i
Al
1 Juni
mag
het
weer...
ïïp-:ieefze eens
M jen „broodje
^ïalfom"...
Dobber: kleine
investering
met een groot
rendement
hielcL
lid mi vissen een gokje wagen?
feslist niet altijd. „Ik wou dat
ing 120 zeker van de
pnderdduizend was, als dat ik
ater p een visdag zeker ben dat er
evangen wordt", hoorden we
latst iemand vertel len en zo is
et. Althans zo kan het zijn.
lie maar ergens gaat zitten en
en stuk brood aan zijn hengel
>m angt en tussen de bedrijven
net por een dutje doet, vangt niet
0,e eel. Het is natuurlijk een
13 "aberli jke bezigheid, daar niet
en. Wie gaat vissen om toch
>,06 Dk eens wat te vangen, pakt
1 meet iets anders aan. Hij gaat
ieh »n voerplekje maken. Er is
'8 igenwoordig veel lokaas in de
ndel, maar gewelde
„el avermout vermengd met oud
oel rood en het restant aardappels
>/oo«ag er nog steeds zijn. Wie
aar de waterkant gaat, doet er
Ded aan te beginnen met het
,'ch jaken van twee of drie
om ierplekken. Het is daarbij zaak
het Ded te onthouden waar
avoerd is. Gooi niet te veel in
zich# water. Eerst een handje vol
'dijtji daarna af en toe eens een
ein balletje. Heel bekend is
hij, at „broodje halfom". Dit is
ou in stuk deeg (aardappel
Je irmengd met brood) waarin
Innenin een twintigtal maden
orden gestopt. De diertjes
,r rijgen het beneden benauwd in
1lveft deeg en kruipen dan naar
Uiten. Gegarandeerd, daar
ie: limtvisop af...
nezó
naari
:le t>
Uitte
en:
..en
topje van de hengel schuiven we
tegenwoordig een stukje ventielslang en
daar komt het snoertje door. Vervolgens
wordt het einde vastgeknoopt aan een
van de kikkertjes waarna het overtollige
nylon om de kikkertjes wordt
gewonden. Denk erom dat het snoer
niet langer dan de hengel mag zijn.
Wie den hengel koopt zonder kikkertjes,
kan gemakkelijk zelf een paar van deze
koperen gevalletjes monteren. Koopt
men een telescoophengel dan moeten
de kikkertjes „plat" zijn. Wie weer eens
gaat vissen na zoveel jaar kan het
beste maar eens een paar tuigjes
kopen. Aan de waterkant wordt men
dan wel verder wegwijs gemaakt over
begrippen als licht vissen, zwevend
vissen, liggend vissen, lijndikte, loodjes
en dergelijke.
Tot slot nog even dit: brasem probeert
zijn kostje altijd op de bodem op te
scharrelen. Wie dus dikke brasem wil
vangen moet het aas ook daar
aanbieden. Dat is liggend vissen. Het
eerste loodje komt (tien tot vijftien
centimeter vanaf de haak) net op de
grorid, waarna de dobber mooi blijft
staan. Heeft men „het zink" de
afstand tussen haak en pen te kort
gesteld dan zinkt de dobber langzaam
naar beneden. Hij moet pas blijven
staan, wanneer aas en tien centimeter
nylon op de bodem liggen. Wie „hoger"
vist, dus tien centimeter boven de
bodem bijvoorbeeld, kan rekenen op
voorn, blei en het gesabbel van zeelt.
MARINUS DE BOER
de naald te halen, kan men het stuitje
op de lijn rijgen. Met lijn kan het
stuitje, nadat de draden kort afgeknipt
zijn. afgewerkt worden. Tegenwoordig is
er ook een zogenaamde penstopper in
de handel waarmee men van de
„Engelse" dobber weer een vaste
dobber kan maken. Een groot voordeel
hiervan is dat men snel van dobber kan
verwisselen, als men een zwaardere of
lichtere pen wil gebruiken. En dan nog
iets: de Engelse pen is met name
geschikt voor water waar een lichte
stroming staat. Het voorkomt dat de
pen telkens hinderlijk wordt
ondergetrokken door de stroom en de
wind. Voorts kan men met dit Engelse
systeem gemakkelijk werpen: immers,
de dobber is een gemakkelijk
werpgewicht.
