Geen feest
voor jarig
Landbouwschap
HOLLANDSCHE VELD - „Het kalfje was
net drie dagen oud. Het rilde toen een po
litieman stuntelig knopend het touw om
een paaltje legde. Opeens scheurde uit de
brede borst van Barend Nijmeijer een hese
schreeuw. „Mien beesten, mien beesten.
Schoften, willen jullie er wel aan denken
dat het dieren bent?". Berend Nijmeijer
pakte het kalf op en droeg het met tranen
in de ogen naar de stal van zijn buurman.
Het was gebeurd".
Een verslag uit Hollandsche Veld. Het is 5
maart 1963. Omdat Berend Nijmeijer weigert
heffingen tot een totaal van 105 schamele
guldens en een dubbeltje aan het Land
bouwschap te voldoen, zet de sterke arm
hem, zijn vrouw en vijf kinderen, zijn vee
en zijn huisraad uit het boerderijtje in de
31ste wijk. Tot op de dag van vandaag blijft
het trauma van deze gebeurtenis en zijn ge
welddadige nasleep voelbaar. Het Land
bouwschap heeft er een lelijke winkelhaak
in zijn vaandel aan overgehouden
Drs. Joris Schouten, de huidige voorzitter:
,,Dat is zeker een van de redenen waarom
we de viering van ons 25-jarig bestaan op
23 mei heel sober hebben willen houden. Er
is onlangs een enquête geweest. Daaruit
bleek dat 88 procent van de boeren en
tuinders vindt dat het Landbouwschap moet
blijven. 34 Procent was van mening dat het
instituut goed .voldoet. Dat zijn positieve cij
fers. Maar het schap is nu eenmaal niet op=-
gezet omdat de boeren en tuinders het zo
graag wilden. Het is ingesteld bij de wet.
Een belangrijk deel van de agrariërs heeft
het leren aanvaarden: een aantal anderen
helaas niet. Daarom hebben we gezegd: we
besteden wel aandacht aan het jubileum,
maar alsjeblieft geen uitbundigheid. Een
groot feest zou niet in overeenstemming
zijn geweest met de opvattingen van een
deel van de boeren".
Terug naar Hollandsche Veld waar het
Landbouwschap zijn blazoen zo bezoedelde.
Het verslag vervolgt: „Twee mannen van de
Hoogeveense gemeentepolitie bleven op
wacht staan bij het kleine boerderijtje, met
zijn van dooiwater druipende dak. Zij waren
geen partij voor de ruim honderd jongens
en mannen die wat later in de avond op
hen afdrongen. Een agent werd ingesloten.
Hij werd geslagen met een dakpan en
moest bloedend worden weggebracht in een
politie-auto. De politie-auto werd in een
sloot geduwd. En opnieuw kwam de kara
bijnbrigade. Nu helemaal niet van plan meer
eerst zachte maatregelen te proberen. Met
de kolven van hun wapens eerst, met de
gummiknuppels later en met traangasbom-
men tenslotte drukten ze de herrieschoppers
weg. Een agent kreeg een kaakfractuur toen
er uit het donker met stenen werd gegooid.
Twee inwoners van Hollandsche Veld raak
ten ook gekwetst, maar namen in de duis
ternis de benen".
Koekoek
Rellen als deze herhaalden zich bij volgen
de uitzettingen. Hendrik Koekoek uit Benne-
kom, leider van de Vrije Boeren, groeide'tot
een volksheld, al wilden boze tongen dat hij
bij een oproer in Culemborg onder een
hooiwagen werd aangetroffen, bezig met
vluchten. „Koekoek, Koekoek, jij gaat vele
jaren mee. Koekoek, Koekoek, misschien
word je wel premier", hoste zijn aanhang.
Het Landbouwschap was de gebeten hond.
Den Haag zag bijtijds zijn blunder in. De
toenmalige staatssecretaris Schmelzer laakte
weliswaar het deel van de pers „dat het
Landbouwschap afschildert als verwant met
de Landstand uit de bezettingstijd of met
andere fascistische organisaties", maar er
kwam ras een commissie die moest onder
zoeken „hoe rellen in de trant van Holland
sche Veld kunnen worden vermeden".
