„Gespuis!
Uit mijn
ogen!"
Amerikaan Ray Kroc
ontdekte bij toeval
hamburger
van Columbus
int iplrei
y^lworm:
Ilsseei
tmoe<
mijn
1 isei
lensf
TERDAM Omdat ik
duidelijk behoor tot de
leten groep in onze
enleving, waarvan de
ud der ransels nooit meer
it dan onbetaalde
pingen, een viertal bruine
rhammen, belegd met
rende Goudse kaas,
istekige appel met het
iseerde vel van mijn
itmoeder zaliger, word ik al
mijn prille jeugd
ideerd door
esverhalen over mannen
en die het wèl
lakt hebben op dit
ermaanse. Steevast gaat het
iin om medemensen, die als
tobden met de
[tanden en ook doorgaans
an hun twaalfde jaar in
waterden. Maar toch kon
eenszins verhinderen, dat
irtna hun twintigste
lag reeds aan het hoofd
in van een
tenspinnerij of een
iwerij met een
rderheidsbelang in een
Irankenindustrie.
jo'n moment denk ik
iteloos: wat hebben zulke
mou meer dan ik? Maar
jlik het nog overweeg.
flik donders goed, dat een
slijke vraagstelling
imen misplaatst is. Het gaat
B grote maatschappelijke
ires namelijk nauwelijks
B if iemand iets méér heeft
W ien ander. Integendeel
juist de peenkleurige
Joor, die te stom leek om
ïde duvel te dansen en in
u klas een plaats op de
en- ^rste bank kreeg, heeft
nee een riante
"hw^positie voor zijn klim
fctop. Terwijl de rest van
immers zijn tijd
«uzelt met berekeningen
ivaten, die in een bepaalde
fschijnen leeg te lopen, kan
opzijn dooie gemak e^n
ihandeltje uitvogelen,
wnee hij in het vrije kwartier
slag slaat. En het is
end, dat iemand, die op
gdige leeftijd kans ziet om
zoute droppen te verpatsen
rhet dubbele van de
het eerste miljoen
lijks meer kan
v uwelijk'
Kppen.
mnetjesputters
Jmloos lees ik nu al jaren
Je h' rafieën van zulke
ntwiki netjesputters, die als
Schol Itenjongens zijn begonnen
s magnaat uiteindelijk op
b leeftijd de pijp uitgingen.
;dat nog, denk ik verbitterd,
Gigantisch
hap-snap-imperium
opereert nu al
in 23 landen
dergelijke figuren sterven nooit
aan hun hoektanden, maar
bereiken op hun sloffen een
gezegende ouderdom. Want
reken erop, dat de duivel zijn
behoefte bij voorkeur op die
grote hoop doet.
Van krantenjongen tot miljonair,
van boerenkinkel tot minister
president, van drie stuivers
wanhoop tot Chairman of the
Board: ik volg hun spoor, hun
verrassende doorbraak naar het
Grote Geld, dat hen al snel in
staat stelt om in Rolls Royces
rond te rossen en 's morgens
de tanden te borstelen met
champagne.
Ook bestudeer ik hun portretten
nauwgezet. Die monumentale,
gezandstraalde kinnebakken, de
koele ogen, die als brandglazen
door je heen gloeien, de
vervaarlijke neusvleugels, waarin
ze hun minachting tot nader
order gestald hebben. En
ofschoon ze niet zelden over
een kwabbig lijf beschikken, dat
in een handgemaakte
buitenmodeltent is verpakt, geef
ik me al snel zonder slag of
stoot gewonnen. Tegen
dergelijke fenomenen valt toch
niet op te tornen, weet ik uit
ervaring.
Wegwerpbekers
Neem nu een man als Ray
Kroc. Toch ook een duidelijke
figuur, die nu letterlijk niks mee
had om van zijn leven wat
behoorlijks te bakken. Viel op
de lagere school nooit eens in
de prijzen en had weinig succes
bij de vrouwtjes. Het
verwonderde dan ook niemand,
dat hij uiteindelij.*' met
wegwerpbekertjes en multi-
mixers langs de weg moest
leuren om aan zijn brood te
komen.
Maar nou komt het. Kroc komt
's morgens vroeg in California
een zaak binnen en vraagt
McDonald-boss
Jan Sybesma:
„Nu op naar
de honderd
vestigingen In
Nederland".
achteloos of hij nog iets kan
betekenen voor de twee heren
achter de toonbank. Dat zijn de
gebroeders McDonald, die de
verkoop van hun milkshakes en
hapklare hamburgers op
revolutionaire wijze
gestroomlijnd hebben. „Jazeker
Kroc", antwoorden ze in
hartelijke eensgezindheid, „lever
ons maar zes van je mixers".