Nu we het toch over brasemvissen
hebben, zowel met vaste stok als met
werphengel, is er nog wel iets op te
noemen waartegen vaak gezondigd
wordt, en dat is de lijn tussen dobber
en hengel. Deze afstand moet altijd zo
kort mogelijk worden gehouden om de
haak (liefst een Aberdeen 4-6 als het
om made gaat als aas, en een Limerick
mooie wijde hals als het om
brood gaat) zo goed mogelijk te
kunnen „zetten". We spreken bewust
van zetten en niet van „slaan". Immers,
een tikje moet voldoende zijn om de vis
te haken. Als nu die afstand (opslag)
tussen dobber en hengel te lang is, is
de kans op missers erg groot. Het is
een fout die vooral in het begin door
veel vissers wordt gemaakt.
MARINUS DE BOER
Haakloos
vissen i
Gek. telkens als Koos Bosch aan
die onwillige vissen dacht, kon
hij er eigenlijk toch wel vrede
mee hebben. Want het gaf ook
eigenlijk geen pas levende
wezens met een smakelijke hap
te paaien en ze daarna een haak
door de strot te jagen.
Op het gevaar af Dolle Mina
achter de broek te krijgen, in
vrouwencafés als seksist over de
tong te gaan en tijdens een
talkshow van de VPRO wegens
onderdrukking en uitbuiting aan
de schandpaal genageld te
worden, moet ik bekennen dat
elke vorm van huishoudelijke
arbeid mij een gruwel is. Niot
omdat ik me er te goed voor
acht of omdat ik er te belazerd
voor ben. maar gewoon op de
wijze waarop anderen kokhalzen
bij het ruiken van gekookte rode
bietjes of ineenkrimpen bij het
horen van een krijtje dat uitglijdt
overeen bord. Het verschijnsel is
pathologisch; het verdient deernis
en begrip, niet de bestraffing van
dat eeuwige zeuren en kankeren
tegen stofzuig- of afwastijd.
Helaas weten weinig huisvrouwen
de adeldom op te brengen om
een partner die gebukt gaat
onder dit lijden, rust te gunnen...,
zijn enige medicijn.
Aan de wal (hier spreekt duidelijk
een bootbezitterplacht het me
weinig moeite te kosten mijn
vermeende aandeel in het
huishouden te omzeilen. De
journalistiek heeft naast veel
andere pluspunten ook het
voordeel van onberekenbare
werktijden. Wanneer de inspiratie
al niet toeslaat bij het eerste
bordengerammel in de keuken,
zodat onverwijld de hoes van de
schrijfmachine dient gehaald, dan
valt er wel een dringend
telefoontje te plegen. En helemaal
gevonden had ik het toen een
welwillende monteur van de PTT
me had geleerd hoe je door het
draaien van een bepaald
controlenummer je eigen toestel
over kunt laten gaan. Talloos zijn
de gefingeerde gesprekken die ik
aldus tegen het toet-toet-toet in
de hoorn heb gevoerd. Als gevolg
van deze list heerste er grote
vrede in mijn woning, gepaard
aan eerbied voorde niet te
blussen ijver waarmee ik me van
het kostwinnerschap kweet.
Aan de toestand van evenwicht
dreigde een drastisch einde te
komen toen ik de stommiteit
beging een boot aan te schaffen.
