1628 valt onmiddellijk af, want in de rekeningen van de kerkmeesters wordt met geen woord gerept over welke bouwaktiviteit aan welk orgel dan ook. 1629 zou in aanmer king kunnen komen, want orgelbouwer mr. Jan Jacobszoon du Lin II krijgt in november een bedrag uitbetaald „voor het or gel te vermaecken ende hooger te stellen", maar er staat niet expliciet bij, dat het betrekking heeft op het Pieterskerkorgel en daarom mogen we alleen maar concluderen, dat er in een van de stadskerken aan een orgel gewerkt is en niet dat het maar het Pieterskerkorgel moet zijn. Gaan we drie jaar terug in de tijd, dan lezen we dat aan meester Jan Jacopsz orgelmaecker" zestig gulden wordt uitbe taald „van extraordynaris buytewerck ten Hoogelande", het geen betekent, dat er in de Pancraskerk gewerkt is. Op 4 au gustus 1625 wordt er opgeschreven: „Een de orgelmaecker vant groote orgel te vertymmeren ende het vernyeuwen, 200 gulden". Op dezelfde dag keurde de organist van Haarlem, Philips van Velsen. dat instrument en kreeg daarvoor behalve een salaris van vijf en twintig gulden en een dubbeltje ook een „eerlycke maeltijf'aangeboden. Een week later krijgt de orgelmaker „ter goeder rekenyng van syn aengenomen werck" de eerste termijn uitgekeerd. De kerkmeesters kopen dus op afbetaling Op 9 november 1626 ik moet U even met data vermoeien wordt er betaald vanwege het maken „vande cas vant posety- ff" een bedrag van 225,- en wanneer de schilder Jacob van Swanenburch de deuren vgn het positief moet schilderen en •Heyndrick Beuckelsz. ruim vijftig gulden krijgt „vant vergul den vande cas vant posetyff'lijkt 1626 als bouwjaar van het ruspositief een bewezen zaak, maar.... dat is het dan juist net niet, want mijnheer Beukelsz heeft een rekening ingediend bij de kerkmeesters en daarin precies opgeschreven wat hij zoal heeft gedaan: „het posetyf inde S. Pieterskercke van boven ende onder, mitsgaders aen de syden ende van voren overal mit gout gestoffeert ende verciert ende anders afgeset, oock de wapenen vande E. Heeren Kerkckmeesters daer op gestelt". Het venijn zit in de staart. De wapens van de kerkmeesters hebben nooit op het rugpositief afgebeeld gestaan (er is dom weg nergens plaats voor), maar op de kas van het grote werk. ,Het jaartal 1626, dat op de fries van het rugpositief te lezen staat, duidt niet op bouw of verbouw van het rugpositief, zoals overal altijd wordt beweerd, maar op bouw aan het gro- Gezicht op het grote orgel in de Pieterskerk (collectie De Lakenhal). te orgel zelf. Dat dit jaartal niet op het grote werk zélf is aan gebracht, stoelt op het feit, dat geen mens vanuit de kerk dat jaartal zou hebben kunnen zien en de kerkmeesters waren maar wét trots en dat mocht best gezien worden. Wat zegt dus een jaartal op een orgelkas precies? Ten eerste, dat je moet oppassen met het eraan verbinden van conclusies omtrent de bouw van het onderdeel waarop dat jaartal is aan gebracht en ten tweede, dat je ruimer moet denken dan in on derdelen alleen. Ik ben erg benieuwd wat er bij de komende restauratie van het Pieterskerkorgel onder dat bordje met het jaar 1626 tevoorschijn komt. Het zou me niet verbazen wan neer het iets in de richting van 1540 zou zijn, want in die tijd werd er aan het rugpositief gewerkt. De dood van orgelbouwer Du Lin in 1630 verstoort grootse plannen voor ingrijpende orgelverbetering. Orgelmaker Hager- beer probeert met „maecken ende vermaecken" de orgels in beide kerken aan de praat te houden, maar dat verstelwerk biedt geen soelaas op de lange duur. Dan móét uiteindelijk tot ingrijpende bouw met behoud van zoveel mogelijk nog bruik baar materiaal in 1636 eerst het orgel in de Pancraskerk on der handen worden genomen en in 1639 het grote orgel van de Pieterskerk. Heel terecht zegt Hoving in zijn boek „het or gel in Nederland" bij het orgel van de Pancraskerk: „op de bovenlijst zien wij het jaartal 1637, dat aan een verbouwing uit dat jaar herinnert". Het gaat juist om dat woordje „ver bouwing". Dat gebeurde in 1637 in de Pancras en in 1626 in de Pieterskerk. In de Pancraskerk kon dat jaartal op de grote kas vermeld worden, omdat er geen rugpositief was, dat waar neming vanaf de grond tegen zou houden. Dit korte verhaaltje heeft een kleine moraal: bij jaartallen op eerste stenen, die gelegd zijn voor gebouwen, hoeven we niet aan de juistheid van die jaartallen te twijfelen; bij orgels ge ven ze alleen werkzaamheden aan en geen' definitief bouwjaar. Een jaartal op een orgelkas maant dus tot voorzichtigheid en dat is een groot goed, want we mogen best bestaande theo rieën aanvallen, opdat de werkelijke geschiedenis niet door een vastgeroeste traditie geweld wordt aangedaan. JAN DOOVE