Arie Maasland, keizer van de tango, staat al 40 jaar voor zijn orkest «9 ONGEËVENAARD SUCCES IN HET LAND VAN DE RIJZENDE ZON MAL AN DO and his ORCHESTRA 10 12a<s PM.6:30 11 13r PM.6:30 11 14e<^»PM.6:30 Chemische stoffen in Rijnwater tasten structuur van vissen aan s ¥2.000 A ¥1,600 B:V 1,300 ©¥1,000 O S-71- -f -f h fit', ft-, Arie Maasland vindt de tijd gekomen het wat kalmer aan te doen. Zijn jubi leum laat hij zich meer als een aardig heidje aanleunen. BUSSUM De heer Arie Maasland ziet er uit ais een kapitein van de grote vaart die de baren woelig heeft gelaten en zich in een net burger park heeft teruggetrok ken om binnen de vas tigheid van een stevige Bussumse bungalow wat na te genieten van een zilte carrière. Alleen een wat frivole cowboy-veter om zijn nek herinnert aan een mogelijk wilder verleden. Kortom, een puur Hollandse aanblik die gesterkt wordt door de restanten van een mollig Rotterdams ac cent als hij aan het pra ten slaat Eerste indruk ken kloppen maar zel den. Oie Bussumse Arie Maasland heeft in minie me letters op het naam bordje aan zijn deur ook nog een tweede naam staan, Malando. Jawel, de keizer van de tango en andere Latijns-Ameri kaanse ritmes. De man die maar liefst 140 lang speelplaten op zijn naam bracht, waarvan er 78 In Japan het licht zagen. Een heel gewone Hollan der die al voor de oorlog wereldbekend werd met „Olé Guapa", een warm bloedig werkje waarop niet alleen miljoenen hun eerste struikelende tan go-passen uitvoerden, maar dat bovendien zo'n oer-klassiek Latijns-Ame rikaans schoolvoorbeeld werd, dat in het buiten land niemand meer be seft dat een stevig ge bouwde Hollander er de geestelijke vader van is. Die Malando is nog lang niet in ruste. Zijn Tango- Rumba-orkest bestaat 1 juli a.s. 40 jaar en Ma lando zelf zwaait er nog steeds de scepter over. Misschien niet meer zo fanatiek als in 1939, toen hij in de Leeuwardense dancing Spoorzicht (in welk land vind je zulke prozaische namen voor uitgaansgelegenheden?) z'n première beleefde. Maar hij is nog altijd goed voor een wekelijks half uur dat hij sinds mensenheugenis bij de Vara op de zaterdag vol speelt. En er is meer, ondanks de 71 jaren die de heer Arie Maasland inmiddels telt. Malando: „Ach jaOlé Guapa". Wie had ooit kunnen denken dat het zo'n succes zou worden? En ik wilde het nog wel met m'n eigen naam on dertekenen. Nee, zei mijn Rotterdamse muziekuitge ver Smit, daar moet een buitenlands klinkende naam onder. Ik heb het toen voorzichtig met Maaslando geprobeerd. Hij maakte er Malando van. Gelukkig maar. Er bestaat trouwens een muzikantengrap op die naam. Van Franse musici afkomstig. Weet je waar om „Olé Guapa" in A staat? Omdat 't mal en do is. Slechts in C dus". „Kennissen van mij die naar Spanje gaan willen nog wel eens vertellen dat zij die Hollander ken nen die „Olé Guapa" ge schreven heeft. Spanjaar den kijken dan onmiddel lijk alsof iemand ze wijs wil maken dat twee plus twee vijf is. „Een Hollan der?", roepen ze dan smalend. „Hoe kan dat nou? „Olé Guapa" is door een Spanjaard ge schreven!". Ik heb het in 1937 in een vloek en een zucht op papier gezet, toen ik op m'n vrouw zat te wachten die even naar de groenteman was. Daar moet je je natuurlijk ook weer niet op verkijken, want opschrijven is niet alles. Je loopt vaak al dagen met iets in je hoofd rond, dat nog wat moet worden, maar er niet uitkomt. En het was niet m'n eerste tango, want die had ik in 1935 geschreven en die heette „Annie", naar m'n vrouw" Sjouwen Arie Maasland is duide lijk niet meer de man die zit te wachten op de pu bliciteit via een stukje in de krant. Hij wil best even babbelen, vraagt te voren bij de telefonische afspraak: „We maken 't niet moeilijk, hè? Daar heb ik niet meer zoveel zin in", en praat in zijn werkkamer nog steeds met de toon van „Ach ja, wat zal ik er van zeg gen?". Het uit de kelder naar boven sjouwen van zijn vijftien kilo wegende Scandalli-accordeon voor de foto wordt al een punt van discussie. „Vin den jullie dat leuk? Een beetje gek eigenlijk. Ik zit hier nooit met een accordeon in mijn werk kamer. Kan