11 November 1964 bracht de heuglijke tij
ding: „Achthonderd boeren die zijn veroor
deeld omdat ze het inventarisatieformulier
van het Landbouwschap niet hebben inge
vuld, krijgen gratie. Het gaat hier om agra
riërs, die al wel zijn veroordeeld, maar hun
straf nog niet hebben ondergaan. Tot de
gratieverlening is onder meer besloten om
dat de uitvoering van de vonnissen onge
twijfeld de psychologische weerstanden te
gen het landbouwschap zouden vergroten"
Nederig bakzeil
Zelden is in Nederland zo nederig bakzeil
gehaald. Drs. Joris Schouten nu: „We heb
ben sindsdien de deurwaarders een beetje
psychologie bijgebracht. Als een boer niet
betaalt maar dat zijn er verduveld weinig
zien we af van onmiddellijk beslag en
stellen we de verrekening uit tot de afloop
van het bedrijf. Zelfs de koppigste boer
Weliswaar niet met tranen in de ogen pakte boer Nijmeijer zelf zijn kalfje op. Hij kon
niet zien, dat het buiten in de kou zou blijven staan.
heeft niet het eeuwige leven. We hebben
ons een wat langere adem aangemeten.
Maar nogmaals: het aantal wanbetalers is
tegenwoordig te verwaarlozen. Veel boeren
die principieel tegen het schap zijn, komen
toch over de brug omdat ze weten dat ze
op den duur niet aan de heffingen kunnen
ontkomen en dat ze gehouden zijn de voor
schriften na te leven. Bovendien is er een
jongere generatie agrariërs gekomen die an
ders tegen de dingen aankijkt, en aanvaardt
de hele samenleving steeds meer dat ze be
slissingen van boven over zich heen moet
laten komen; we zijn gaan wennen aan al
die overheden en semi-overheden. Helemaal
een aflopend probleem is het nog niet,
maar de mensen hechten er minder gewicht
aan. Koekoek is te klein geworden om ze
nog aan te kunnen spreken; ze hebben ge
leerd dat niet alles hout snijdt wat hij zegt".
Inkomensontwikkeling
Ook zonder de miskleun van Hollandsche
Veld echter zou het Landbouwschap nauwe
lijks reden hebben zijn jubileum uitbundig
luister bij te zetten. Drs. Joris Schouten legt
uit waarom: „De situatie met betrekking tot
kosten en opbrengsten waarin we zitten, is
bepaald niet om te juichen. De inkomen
sontwikkeling blijft achter bij die buiten de
agrarische sector. Op één-derde van de
140.000 boeren- en tuindersbedrijven wordt
minder verdiend dan het wettelijke minimum
loon. Nou moet je dat cijfer niet al te abso
luut nemen, want er vallen nogal wat oude
re agrariërs onder zonder opvolgers die hun
bedrijf niet voldoende hebben aangepast.
Maar zorgwekkend blijft het".
Een ander probleem is de beruchte overpro
duce, zich manifesterend in boterbergen
en melkplassen die de prijzen drukken, juist
in een tijd van stijgende kosten. Drs.
Schouten vreest dat dit vraagstuk de vader
landse boer nog lang zal blijven plagen, alle
maatregelen ten spijt om de produktie af te
Schouten nog even door. Hij komt te spre
ken over de schaarse, dus dure grond in
Nederland met zijn hoge rentekosten per
hectare die vooral de eerste jaren de be
drijfsresultaten drukken. „En dan worden de
agrariërs op de koop toe in de wielen gere
den door het streven naar een beter milieu.
De landschapsparken, ach, natuurlijk zijn wij
er ook van overtuigd dat die er moeten ko
men. Maar laat de overheid op korte termijn
zeggen: daar komen ze, zo groot zijn ze en
hier liggen de grenzen. Nu blijven de boe
ren in het onzekere; ze kunnen geen beleid
voeren, want ze weten niet waar ze aan toe
zijn. Met name in de kop van Overijssel, op
de Veluwe, in Waterland en in Mergelland
vormt dat een verschrikkelijk knelpunt. De
overheid wil 200.000 ha aan landschapspar
ken, maar als je die niet kunt financieren
en als je de boeren niet schadeloos kunt
stellen, loop je vast".
Het vraagstuk overschrijdt de grenzen van
de denkbeeldige landschapsparken en strekt
zich ook uit tot allerlei gebieden waar pro
vinciale of plaatselijke overheden een rege
lende vinger in de milieupap hebben. Drs.
Schouten noemt als voorbeeld („maar zo
zijn er vele") de Mortelen in Oost-Brabant,
dat om zijn bekoorlijke natuurschoon niet
verkaveld mag worden. „Daar hebben we
wel begrip voor. Maar als je er goede on
dernemers hebt zitten met veerkracht, pit en
visie, en als je die in hun ontplooiing be
lemmert door ze te verbieden heggen te
kappen,, kunstmest te gebruiken of onge
dierte en onkruid te verdelgen, terwijl ze
zien dat zulke dingen een halve kilometer
verderop wel kunnen, dan moet je ze scha
deloos stellen. Wat blijkt? De overheid komt
met veel te weinig geld over de brug, is
veel te karig bij zijn streven de boeren er
toe te brengen landschap te produceren
door bepaalde dingen te laten. Bovendien
wordt de psychische druk vergeten. Het is
voor een goede agrariër geen lolletje zijn
voordeel te moeten laten schieten".