Immers: aan boord van het soort
vaartuigen dat past binnen het
budget van journalisten, bevinden
zich geen telefoons en aangezien
ik de aankoop had
gerechtvaardigd door te wijzen
op de broodnodige ontspanning
die het water bezige geesten
biedt, kon ik bezwaarlijk de
schrijfmachine aan het
scheepsgerei toevoegen. Daar zat
ik dus, in dat kajuitje. Geen kant
kon ik uit wanneer de ketel met
water voor de afwas pesterig
begon te fluiten. Ik was een
gevangene van mijn eigen flater.
Maar ik wist te ontsnappen.
Ik deed het door een hengel te
kopen en zo 'n plastic kistje vol
rotzooi dat je aan je snoer moet
hangen. U begrijpt reeds dat
vissen niet mijn ware bedoeling
was. Integendeel: van alle
vermaken die de mensheid
verzonnen heeft, begrijp ik de
hengelsport het minst. Maar ik
hield dit zorgvuldig geheim. Ik
speelde de rol van iemand in wie
een grote^hartstocht is gevaren.
Zodra degevreesde ketel op het
gasstel werd geplaatst, keek ik
naar het water, de lucht en weer
het water. „Ideaal visweertje", zei
ik gretig.Daar moeten we snel
van profiteren En hup, ik zat al
op de voorplecht naar mijn
dobber te turen.
Nu was mijn grootste angst dat
ik daadwerkelijk iets zou vangen.
Dus gebruikte ik geen aas.
Sterker: ik vreesde dat er stomme
vissen zouden bestaan die zelfs
naar het lege haakje zouden
happen. Daarom liet ik ook het
haakje weg. Bijkomend voordeel
was dat ik het vertederende
aureool verwierf van de arme
sukkel voor wie nog geen tamme
goudvis bereid is te bijten. Menig
bakje troost of oorlam werden
me aangereikt teneinde mijn
mislukking als hengelsporier te
verzoeten.
Het zijn de mooiste uren van
mijn leven geworden. Geloof me:
niets valt te vergelijken met het
v. edige gevoel dat een dobber
kan geven die even roerloos blijft
als de zoele zomeravond zelf. En
geen stemmiger
achtergrondmuziek laat zich
dromen dan het verre gerammel
van borden en kopjes in een
afwasteil.
PIET SNOEREN
HET VASTE STEKKIE Het kan je zo
maar weer eens overkomen: vissen...
Jarenlang heb je het niet meer gedaan.
Druk, altijd wat anders. Vrouw en
kinderen zagen er niet veel in... En dan
ineens kom je in de gelegenheid of heb
je er gewoon weer zin in. Als dat zo is,
kan de dag van 1 juni erg belangrijk
zijn: immers dan opent het nieuwe
seizoen en mag het weer...
De goede voornemens worden
uitgevoerd. Ergens op zolder of in een
schuurtje ligt nog een oude hengel,
compleet opgetuigd nog wel. Zelfs met
spinraggen. Het is alsof een oude
jeugdliefde weer boven komt. De
gekromde top van de bamboehengel
bewijst dat er heel wat mee is
„gevangen". De haak aan het einde van
het snoer is roestig. Zo lang is het
allemaal al weer geleden. Als het straks
weer mag, dan ga ik... De overpeinzing
wordt wreed verstoord als blijkt dat het
snoertje in de war zit en breekt bij een
eerste poging het te ontknopen. Morgen
toch maar eens naar een
hengelsportzaak...
Iemand die voor het eerst na jaren
weereen hengelsportzaak binnenstapt,
voelt zich daar echter als een kat in
een vreemd pakhuis. Er is tegenwoordig
wat te koop op het gebied van de
sportvisserij! Het is zelfs zo dat
gelijke tred houdend met de techniek
er elk jaar weer wat anders is.