die foto niet even achter de piano ge nomen worden? Ik sjouw die accordeon niet eens zelf meer naar de studio mee". De grote drang van we leer is duidelijk verdwe nen bij Arie Maasland. Nauwelijks verwonderlijk. Zijn platen zijn veertig jaar lang als pittige broodjes over de toon bank gegaan, en de rechten voor de vele hits die hij schreef komen nog altijd binnen. „Olé Guapa" mag dan dè tan go onder de tango's zijn geworden. daarnaast staat nog een heel rijtje wereldwerk: „Bonita nina", „Flor de passion", „Noche de estrellas", „Porque te vas". Ophouden?", zegt Ma lando ongeëmotioneerd. „Ik weet niet of je als musicus wel kunt stop pen. Ik maak nog steeds dat half uur voor de ra dio. Vroeger moest je daarvoor persoonlijk alle musici gaan bellen, maar tegenwoordig wordt dat allemaal door de omroep gedaan. Ik schrijf nog nummers, ik maak arran gementen en af en toe treed ik nog in het land op. Dezer dagen zitten we in een aantal steden in Friesland. Maar grote toemees als naar Japan zie ik niet meer zitten. Ik was er zeven keer, het is fantastisch geweest, maar zo langzamerhand een te vermoeiende zaak". Hoezepoezen Malando's succes in het land van de rijzende zon is nog altijd een ongeë venaard verschijnsel. Ma lando: „Tja, hoe komt zoiets? Eigenlijk heel toevallig. Hier komt een plaat uit en die belandt ook in het Japanse kan toor van de platenmaat schappij. Daar denkt ie mand: Hé. dat is mis schien iets. En dan blijkt het ongelooflijk aan te slaan. Dat Latijns-Ameri kaanse was daar hele maal nieuw. Dat speel den ze daar zelf niet.. En ik krijg nog steeds ver zoeken uit Japan, al ge loof ik dat de verkoop daar nu wel wat minder is geworden. Je ontvangt dan thuis een opgaaf KLM van een paar liedjes met het verzoek er tango's van te maken. Nou is dat meestal alleen maar het simpele melodietje en daar tnoet je dan wel een aantal maten bij gaan verzinnen".- Er komt een hele serie met exotische en wester se hoezepoezen versierde langspelers van Japanse origine op tafel met de meest bizarre melodieën in tango-vorm, als de Grote tournees als naar Japan zie Arie Maasland niet meer zitten. Hij was er zeven keer en vindt het welletjes. Zo langzamerhand wordt het een te vermoeiende zaak. Russische klassiekers „Kalinka" en „Donkere ogen". Hoe maak je daar nou een tango van, vraag je Arie Maasland en hij begint bijna ver baasd met een „Nou zó" te neuriën. Het ritmische schokeffect van de als Argentijnse gezelschaps dans ontstane vierkwart smaat zit er bij hem in gebakken. Abba Bestaat er eigenlijk nog wel andere muziek voor de met tango's, accorde on, timbales, bongo's, maracas en andere ritmi sche geluidsvoortbren gers grootgeworden Ma lando? „Naar m'n eigen platen luister ik niet. Die ken ik tenslotte al. Ik heb wél een enorme col lectie platen van Argen tijnse tango-orkesten. Want dat is iets heel an ders dan wat wij spelen. Dat moet je ook niet gaan nadoen. Het ver schil is juist ons succes geworden. In Argentinië wordt bijvoorbeeld de bandoneon gebruikt (een klein soort accordeon) en dat instrument be heers ik niet. De Italiaan Astor Piazzola is er een grootmeester op. Ik had hem willen uitnodigen voor een tv-programma dat ik gemaakt heb. maar hij was onvind baar". „Argentijnen vinden op hun beurt onze Latijns- Amerikaanse muziek erg leuk. Het geluid daarvan komt bij hen eigenaardig over. Ze zijn helemaal verbaasd als ze opeens een klokkenspel in mijn tango's horen. Ik luister verder naar klassiek, Tsjaikofski, De Falla en Ravel. Popmuziek mag, als 't maar goed is. Hoe heet die groep ook weer, de Moody Blues, dat vond ik goed. Alleen ver geet het publiek vaak dat die bands van die vier of vijf jongens die naam maken op de plaat ook hele orkesten zijn. We hebben met ons orkest wel eens een nummer van die Zweden, hoe he ten ze. Abba opgenomen. Ik heb de band daarvan speciaal voor m'n klein dochter van 12, die gek is op Abba, afgedraaid. „Jullie spelen 't helemaal niet goed!", zei ze toen". Piepers De professionele markt begon voor Arie Maas land in 1933 met „The Jumping Jacks", nadat hij een opleiding voor