Israëlische kolonisten adopteerden in kokendhete Sinai een fata morgana „WE GEVEN YAMID STRAKS NIET TERUG AAN DE EGYPTENAREN, en-alleen's morgens en 's avonds komt de stad even tot leven als de bewoners naar hun werk of school gaan en ervan terugkeren. In de resterende uren is Yamid een dodenrijk, waar angst de 4000 uitverkorenen gekluisterd houdt onder de air-conditioning, die als enige nieuw, verfrissend leven in een opgegeven gemeenschap jaagt. Illusie Ook Yuri Ziegel heeft enige jaren de illusie mogen koesteren, dat de pre-fabricated bungalow, die hij bewoont, een thuishaven was voor zijn gezin. Hij weet nu inmiddels, dat hij al die tijd met vrouw en drie kinderen in een luchtkasteel heeft gebivakkeerd. „Israël heeft helaas de kracht niet meer om terug te vechten", meent hij, „onze leiders geloven niet meer in de toekomst van ons land. Ze zijn yergeten, hoe sterk hun eigen bed is". „ledereen heeft opeens de mond vol van vrede, maar hoe durf je over vrede te praten in een gebied, dat doortrokken is van haat? Als ik naar Tel Aviv ga. rijd ik 100 kilometer door een vijandelijk gebied. Ik word uitgescholden en met stenen bekogeld. En dat alleen, omdat ik geen Arabier ben en een Israëlisch nummerbord op mijn wagen heb. Is dat een klimaat, waarin de vrede wortel kan schieten?". „Ik help het Israël vurig hopen. Maar ik ben er bijna zeker van. dat de volgende oorlog in het Midden-Oosten weer hier, in het gebied van Gaza. zal worden uitgevochten. Want wie zich niet veilig voelt, is altijd bereid om eerder te gaan vechten. Mijn God. wanneer houden de Arabieren nu eens op om bang te zijn voor Israël"?. Tot nader order bedient Shmooely Ellezer in zijn mini-restaurant aan de rand van Yamid de weinige klanten die zich in dit deel van de Sinai wagen. YAMID Natuurlijk kénden ze stuk voor stuk allang de vreugdeloze afloop van hun avontuur. Waarom, zouden ze er anders avonden en nachten over hebben gepraat in het café van Zev en Irish Golan? Ook al twee schlemielen, die er met open ogen zijn ingestonken. Zev en Irish hadden eens een bungalow op één van de mooiste punten van Long Island In de staat New York; in de garage stonden twee zes-cylinders; ze waren lid van de plaatselijke golfclub en hadden een indrukwekkende vriendenkring. Maar toch moesten ze zo nodig verkassen naar die uithoek van hun eeuwig beloofde land om daar, vechtend tegen hitte en het bijtende woestijnstof, een nieuw bestaan op te bouwen. De blauwwitte vlag met de Davidsster in het hart hangt nog steeds aan de mast naast hun café. Voor hoe lang nog? Gejankt hebben ze, toen ze die vlag voor het eerst zagen op het vliegveld van Lod. „Thuis", zeiden ze tegen elkaar, „eindelijk zijn we thuis gekomen". En ze schaamden zich niet voor hun machteloze vreugdetranen. Uri Ziegel barst nog altijd van heimwee naar zijn geboortestad Amsterdam. „Maar door dat soort gevoelens wil Ik me niet laten meeslepen", meent hij MAAR AAN DE WOESTIJN" De 4000 pioniers van de stad zonder toekomst hebben daarvoor net even te vaak de striemende zweepslagen van de internationale politiek gevoeld. En eerlijk is eerlijk: het was ook eigenlijk te mooi om waar te zijn. Waar hadden ze het aan verdiend? Maar schone schijn blijft een verrukkelijk bedrog, waarmee je jezelf lange tijd in slaap kunt sussen. „Sorry hoor", zegt Shmooely Eliezer verontschuldigend, „ik heb geen adem meer om terug te vechten. Ik vind alles best. Als straks