Materialen en vistechnieken wijzigen. En
terecht. Zoals elke sport „evalueert", zo
gaat ook de sportvisserij met de tijd
HET VASTE STEKKIE Het leger van
Nederlandse sportvissers is zo
langzamerhand uitgegroeid tot bijna
twee miljoen. En toch is deze zo
massaal beoefende sport een van de
meest individuele bezigheden. Iedere
sportvisser heeft zo zijn eigen
methoden. Soms zijn het vastgeroeste
ideeën, soms ook interesseert het de
sportvisser weinig, omdat het „niet om
het vangen alleen" gaat. Wie elke dag
een goede Hollandse pot weet te
waarderen en weinig behoefte heeft
aan smaakvariatie, is te vergelijken met
de doorsnee-hengelaar: dus de
meesten. Dit verhaal wil een poging zijn
toch enige verandering te brengen in
het normale patroon van de sportvisser.
Daarbij gaat het ons ook niet „om het
vangen alleen", maar als we eerlijk zijn
toch weer wel om zoveel mogelijk
succes en dus zoveel mogelijk plezier
en voldoening in deze vrijetijds
bezigheid.
In veel gevallen kan een simpel
„waarom" al aanleiding geven tot het
wijzigen van een vistechniek of,
simpeler gezegd, het veranderen van
een oude gewoonte.
Waarom gebruikt een sportvisser een
dobber? Het antwoord zou kunnen
luiden: om te zien of de vis bijt.
Akkoord, maar er zijn vele andere
manieren om dat te kunnen
constateren: waker, losse lijn of topje
van de hengel. Juister is dus eigenlijk
te zeggen, dat men een goede manier
moet zien te vinden om de aanbeet van
de vis te kunnen registreren. En dan
komen de mogelijkheden. Vele variaties
kunnen zich voordoen, maar daarbij
mee. Het is voor iedereen wel duidelijk
dat het oude vertrouwde
bamboehengeltje of tonkinhengeltje, zo
langzamerhand (behalve voor de jeugd)
zijn tijd heeft gehad.
Wie op witvis gaat vissen moet niet in
de eerste plaats een werphengel kopen.
Vooral iemand die weer gewoon eens
wil gaan vissen, raden wij aan eens te
gaan kijken, wat er te koop is op het
gebied van de „vaste hengel" zoals dat
heet.
Hengels en hengels
Degenen, die nog niet zo veel vissen,
willen we ook niet vermoeien met hele
verhalen over de „actie" van een
hengel. Althans niet in dat stadium. Als
de visser eenmaal de smaak te pakken
heeft, dan komen deze theoretische
wetenschappen vanzelf wel bij hem
opborrelen. Belangrijk is dat hij weet
dat een vaste hengel „strak" moet zijn.
De hengel moet niet als een dweil heen
en weer bengelen, zodat alles uit
balans raakt. Er bestaan vele materialen
om hengels te maken. Hoe lichter het
materiaal, hoe duurder de hengel. (Er
zijn carbonhengels die in de honderden
guldens lopen). Een lichte hengel ligt
prettig in de hand en vooral als men
een eindje uit de wal wil vissen, is een
lichte hengel favoriet. Er zijn
insteekhengels en telescoophengels. De
insteekhengels kunnen per deel in
elkaar gezet worden (net zoals vroeger
de bamboehengel) en de
moet steeds voorop staan dat de vis
niet in de gaten mag hebben dat hij
„zijn aas-vondst" doorgeeft. De vis mag
niets vreemds of eigenaardigs
opvallen, waardoor hij de vinnen neemt.
Een dobber moet dus eigenlijk zo
licht mogelijk zijn. Echter naast het
registreren van beet, heeft een dobber
ook een functie wat betreft het
aanbieden van het aas. De conclusie
is dus dat er geen „uni-vis-dobber"
bestaat. Voor elke soort vis die men
vangen wil, voor elk soort water, voor
elk soort aas en soms zelfs voor elk
soort weer is er een andere dobber.
We hoeven hierover niet dramatisch te
doen. Een dobber is waarachtig niet de
duurste investering, maar het kan wel
de investering zijn met het hoogste
rendement...
Brasemvissers
Het water waarin men vist is eigenlijk
wel de grootste gemene deler als men
spreekt over de keuze van een pen.