bouwkundig tekenaar met meer noten dan strakke lijnen op het te kenpapier had laten schieten. Daar kwam dan wel een gedegen muziek studie, harmonieleer en instrumentatie voor in de plaats (Malando: „Ik ge loof dat niemand in de muziek daar buiten kan"), maar „The Jum ping Jacks" speelden Malando heeft nog steedi te veel Latijnse ritmes in zijn zitvlees vooral foxtrotjes en gelse walsen op darf) vonden. Malando: „Er was in tijd in grote dancijjoN nog plaats voor twee mi kesten. Na ons spee ju een tango-orkest, Eduardo Bianco. Ik v dat ontzettend inte sant, zo'n gespecialisi orkest, en ik blééf lui ren als die kerels sp£|o den. Ik had inmidd as zelf aardig wat numm joi op mijn naam staan ben toen in 1939 i het Orkest Malando gonnen. Ik had het ge-jan dat mijn muziek in dji oorlog niet verbot werd en iemand van televisie heeft laatst «iy nagespeurd dat ik In I nc jaar 1942 in één mai ee 780 minuten radio-zaf tijd heb gevuld!" Het bezette Neder hunkerde naar ment, maar het was Arie Maasland toch lopen toen hij een roep kreeg voor garbeid in de Duits» brieken. Hij ging nf werd gearresteerd, rraa ontsnapte tijdens ti transport met twee and re orkestleden. Maland „Na de oorlog hebbf we ontzettend de wil mee gehad. We haddr een eigen repertoii konden zó beginnen kregen aanbieding aanbieding. De dancin zaten stampvol' Het werd de basis vo de grote naam van orkest dat internationa en zelfs op koninklijk veau te spelen kreeg, van z'n publiek krankz nige verzoeken ontvil als: „Wilt u zo vriendel zijn om voor mij de beldans te spelen, ms een beetje vlug want moeten naar huis, mo der heeft de piepers op staan". „Ik weet niet of je i musicus wel kunt sto pen", zegt Arie fc land. Maar kalmer doet-ie het wel. Hij het belangrijker te vind dat zijn dokter hem een controle van zijn wicht meedeelde dat er nog als 61 uitzagi plaats van 71. en It zich zijn jubileum veertigjarig orkestleic meer als een aardighei je aanleunen. Maar vo de grote stilte heeft Maasland, de pure H< lander die er uitziet al! hij een tango hoogste meegeflóten heeft, l« nog te veel Latijnse i mes in het zitvlees. O Malando! BERTJANSt POTENTIEEL GEVAAR VOOR DE MENS RIJSWIJK Zoutlozingen gaan door voor de grootste vorm van vervuiling waaraan de Rijn, een van onze voornaamste leve ranciers van drinkwater, sinds jaar en dag is blootgesteld. Toch valt die vervuiling in het niet bij de schrikbarende effecten van de chemische afvalstoffen in het Rijnwater. Hoe groot het aantal chemische stoffen Is dat jaarlijks door de vele industrieën langs de Rijn in grote hoeveelheden plompverlo ren In de rivier wordt gedumpt, Is nog al tijd onbekend. Ook weet men bij lange na niet om welke stoffen het gaat. Om toch een Idee te hebben van de gevolgen die dit vervuilde Rijnwater heeft voor levende organismen, heeft een Nederlandse onder zoeker een proef gedaan met vissen die lange tijd in dit vervuilde water moesten leven. De Rijswijkse gifdeskundige, „toxicoloog" dr. C. L. M. Poels observeerde anderhalf jaar lang een groep regenboogforellen, die in Rijnwaterwaren ondergebracht. Dr. Poels: „Met ons onderzoek wilden we nagaan welk oppervlaktewater gegarandeerd geschikt is om er te allen tijde voor de mens gezond drinkwater uit te bereiden. We hebben ons toen, in navolging van internati onaal erkende onderzoekinstituten, op het uitgangspunt gesteld dat water waarin vis sen zich op normale wijze kunnen ontwikke len en voortplanten, ook het water is waar op de mens voor de vervulling van zijn drinkwaterbehoeften kan vertrouwen". In het onderzoeklaboratorium van de water leidingbedrijven in Nederland, het KIWA in Nieuwegein, zwierf een groep regenboogfo rellen achttien maanden rond in water af komstig uit de Lek. waarvan de kwaliteit nota bene hoger wordt getaxeerd dan die van het water van de Rijn zelf. De gevolgen waren niet mis. De vissen groeiden veel minder snel dan forellen die ter vergelijking in een bassin met grondwa ter werden ondergebracht. Er trad een groeivertraging op van ongeveer 40 procent. Ze kregen, als ze niet voortijdig stierven, sterk vergrote levers