uit Jeruzalem de order komt, dat ik op moet krassen, pak ik mijn bullen en dan ga ik. Het klinkt verrekte laf, ik weet het. maar wat kan ik anders doen? Moet ik soms met mijn warme hamburgers langs de kant van de weg gaan staan en daarmee mijn eigen soldaten bekogelen? Kom nou, ze zullen dan hooguit denken: daar staat weerzo'n idealistische gek, die zijn tijd in de woestijn heeft zitten verdoen. Ja, dat zullen ze waarschijnlijk denken. Eliezer is de verliezer, die het veld moet ruimen". „Hoe kan zoiets nou gebeuren, denk je toch. Toen ik hier vijf jaar terug kwam was er niets. Alleen maar dat zand en de verlammende hitte, waarvan je bloed ging koken. Ik was hotelmanager geweest in Tel Aviv, een beste baan, maar Yamid was voor mij een grotere uitdaging. Ik was 26 en had nog een heel leven voor me. Dat dacht ik toen echt serieus". „Moet ik nu achteraf amok gaan maken en tieren tegen een stakkerd als Begin? Ik denk er niet aan. Ook hij weet dondersgoed, dat het geen grap is geweest, wat hier gebeurde. Hij heeft zelf meermalen geroepen, dat hij zijn laatste dagen wilde doorbrengen in de Sinai. En je mag dus aannemen, dat hij weet, wat mensen zoals mij bezield heeft. Ik ben in 1948 geboren in Israël en heb sindsdien nooit anders gedaan dan knokken voor mijn geluk. Ik snak al 31 jaar naar vrede en ik ben er tenslotte doodmoe van geworden". „Hier, dat restaurantje, waar je nu in zit. Het stelt niks voor. Als het in Tel Aviv stond, zou ik me er ongelukkig voor schamen. Maar nu het in Yamid staat, ben ik er apetrots op en stop ik er al mijn energie in. Ik werk van 's morgens vroeg tot 's avonds laat en heb aan het einde van de dag nauwelijks Sindsdien hebben ze voornamelijk hun wanhoopten verbittering boven de biergrazen uitgeschreeuwd en elkaar en de buren, de vrienden en cafébezoekers, tegen beter weten in, moed ingesproken. Doen alsof, zolang het kan. Er werd immers nog steeds gebouwd, Yamid groeide achter manshoog prikkeldraad tegen de verdrukking in en van heinde en verre bleven de pioniers komen. Dagdromers uit Rusland, Polen, Litouwen en Amerika, met een koffer onder de ene. hun lijdzame ziel onder de andere arm. Beroepsschipbreukelingen, die na een nacht van jaren de dageraad in hun nieuwe thuishaven kwamen begroeten. Op papier klopte het inderdaad allemaal perfect. Had Mosje Dajan het persoonlijk niet plechtig beloofd, toen hij in het Israëlische kabinet nog minister van defensie was? Dat was zelfs lang vóór de bliksemoorlog van Yom Kipoer in 1973. Met de gloedvolle overtuiging van een ziener had hij voor hen het visioen van de nieuwe metropool in de Sinai ingekleurd. Het moest een stad worden met 100.000 inwoners, met een hypermoderne zeehaven, die Haifa op den duur zou onttronen, met fabrieken en eindeloos golvende tuinbouwbedrijven, waar onder een heet glazen hemel lucratief voedsel zou worden verbouwd voor de internationale exportmarkten. Yamid zou dan tevens fungeren Het stadje El Arisj. Arabieren wachten op de dingen die komen gaan. Hersenspinsels Zulke verhalen hoor je meer in Yamid. En iedereen weet, dat het hersenspinsels zijn van begenadigde sprookjesvertellers. portret van president Sadat is overal In El Arisj te zien bij gelegenheid van de overdracht van de stad aan de Egyptenaren. genoeg verdiend om spullen voor de volgende dag te kopen". „Maar ik leef tenminste en ik heb tot voor kort heilig geloofd in de toekomst van dit vervloekte