Stabiliteit is daarbij van erg veel belang
en dat moet men dan zien in
verhouding tot de diepte en de golfslag
van het water. Brasemvissers gebruiken
vaak de wonderpen en niet ten
onrechte. De wonderpen zorgt door zijn
lange antenne (drijfvermogen onderaan
de pen) voor de fraaiste „opstekers".
Bovendien is de pen door de lange
antenne erg stabiel (hij ligt diep) en
wanneer men een goede kleur kiest,
kan men de dobber ook nog op grote
afstand zien. Een ander type pen dat
vaak gebruikt wordt, en ook goed is, is
de Rotterdammer in zijn vele
telescoophengel kan men uitschuiven.
Wie vaak verwisselt van stek doet er
verstandig aan een insteekhengel te
kopen. Hij kan dan de lengte van de
hengel (koop niet een te kleine: de
lengte moet zeker vier tot vijf meter
zijn) aanpassen aan de omstandigheden.
We willen de liefhebbers van het zo nu
en dan eens vissen toch aanraden een
niet al te goedkope hengel te nemen.
Vaak heeft men daar later spijt van.
Koop een hengel die zo tussen de
veertig en zeventig gulden kost. Voor
dat geld kan men ook een
telescoophengel kopen. Het voordeel
van een telescoophengel is, dat men
eigenlijk „dichter" bij de vis zit als hij
eenmaal is gehaakt. Een
telescoophengel geeft namelijk beter
door aan de handen wat er beneden
gebeurt. Dat komt omdat in een
telescoophengel geen dikke
aanzettingen zitten. Er zijn
brasemvissers die zweren bij een
telescoophengel. We kunnen ze geen
ongelijk geven, maar daarmee is de
insteekhengel nog niet waardeloos.
Top
Bij het kopen van een hengel (een
vaste stok, zoals dat prozaïsch heet)
moeten we ook letten op de top. De
top moet eigenlijk altijd vervangbaar
zijn. Informeer daarnaar. Ook moet de
hengel voorzien zijn van kikkertjes.
Immers de tijd dat we de snoertjes
vastbonden aan de top en daarmee
basta, ligt al ver achter ons. Op het
uitvoeringen. De balsahout-pennen doen
het niet minder goed. Zij zijn vooral
bekend door hun licht-gewicht en zijn
dus met name geschikt voor de vaste
stok en voor niet al te ruw water. De
wedstrijdpennen kent men uiteraard
ook. Zij die even willen „torrenpikken",
om het maar eens oneerbiedig te
zeggen, moeten beslist zo'n klein
pennetje gebruiken. De
snoekbaarsvissers kennen deze
pennetjes ook goed. Zij gebruiken dit
uiterst lichte materiaal (uiteraard met
vaste stok) om aasvisjes te vangen. Een
bijzonder boeiend voorspel voor de
verstokte snoekbaarsvisser.
De pauwepen is ook nog altijd niet weg
te denkén in de serie pennen. Het is
een erg gemakkelijke dobber die ook
op een dunne lijn goed te gebruiken is.
Het vissen met een werphengel vereist
pennen van een andere constructie. De
Engelse pen is de laatste paar jaar erg
in opkomst. De benaming Engelse pen
kan verwarrend werken, want ook de
normale Rotterdammer kan
„omgebouwd" worden, zodat er op de
„Engelse" manier mee gevist kan
worden. Het systeem van de Engelse
pen komt hierop neer, dat de lijn alleen
maar door het onderste oogje wordt
geleid, zodat de dobber vrijelijk over de
lijn kan glijden. Er is dus als men
vist met dit systeem een stuitje
nodig op de lijn om de pen tegen te
houden als de juiste diepte is bereikt.
Stuitjes kunnen zelf gemaakt worden,
rjiaar handiger is naar de
hengelsportzaak te stappen en stuitjes
op een stopnaald te kopen. Door de
hoofdlijn eenvoudig door het oog van