Voor Schönberg was componeren hetzelfde als getuigen LEUKE LUCHTIGE JURKJES MET VEEL ZON IN DE PRIJZEN. assais 69.- 79.- ascass Hsamas 59.- KUNST LEIDSE COURANT DINSDAG 22 ME11979 Zomeren. Mooie overslag zomerjurk met noppendessia 100% Katoen. Kleur: kobalt Mt 36 t/m 44. Leuk print jurkje met rimpel schouder en Iakceintuurtje. Trevira-katoen. In lila en kobalt. Mt. 38 t/m 46. aSKEB Lekker luchtig zo'n gebloemde tentjurk. In o.a. kobalt en pink. Mt. 36 t/m 42. In 1909 vroeg Schönberg (die zeer geïnteresseerd was in de nog jonge wetenschappen van psychologie en psychiatrie en die dan ook alle werken van Freud had bestudeerd) aan Marie Pappen- heim een tekst voor hem te maken waarvoor hij de gegevens zelf verschafte. Toen de tekst gereed was. maakte Schönberg er in een paar weken een schokkend monodrama van. Op het to neel is niemand anders aan het woord dan een vrouw die, ten prooi aan angst en ontzetting, in een nachtelijk bos ronddoolt. Zij vindt haar vermoorde geliefde, die het slachtoffer werd van zijn ontrouw. Het monodrama kreeg pas in 1924 zijn première. Op het titelblad stond nevenstaande gravure van Lilly Steiner. Dit monodrama „Erwartung" wordt op 6 juni in de Nieuwe Kerk uitgevoerd door sopraan Colette Lorand met het Residentie-Or kest onder Gerd Albrecht. de uitspraken. Hoe belangrijk vakkennis ook is, als die niet .dienstbaar wordt ge maakt aan innerlijke scheppingsdrang en verbeeldingskracht, is de artistieke uit werking ervan op den duur gering. Wie dat in alle denkbare toonaarden betoogde? Een joodse jongen, afkomstig uit de burgerlijke, beslist niet uitgesproken artistieke midden stand. Op het gymnasium blonk hij in ver scheidene vakken uit maar hij kon de school niet afmaken doordat zijn vader vroe.Ttijdig stierf en hij als bediende op een bank geld moest gaan verdienen. Gelukkig had hij al van zijn achtste jaar af vioolles gehad, en toen was hij tegelijk met compo neren begonnen, begrijpelijkerwijs naar voorbeelden die hij onder het oog kreeg en naar wat hij muziekkorpsen in de Wiener Prater ten beste hoorde geven. Hij leerde zichzelf piano- en vooral cellospelen, zocht en vond zijn eigen weg in handboeken en studiepartituren en kreeg wat oudere vrien den van wie hij veel kon opsteken. Met dat al ontving hij geen systematische muzikale vakopleiding en het is dan wel heel opmer kelijk dat hij desondanks al betrekkelijk vlug een reputatie kreeg als docent in de muziektheoretische vakken en dat hij daar door al vrij jong werd geroepen tot de hoogste posten in muziekcentra als Berlijn en Wenen. Zelf zei hij later: er waren blijk baar dingen die ik vanzelf korrrmaar er wa ren ook dingen die geen leraar me kon bij brengen. Al op het gymnasium gaf Schönberg bijles sen om geld te krijgen voor het materiaal van zijn muzikale zelfstudie. Daarna moest hij zijn hele leven muzieklessen geven om in staat te zijn het luxe beroep van componist te blijven uitoefenen. Hij was een bekwaam en toegewijd docent en stak als zodanig ver boven de middelmaat uit wat ook blijkt uit zijn in 1911 verschenen Harmonielehre, een boek waarvan hij zei dat zijn leerlingen hem de inhoud ervan hadden bijgebracht. Zijn invloed van pedagoog bleek achteraf aanzienlijk dieper en omvattender te zijn DEN HAAG Met vier manifestaties die het zelf betitelt als lange studieconcerten, wil het Residentie-Orkest tussen eind mei en eind juni in de Nieuwe Kerk (aanvanke lijk was de PWA-zaal aangekondigd) weder om een poging ondernemen Arnold Schön berg een wat ruimer publiek te verschaf fen. Of lange studieconcerten (met ver vroegd aanvangsuur en twee pauzes) en een stoet van soms moeilijk toegankelijke com posities daartoe de geëigende middelen zijn, blijft een open vraag. Ook als de musici er in slagen al deze stukken boven de materie uit te