oord". „Heb je het strand al gezien? Je zult het dan met me eens zijn, dat Yamid het mooiste strand van Israël heeft. Op den duur zou het een goudmijn zijn geworden en dan had ik met mijn restaurantje van niks op fluweel gezeten". „Gelukkig ben ik niet getrouwd en kan ik zonder veel moeite weer opnieuw beginnen. Een schone lei is ook aanlokkelijk, denk ik dan maar weer. Ik pak straks mijn spulletjes en ik reis af. Shmooely. zal ik dan tegen mezelf zeggen, wees blij, dat je een jood bent en van huis uit hebt geleerd, hoe je vluchten moet". „Ik ga ze ook straks geen schadevergoeding vragen. Waarom zou ik? Zolang ik jong ben kan ik werken en behoef ik Israël geen poot uit te trekken. Het land heeft trouwens allang geen poot meer om op te Comfortabel getto Het eethuis van Eliezer ligt net buiten de prikkeldraadomheining, die Yamid hermetisch van de rest van de woestijn heeft afgesloten. De toegangswegen worden 24 uur per dag zwaar bewaakt door patrouilles met de uzi's in de aanslag. De controles zijn grondig, want Yamid voelt zich in het niemandsland der Bedoeïenen voortdurend bedreigd. De stad zelf is nog steeds een vrij comfortabel getto met zeven restaurants, een bioscoop, een theater, sportvelden, zwembaden en een disco, waar 's avonds zonder al te veel animo geschokschouderd wordt op de muziek van Johnny Travolta. De hete woestijnwind heeft de rechte straten vacuum geblazen Knokpartij Ziegel is directeur van een tuinbouwbedrijf op enkele kilometers van Yamid, waar gewerkt wordt volgens ultra moderne kweekmethoden. „We leveren hier een voortdurend gevecht met de woestijn", bekent hij monter, „maar tot nog toe zijn wij als overwinnaar uit de bus gekomen. Het blijft een keiharde knokpartij, want zand is hardnekkig en vindingrijk. Maar wij zijn net een tikje slimmer. En zolang het kan, gaan we er ook mee door. Ik denk er niet aan om weg te trekken, want dat zou ik als verraad tegenover mezelf beschouwen". „Ik kom uit een familie, die al generaties op de vlucht is. van Polen naar Duitsland en vandaar naar Nederland. Ik weet dus uit eigen ervaring, wat het betekent om te verhuizen. Toen ik in 1968 na tien jaar eindelijk Amsterdam weer eens terug zag. ging ik ook kapot van heimwee. Maar het blijft dom je door je gevoelens te laten meeslepen. Ik heb indertijd vrijwillig gekozen voor een leven in Israël en ik ben vijf jaar terug ook zonder dwang naar Yamid gegaan. Ik geloofde in het experiment in de woestijn en ik ben er nog steeds van overtuigd, dat je die schijndode grond weer tot leven kunt wekken". „Helaas vergeten die grote leiders, dat voor mij het leven geen experiment is. Een mens is geen troefkaart, die je straffeloos kunt uitspelen. Als ik straks als een zwerfhond wordt weggejaagd en bij een fabriekspoort om een baantje kan gaan janken, zullen wel degelijk machteloze woedetranen over mijn wangen Toch zal ook Ziegel binnenkort opnieuw op reis gaan naar onbekende verten. Het vrije kwartier is immers voorbij en de zandbak dient ontruimd te worden. „Weet je, wat het ergste voor mij is"?, bekent hij hoofdschuddend, „we hebben nu met veel moeite een stukje, van de Sinairv.eroverd. Als we nu de stad aan de Egyptenaren zouden moeten teruggeven, kon ik daar wel vrede mee hebben. Maar ik ben er zeker van, dat Egypte er straks niets mee zal doen. In feite geven we Yamid dus terug aan de woestijn. En kijk, dat steekt me". LEO THURING De Israëlische