RESTAURATIE EEUWENOUD KERKGEBOUW AFGEROND NOORDWIJK Traditiege trouw organiseert de Stich ting Orgelcentrum, in samen werking met de plaatselijke Evenementencommissie een reeks zomeravondconcerten in de Grote Kerk van Noord- wijk-Binnen. De Stichting heeft een aantal in binnen- en buitenland bekende orga nisten bereid gevonden het fraaie Knipscheer-instrument in het eeuwenoude bedehuis te bespelen. Simon C. Jansen, cantor-orga nist van de Westerkerk te Amsterdam en hoofdleraar aan het Sweelinck-conservato- rium, opent de rij op 6 juli. De concertgever was eerder organist te Utrecht, Arnhem en Alkmaar en maakte tour- nee's door de Verenigde Sta ten, Canada, Suriname, de Antillen en tal van Europese landen. Voor het eerste concert in Noordwijk heeft Simon C. Jansen een programma sa mengesteld, waarin onder meer werken voorkomen van Felix Mendelssohn, Cor Kint, Alexander Guilmant, Louis Vierné en Cor Kee (Variaties over „Merck toch hoe sterck"). De week daarop (13 juli) geeft Feike Asma een con cert, dat speciaal gewijd is aan wijlen Jan Zwart, de be faamde orgelmeester uit de dertiger jarenr, die door zijn wekelijkse orgelbespelingen voor de NCRV-radio en zijn concerten allerwege in het land, het orgel opnieuw in de belangstelling plaatste. Jan Zwart ontdekte de schoonheid van het instrument in de Gro te Kerk in de zomer van 1937, toen hij voor zijn ge zondheid in de badplaats va kantie hield. Op 9 juli van dat jaar, enkele dagen voor zijn dood, speelde juj op het Simon C. Jansen aan het grote ogel van de Wester kerk in Amsterdam. orgel van het historische kerkgebouw zijn laatste con cert. Hij besloot dat met zijn thans alom bekende be werking van „Een vaste burcht is onze God". Feike Asma heeft Zwart's compositie over het Luther- lied op zijn programma gezet, tezamen met diens Sombere Muziek over Psalm 103 en het Postludium en Fuga over Psalm 72 vers 11. Verder speelt de Maassluise organist werken van J. S. Bach, de Sonate no. 6 van Felix Men delssohn en een paar zelden gehoorde muziekstukken van Italiaanse componisten (o.a. G. Frescobaldi). De uit de 13e en 14e eeuw daterende Grote Kerk met haar machtige gewelven en volmaakte akoestiek, beschikt sinds 1840 over een orgel, dat uitmunt in klankrijkdom en opmerkelijk mooie stemmen. Experts noemen het een der fraaiste instrumenten uit de streek tussen Delft en Haar lem. Het is een geschenk van ds. Gerrit Kuiper, die destijds als emeritus-predikant te Noordwijk woonde, en diens echtgenote Anna Cornelia Pennewart. De Amsterdamse orgelbouwer H. Knipscheer bouwde het orgel in neo-em- pire stijl, omhuld met wit en goud, op vier zuilen. Orgelliefhebbers uit Noord wijk en tot ver in de omge ving blijken het hoog te waarderen. De zomeravond- concerten plegen dan ook vele bezoekers te trekken, on der wie een groot aantal Duitse gasten. Zondags kan men het orgel horen onder de vaardige vingers en voeten van de vaste organist, de heer Johan Admiraal, onder wiens bezielende leiding traditiege trouw in dé paasweek een uitvoering van de Lucas-Pas- sion wordt gegeven. In het begin van de zeventi ger jaren onderging het kerk gebouw een zeer grondige restauratie, waaruit de kerk als herboren tevoorschijn is gekomen. De burgerlijke ge meente maakte door een meer dan royale bijdrage het herstel mogelijk. Thans praalt de Grote Kerk als een kostba re cultuurschat in het cen trum van het oude dorp. Ei genlijk kreeg de restauratie pas kort geleden haar beslag met de voltooiing van het aangebouwde portaal aan de zuidzijde. Daardoor wordt het aanzien van het kerkgebouw vanaf de Voorstraat bijzonder verfraaid. Aanvankelijk was het portaal niet in het restau ratieplan van de Leiderdorpse architect, wijlen Pièt van der Sterre, opgenomen. Eerst na het uitvoeren van het werk kwam door een schilderij in een museum te Gothenburg (Zweden) aan het licht, dat de Grote Kerk in haar oorspron kelijke staat aan de zuidzijde van een portaal was voorzien. Dank zij de financiële mede werking van het gemeentebe stuur kon de aanbouw alsnog worden aangebracht. De Grote Kerk bevat tal van sierlijk bewerkte grafstenen, onder meer van de vroegere ambachtsheren van Noord wijk. Aan de bekendste van hen, Janus Dousa, de bevel hebber van het belegerde Lei den uit 1574 en een der eerste curatoren van de daarna ge stichte Leidse Universiteit, is een fraaie graftombe gewijd. De Zomeravondconcerten worden in de maanden juli en augustus gehouden. De uit voeringen beginnen elke vrij dagavond om kwart over acht De toegangsprijs be draagt 4 gulden. 65-plussers en kinderen jonger dan 12 jaar betalen 2,50 gulden.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidse Courant | 1979 | | pagina 5