Op weg naar huis houdt die
vette verkooporder Kroc
voortdurend bezig. Zes mixers
in één klap, denkt hij, dat is
niet niks. Als de McDonalds een
dergelijke partij nodig hebben,
betekent dat ook, dat ze een
commerciële goudader hebben
blootgelegd. Die jongens
hebben zonder het misschien
zelf te weten de hamburger van
Columbus ontdekt.
De volgende dag gaat hij
haastig terug en stelt hij de
broers voor om hun uitgekiende
wegstampsysteem op franchise
basis ook op andere plaatsen in
Amerika toe te passen. Een en
ander moet dan volgens hem
gebeuren onder de
gepatenteerde merknaam
McDonald.
De beide broers zien er wel
handel in en geven Kroc het
groene licht voor zijn
ambitieuze plannen. Als die
knakker zo nodig moet, denken
ze vertederd, dan moet hij
vooral zijn gang maar gaan.
En Ray ging zijn gang. En hoe.
Ray davert als een bulldozer net
zolang door. totdat Amerika in
alle staten van consumptie is.
Aan de lopende band opent hij
gesteriliseerde filialen, die er
uitzien als operatiekamers. En
daarin verbeteren zijn
handlangers gaandeweg het
wereldrecord hamburgers
bakken. De omloopsnelheid van
deze Groot Germaanse Hap
bedraagt in het begin nog ruim
vijf minuten, gerekend vanaf het
moment, dat ie besteld wordt
tot aan de aflevering. Maar door
verdere perfectionering wordt de
gehele procedure teruggebracht
tot drie en later tot twee
minuten. En inmiddels heefteen
McDonald-medewerker in Tokio
al kans gezien om een klant
binnen één minuut zijn
Rijkste mannen
Kroc (75) nu en al geruime tijd
één van de twaalf rijkste
mannen van Amerika, staat
momenteel aan het hoofd van
een gigantisch hap-snap-
imperium met een omzet van
tien miljard dollar per jaar. In
de kwart eeuw, waarin hij ze nu
reeds donkerbruin bakt, zijn er
28 miljard hamburgers over de
toonbanken in 23 landen
gegaan. Als je die naast elkaar
legt ben je royaal 17 keer de
aardbol over gekropen of 226
keer op en neer geweest van
Chicago naar Londen. En als
één stakkerd gedwongen werd
om ze allemaal te consumeren,
zou hij 250.000 jaar zijn mond
afdoende vol hebben gehad.
Had hij zich beperkt tot het
tellen van die partij, dan had hij
er nog altijd 850 jaar over
gedaan.
En Kroc gaat ondertussen door.
Kroc weet al lang niet meer van
ophouden en zal pas rusten,
wanneer de aarde vergeven is
van zijn hamburgers. Ze worden
tussen Noord- en Zuidpool
bereid volgens een strenge
succesformule, die is
uitgedokterd aan de „hamburger
universiteit" in Oak Brook even
buiten Chicago, waar duizenden
leerlingen worden
klaargestoomd voor hun taak in
één van de missieposten van
McDonald.
Zendingsgebied
Ook Nederland is door Kroc en
diens rechterhand, de oud-
Korea-knokker Fred Turner, tot
zendingsgebied verklaard en na
een weinig succesvolle start is
het bekeringswerk nu in volle
gang. De dertiende zaak is
kortgeleden in Leiden geopend
(dat was nummer 5312 sinds de
oprichting) en in de komende
zomer komen er alweer nieuwe
filialen bij in Den Haag en in
Zwolle.
De marsorder voor de totale
verovering der Lage Landen
staat nu al vast: honderd
vestigingen in Nederland is het
voorlopige streefgetal en de
straten en adressen, waar straks
de hamburgers worden
uitgevent, zijn ook bekend.
Daarnaast zal vanuit Nederland
met volle energie gemissioneerd
worden in Vlaanderen, „want ik
heb de bazen in Chicago ervan
kunnen overtuigen, dat
Vlaanderen bij Nederland
hoort", onthult Jan Sybesma
(43). die vanuit zijn
hoofdkwartier in Amsterdam de
opmars op het vaderlandse front
leidt.
Volgens Sybesma, zoon van een
gereformeerde dominee, die
eens de Heer vertegenwoordigde
in het voormalige Nederlands
Indië, zit er overigens weinig
mysterieus aan het wereldsucces
van McDonald. „Je moet alleen
zorgen", meent hij, „dat je een
ontieglijk goed produkt te
pakken krijgt, dat altijd en
overal dezelfde constante
kwaliteit heeft. Daarnaast dien je
een verkoopapparaat op te
bouwen, dat ultra modern is en
op die manier bijna tegen
kostprijs kan opereren. Aan al
die voorwaarden voldoet de
MacDonald-organisatie. Voor ons
trainings- en verkoopprogramma
wordt gebruik gemaakt van de
meest geavanceerde middelen
zoals video en
computertechniek".