nederzetting Yamid, comfortabel getto achter manshoge prikkeldraadversperringen. als laatste verdedigingspost op de nieuwe grens, waarachter Israël zich veiliger kon wanen dan ooit tevoren. Het klopte dus allemaal als een bus. En uit dankbaarheid doopten de bewoners hun nieuwe vaderstad al spontaan om tot „Dajana". Fata Morgana Achteraf moeten ze erkennen, dat ze ook toen weer een hersenschim hebben geadopteerd. In een woestijn blijkt een droom helaas maar al te vaak een fata morgana te zijn, een luchtspiegeling op de trillende horizpn, die op een afstand nog bedrieglijk echt lijkt, maar die tot losse korrels zand uiteenvalt, zodra je hem denkt te grijpen.' In het begin hebben ze nog geleefd in de verwachting, dat het vanzelf goed zou komen en dat de resterende politieke plooien aan de vergadertafel moeiteloos glad konden worden gestreken. „Yamid", maakten ze zichzelf wijs, „is een stad van de vrede. Een wettig en overtuigend bewijs, dat het Israël ernst is om in harmonie te leven met de Arabieren". Op dat moment geloofden ze hun eigen woorden ook niet meer en wisten ze, dat ze inmiddels als waardeloze pionnen van het schaakbord waren geveegd. Zelfs Mosje, hun grote beschermer, die hen eens als dieven de nachtelijke woestijn had ingestuurd, zweeg opeens in alle talen; één oog in het land der slechtzienden. Wat was er nou eigenlijk overgebleven van zijn toverformules? Wat resteerde ervan zijn triomfantelijke toekomstmuziek, waarvan de partituur toch de kracht leek te hebben van een bruiloftsmars? Al te lang hoor je alleen nog het suizen van de stilte, die zoals gebruikelijk aan elke zandstorm voorafgaat. Feestroes Het begin van het einde is er al: verderop, in El Arisj heeft generaal-majoor Dan Sjomron op vrijdag 25 mei,'s morgens om elf uur, de hoofdstad van de Sinai plechtig overgedragen aan Egypte. De stad leefde daarvóór al dagen in een feestroes en de 35.000 inwoners hadden, in afwachting van hun redder des vaderlands Sadat zijn wilskrachtige jeugdportret al vast aan de gevels van alle openbare gebouwen gehangen. De meeste Israëliërs hadden op dat moment reeds overhaast de wijk genomen met achterlating van hun bezittingen. Onder hen Chaim Fogel. die tijdens de elf bezettingsjaren kans zag om een florerend export-imperium op te bouwen. Als directeur van „Interfood" kocht hij links en rechts de vangsten op van de 2500 vissers, die elke nacht hun netten uitgooien in het overvolle Bardauwilmeer, voornamelijk garnalen en zeewolf. De vis speelde hij dan weer door naar de landen van de EEG. Fogel "dacht ook al, dat zijn handel het eeuwige leven had, maar uit voorzorg heeft hij zijn 'hoofdkwartier enkele dagen geleden toch maar overgeplaatst naar Yamid. de zoveelste halte op zijn levenslange exodus. Daar loopt Chaim de Grote nu glimlachend rond met een geladen pistool in zijn broekzak en met zijn krimpvrije zonnige blik tot nader order op oneindig. „Het komt allemaal weer goed", houdt hij vol, „de Arabieren zullen straks toch weer eieren voor hun geld kiezen. Wij Israëliërs hebben hier immers de welvaart gebracht en de Arabieren geleerd om van zand stofgoud te maken. Dat zullen ze straks zeker niet vergeten zijn. Als het feest voorbij is, zullen ze toch weer bij mensen zoals Fogel aankloppen. Ze weten nu immers, dat het best plezierig is om wat geld in je zak te hebben".

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidse Courant | 1979 | | pagina 18