en nieren die tweemaal zo omvangrijk waren als die van de forellen in het grondwater. Een tweede onderzoek werd gehouden naar de voortplanting van de forellen. Het bleek dat slechts een klein gedeelte van de eieren en larven zich in het vervuilde water wist staande te houden. De conclusie van dr. Poels was dan ook dat forellen zich in Rijn water niet normaal kunnen voortplanten en dat de,soort in dit water tot uitsterven is gedoemd. Dit is inmiddels voor de Jijn ook gebeurd want in deze rivier komen sinds jaar en dag geen zalmachtige vissen meer voor. Hij is het dan ook absoluut niet eens met de advertentiecampagne die de West- duitse regering in het najaar opzette om te vertellen dat er weer zalmachtige vissen in het Rijnwater voorkwamen. Diplomatiek uit gedrukt zegt dr.Poels: „Er werd toen een beleid gerechtvaardigd met argumenten die niet helemaal juist waren". Alarmerender was het onderzoek van dr. Poels naar het effect van Rijnwater op het erfelijk materiaal van de hondsvis. Het Rijnwater had een dusdanig effect op het erfelijk materiaal dat er ingrijpende ver anderingen ontstonden. Bovendien nam het aantal veranderingen toe naarmate de vissen langer in het vervuilde water verbleven. De voortplantingsorganen ondergingen verande ringen die, zo meent dr. Poels, ook op het nageslacht zouden kunnen worden overge dragen. Bovendien hadden de stoffen die de voortplantingsmechanismen aantastten, een kankerverwekkend effect. Welke chemische stoffen nu precies voor deze ingrijpende veranderingen verantwoor delijk gesteld konden worden, was moeilijk na te gaan. Dr. Poels: „Er is niet alleen geen controle, er is ook geen enkele regi stratie van de stoffen Hip. jaarlijks in onbe grensde hoeveelheden in de Rijn worden gestort". Globaal gaat het om twee soorten stoffen waarvan vermoed wordt dat zij voor de ge registreerde effecten in de vissen verant woordelijk zijn. In de eerste plaats gechlo reerde koolwaterstoffen, die onder meer voorkomen in insecticiden en pesticiden. De concentraties van deze stoffen nemen in te genstelling tot de indruk die wel gewekt wordt, niet af. Ze zijn onder meer verant woordelijk voor de vergrote levers in de vis sen. Een tweede belangrijke groep stoffen die voor de afwijkingen bij de vissen verant woordelijk blijken, zijn de aromatische ver bindingen. die als kankerverwekkend worden aangemerkt. Ook van deze stoffen zijn de concentraties niet afgenomen. De zuiveringsinstallaties die de waterleiding bedrijven tot hun beschikking hebben, kun nen bovengenoemde stoffen niet uit het Rijnwater halen. De zuivering beperkt zich slechts tot mechanisch en biologisch afval. Er is daarom voor dr. Poels alle reden een nieuw onderzoek te beginnen met de regen boogforellen. Ditmaal zal hij zijn proef met forellen herhalen in gezuiverd Rijnwater, het water waarvan een zesde van de Nederland se bevolkino voor ziïn drinkwatprvnorrloninn afhankelijk is (dè steden Amsterdam, Lelde Dordrecht en een deel van Noord-Hollan* Het onderzoek gaat, zo verwacht hij, t tot drie jaar duren. Hij maakt daarbij wel het voorbehoud het gif in de Rijn op mensen niet hetzelft li effect hoeft te hebben. „Mensen hebben n eenmaal meer afweermechanismen tot lw beschikking dan vissen, ook al is hun bii gische structuur hetzelfde. De schade in erfelijk materiaal kan bovendien tot op x re hoogte hersteld worden. Bovendien l ook voor water uit andere bronnen m voor de volle honderd procent gegarande# worden dat daar geen schadelijke al dï niet kankerverwekkende stoffen in vooitt men. „Maar", aldus dr. Poels. „komen er In I nieuwe onderzoek eveneens effecten op vissen naar voren, dan wordt het tijd i we serieus aan de bel gaan trekken". I ver is het echter nog niet. Hij vindt alleè dat er nu eens serieus werk gemaakt r worden van het chemieverdrag voor de „Nu leven we in de waanzinnige toestifl dat wij hier bezig zijn met veel moeite te vlooien welke stoffen er in de Rijn gegooid, terwijl anderen die limiteerden ongecontroleerd PAUL

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidse Courant | 1979 | | pagina 20