Persoonlijke triomf
Het succes van de McDonald-
formule in ons land beschouwt
Sybesma achteraf ook volgaarne
als een persoonlijke triomf.
Toen hij aan zijn hete
hamburger-klus begon (met een
diploma middelbare
tuinbouwschool op zak en na
een bliksemcarrière in Amerika,
waar hij op 35-jarige leeftijd al
vice-president was van de
grootste kwekerij) verklaarden
zelfs zijn vrienden hem voor
gek. „Begin er niet aan Jan",
adviseerden ze, „want een
Nederlander weet amper wat
een hamburger is. Daarbij.komt
nog, dat een Nederlander er
niet van houdt om met zijn
handen te eten".
„Ik kende die bezwaren ook",
geeft Sybesma grootmoedig toe,
„maar ik was toen al
gefascineerd door de formule
en ik was er ook van overtuigd,
dat het avontuur bijna niet mis
kon lopen. Het is namelijk óók
een gegeven feit, dat
Nederlanders steeds vaker
buiten de deur eten. Alleen de
bedragen, die je in een
doorsnee restaurant betaalt voor
een hap eten, zijn zo
astronomisch geworden, dat het
slechts is weggelegd voor een
handjevol Nederlanders. Het
overgrote deel is aangewezen
op de Chinees en op ons. Bij
McDonald weten ze van tevoren,
wat ze krijgen voor hun geld en
kunnen ze zonder veel bezwaar
met hun hele gezin
binnenstappen. En juist de
gezinnen met kinderen vormen
onze voornaamste doelgroep.
We willen er onder geen beding
een clubhuis voor jongeren van
maken. Daar zijn we niet voor.
Ons systeem is juist gericht op:
bestellen, opeten en wegwezen.
Aan plakkers hebben we een
broertje dood".
Als de heer Sybesma mij daarna
deelgenoot maakt van zijn
vurigste hartewens, ben ik dan
ook nauwelijks verbaasd: „Met
man en macht werken we nu in
de richting van een
omloopsnelheid van twee
minuten voor onze produkten",
zegt hij stralend, „dat moet
haalbaar zijn".
Tegen de tijd, dat je je
hamburger al op hebt. voordat
je hem besteld hebt, hopen we
nog eens wat van Jan Sybesma
te horen.
LEOTHURING
onze correspondent Peter Niësewand)
In de tijd dat koningin Victo-
keizerin van India was en geselec-
onderdanen hun carrière zochten in
Oosten, namelijk In het voormalige
werd van hen verondersteld,
met de bevolking konden ver-
Daartoe was een boekje In de han-
dat, In het islamitische deel
tegenwoordig Pakistan, de
maar wel Britse ambtenaar
maakte In de volkstaal in dat ge
was geschreven door Wazir
alleen een begaafde taalkundi-
blijkbaar ook een gevoelig mens
leeft in de menselijke ziel.
editie van deze taalgids, gedrukt
nog steeds in menig Pakistaan-
ten behoeve van de toerist
Urdu wil leren om ermee uit
komen. Zo leert het
onder andere hoe een zinnetje als:
tgenseizoen is gekomen" in het Urdu
en hoe zo'n conversatie verder gaat:
bomen zijn omgevallen. Veel men-
gevlucht. Een aantal boten is ge-
Zoiets schijnt nog steeds te ge-
anders stond het niet in het boek-
greep uit les Acht: „Het was erg heet
voor de regen viel". „Er is
aan, dat mijn kok een dief is".'
maand wordt u betaald". De in
geborenen moest je soms vleien,
commanderen, en doorgaans moest je
heerser maar gewoon hard
hij brutaal is, zal ik hem straffen.
zal memsahib erg boos zijn",
dacht blijkbaar dat het gedrag
Brit zo voorspelbaar was dat een
conversatie geconstrueerd kon
Het was niet nodig dat de sahib al
begreep, want daar hoefde
na, toch niet op te reageren,
hij een goede drager in dienst wil-
Men zoeke de desbetreffende
op. De sahib vraagt: „Hoeveel
je?" Het kon niet anders dan dat
o antwoordde „Twintig rupee per
U, sahib". Tegenwoordig zou dat be-
Clkw 'noflal wat hoger liggen, maar in elk
*1 was destijds het stereotiepe en korda-
Q^tatwoord van de sahib, die geen zin had
WAT IEDERE
BRITSE KOLONIAAL
WETEN MOEST
in bekvechten: „Ik geef je 15". De drager,
zich waarschijnlijk bewust van zijn zwakke
onderhandelingspositie, zei gedwee: „Goed,
sir, ik neem het aan".