Drs. Schouten durft zeggen dat de Mortelen
representatief is voor wat nagenoeg overal
gebeurt. Overal steken plaatselijke overhe
den spaken in het boerenwiel zonder voor
compensatie te zorgen. „We tillen hier erg
zwaar aan. Het is een heel groot stuk pro
blematiek Luister: het ligt bepaald niet in
onze bedoeling ons geen lor van het milieu
aan te trekken We vinden dat een agrariër
in de situatie van vandaag moet beseffen: ik
kan met zo vrijelijk meer mijn gang gaan
als vroeger. Neem de drijfmest van varkens
houderijen. Ook wij zijn van mening dat je
die bij voorkeur niet op zaterdagen moet
gaan uitrijden We dienen beheerst op te
treden. Anderzijds vragen we aan alle
nieuwkomers op het platteland de bewo
ners van tweede en tegenwoordig ook eer
ste huizen begrip voor wat er zich af
speelt. We vragen ze de landelijkheid in al
zijn vormen te accepteren. Als ze van het
zonnetje en de rust willen genieten, moeten
ze er ook tegen kunnen dat varkensmest
stinkt. Laat ze anders in de stad blijven zit
ten. Tussen haakjes in de stad leggen ze
via de hinderwet het verkeer toch ook niet
stil?".
Samenwerking
De klaagzang kan naar believen worden uit
gebreid. Valt er dan bij 25 jaar landbcfjnis
schap helemaal niets positiefs te
Toch wel. Drs. Schouten roemt de
samenwerking met de organisaties,
van ondernemers als van
zijn publiek-rechtelijk bedrijfsorgaan
„Dank zij die samenwerking zijn we
vertegenwoordigende orgaan van c
Nederlandse land- en tuinbouw te
men te staan. Elke maand voeren we
meel overleg met de minister van
om punten aan te dragen voor
Zoiets kent geen ander land in West-Endi
pa. Wat wij aandragen, wordt door
„Koekoek, Koekoek, misschien word jet,
premier", zong in 1963 nog de aantijg
van de boerenleider.
nister en zijn staf zwaar gewogen. Dat
ken we. Het komt zelfs tot uiting in bq._
singen die in Brussel worden genomen. El
eendrachtige achterban en sterke, goedfKi
gumenten, daaruit bestaat onze kracht?
belangen van boeren en tuinders zoif£"
nooit behartigd zijn zoals ze nu behaf
worden, wanneer het Landbouwschap i
had bestaan. We hebben ons een p|
veroverd waaruit we niet meer weg te ieei
ken zijn. De overheid en alle maatschartlke
lijke geledingen hebben ons volledig kndi
vaard als partner in belangen-discussies". etge
PIET SNOEIede
■all
izoi
„U kunt gerust naar het platteland ko||eei
maar zeg niet dat varkensmest stinkt!" on<
■gel
remmen. Momenteel geeft de Nederlandse
koe de meeste melk van allemaal, maar in
Frankrijk, Italië en Ierland zitten ze niet stil.
„Het ligt in de aard van een boer te probe
ren altijd maar meer melk uit die uiers te
krijgen. Dat neem je hem niet af. En onder
tussen wordt de plas groter en groter. Zo
lang deze ontwikkeling doorgaat, blijven we
zitten met het probleem".
Overproduce
Overproduce ook bij de varkens- en pluim
veehouderij, met de dreiging dat hij perma
nent zal zijn. Drs. Schouten: „Dat komt
door de mengvoederindustrie. Die staat in
Nederland voor niks. Die breidt zich maar
uit. Het valt gewoon niet te stoppen. En ei
genlijk ben ik het daar wel mee eens. Leve
het vrije ondernemerschap. Jk vind ingrijpen
uit den boze, want je weet wel waar je aan
begint, maar niet waar je ophoudt. Ach, we
praten over te veel produktie, maar de Ne
derlandse boer produceert niet te veel. Het
is de EEG die te veel produceert. Wij staan
door onze geografische ligging, door ons
klimaat en door de bekwaamheid van onze
boeren aan de top. We hebben onze kansen
gepakt. Moeten we ons dat allemaal laten
afnemen? Als we de kansen hadden laten
liggen, zouden er nu nog veel meer werklo
zen in Nederland zijn. Het probleem zit niet
bij ons, maar bij de andere landen van de
EEG".
Landschapsparken
Zo gaat de feestrede in mineur van drs.