De sahib overhandigde vervolgens een lijst
met instructies: „Ik neem elke morgen voor
het ontbijt een bad. Kom nooit blootshoofds
onder mijn ogen. Praat niet met de andere
bedienden over mijn zaken. Wees mij ge
trouw".
Horloge
Helaas, de bedienden waren niet te vertrou
wen. Op een gegeven morgen wordt de sa
hib wakker, trekt zijn Urdu- conversatiegids
uit de la van zijn nachtkastje en roept
kwaad: „Waar is mijn horloge"? „Ik weet
het niet", antwoordt de trouwe drager. „Gis
teravond lag het nog hier op het nachtkas
tje". zegt de sahib streng. Op dat moment
begint de drager zenuwachtig heen en weer
te schuifelen. Maar dan had hij bij deze sa
hib toch vroeger moeten opstaan. „Oh, je
bent een afschuwelijke dief!" roept deze uit.
„Ik zal je bij de politie aangeven. Ik wil een
betrouwbaar iemand. Ik kan het zonder jou
stellen".
De drager doet een zwakke poging voor
zijn rechten op te komen: „Geef mij mijn
loon, als u mij wegjaagt", stelt hij wat
schaapachtig voor. „Wat! Gespuis!"
schreeuwt de sahib en gooit misschien wel
zijn conversatiegids naar het hoofd van de
overtreder. „Verdwijn uit mijn ogen!"
Chand vertelt niet wat er gebeurt wanneer
de sahib, als zijn woede enigszins bekoeld
is, tot de ontdekking komt dat zijn horloge
zich precies daar bevindt waar hij het de
vorige avond had achtergelaten, namelijk
om zijn pols. De conversatie die buiten op
de stoep plaats heeft wanneer sahib zijn
onteerde bediende nasnelt om alles weer
goed te maken, blijft onvermeld. Waarschijn
lijk gebeurde dat vroeger zelden, zoals het
trouwens tegenwoordig zelden zou gebeu
ren.
Enige tijd later wil de sahib een huis huren.
Weten zijn mensen niet iets? Ja hoor, er is
er een op de Mall Road (nooit ergens an
ders). Niet over één nacht ijs gaan, denkt
de Brit. „Hoeveel kamers zijn er?", vraagt
hij. „Hoeveel ruimtes voor de bedienden?
Hoeveel stallen?" Men snelt heen om een
kijkje te nemen, maar hoewel de sahib met
een verliefd is op de woning, is hij voor
zichtig, want andere sahibs hebben hem ge
Op een markt als deze zou een cursusje Urdu zeker zijn vruchten afwerpen.
waarschuwd voor de hebzucht van de plaat
selijke huisbazen. Nors loopt hij door het
huis.
„Dit is geen mooi huis," vindt de sahib.
„De muren zijn vochtig. De vloer is niet wa
terpas. De kamers zijn donker. De waranda
is niet breed. De dakpannen zijn gebroken.
De tuin is verwaarloosd".
Natuurlijk is dat ook in onze tijd niets meer
dan een voorbereiding voor de onderhande
lingen over de prijs en al gauw geeft de sa
hib, met een stem alsof hij er alweer spijt
van heeft, toe: „Nou. vooruit dan maar.
maar het huis moet wel grondig gereinigd
en gerepareerd worden voor ik erin trek".
Wazir Chand wist ook hoe de Britten hun
huizen plachten in te richten. „Ik wil een
kokostapijt op de waranda zegt de memsa
hib. „En fluwelen pooltapijten met bijbeho
rende plinten in de kamers".
De jaren zijn voorbij gegaan; van het Britse
rijk is weinig meer over, maar winkelen gaat
nu nog precies zoals in de tijd toen Victoria
nog keizerin van Indië was. Een zinnetje als
„Als u mij goed behandelt, koop ik meer",
is nog immer actueel, evenals: „Met u kan
Ik geen zaken doen. U maakt misbruik van
mij, omdat ik een vreemdeling ben. Wij Brit
ten zijn niet van geld gemaakt".
De vraag „Geeft u korting voor contante be
taling?" werd toen. net als nu. beantwoord
met: „Nee. sir, ik ben een arme man". Wel
licht zal de Brit van vandaag het daaropvol
gende antwoord wat moeilijker over zijn lip
pen krijgen dan zijn koloniale landgenoot:
„UI arm! Niet zo arm als ik. U heeft aan
een heel klein beetje genoeg. Voor ons is
het leven erg duur"
Copyright The Guardian