heffen zodat ze kunnen aanspreken, dan nog wordt een zware wissel getrokken op het opnemingsvermogen van de concert ganger. Of speculeert men met zulke, door hun omvang nogal excessieve manifestaties op het snobisme van de progressiviteit? Hoe het zij, het valt niet te ontkennen dat het gros van de muziekliefhebbers, natuur lijk zonder het opzettelijk te willen, geen componist zo sterk blijft discrimeren als juist Schönberg. Zijn hele leven heeft hij het ene schandaal na het andere moeten verwerken, zijn hele muzikale loopbaan heeft hij moeten vechten om geestelijk en materieel overeind te blijven. Bijna dertig jaar na zijn dood vindt zijn muziek gewoon lijk nog alleen maar in kleine kring echt weerklank. Elke poging hem de erkenning te geven waarop hij zonder enige twijfel recht heeft, verdient dan ook aanbeveling. Wil zulk een poging leiden tot inzicht in zijn persoon en werk, dan zal men zich echter wel moeten afvragen hoe het komt dat Schönberg zo moeilijk vat krijgt op de ge middelde muziekgevoelige. Daar moeten re denen voor zijn, en die moeten ten nauwste samenhangen met de aard van zijn kunste naarschap. Van zijn generatie is Schönberg een eenling geweest en gebleven. Wie nog zelf heeft meegemaakt hoe het concertpubliek in de jaren twintig en dertig afwijzend reageerde op Ravel en Bartók en bij menige Strawins- ki- of Hindemith-vertolking demonstratief de zaal verliet, moet nu vaststellen dat Schön berg niet als zij intussen is ingeburgerd. Vaak wordt dat geweten aan de theoretische grondslag waarop een deel van zijn muziek berust. Voor zover het concertpubliek daar weet van had, kreeg het een mooi excuus in de hand gedrukt om afkeer te rechtvaardi gen en te spreken van wiskunde-muziek, een kwalificatie die speciaal in dit geval vol strekt misplaatst is. Toen Schönberg werd gevraagd even vlug aan te geven hoe in een van zijn werken de zogenaamde reeksentechniek was toegepast, antwoordde hij dat hij daar niet toe in staat was omdat hij het werk dan eerst grondig zou moeten analyseren. Hij toonde zich te recht verontwaardigd als zelfs musici meen den dat hij zijn muziek naar een door hem uitgedacht systeem construeerde. Hij wees er herhaaldelijk op dat zijn 12-toon-techniek geen systeem maar een methode is, en toen hij die werkmethode ging beproeven en pro pageren, heeft hij nooit beweerd dat hij een alleenzaligmakend componeermiddel had ontdekt. Afgezien van het feit dat tegelijker tijd op verschillende plaatsen componisten voor hetzelfde probleem soortgelijke oplos singen zochten, was het voor Schönberg vanzelfsprekend dat alle regels in de kunst, die enig houvast kunnen bieden voor vorm en structuur, onmiddellijk door andere re gels kunnen worden vervangen zodra de scheppende kunstenaar dat als noodzakelijk ervaart. Toen hij al zijn 12-toon-methode ge regeld hanteerde, keerde hij toch op gezette tijden terug naar het eeuwenoude majeur- mineur-systeem als hem dat toepasselijker dunkte. Kunst komt niet van kunnen, kunst komt van moeten, was een van Schönbergs gelief - Fragment uit het manuscript van Schönbergs Kla- vierstücke opus 23 Oit 1923. De pianist Jean-Ro- dolphe Kars zal deze stukken ook op 6 juni in de Nieuwe Kerk ten gehore brengen. dan aanvankelijk werd afgeleid uit zijn roemd geworden leerlingen Alban Berg Anton Webern. Na de laatste wereldooi heeft Schönberg nog net even wat van invloed kunnen ervaren. Eerst mank daarna direct gingen jonge componisten ;\/A helemaal oriënteren op wat Schönberg losgemaakt. Dat die componisten nü een dere weg willen inslaan en de van hem gaande seriële techniek afwijzen, dat l N1n' den ze eventueel ook bij Schönberg zelf kunnen opsteken. Die immers ging in laatste werken weer meer en meer verbanden leggen die hij eerst radicaal *jag moeten verbreken. Met dat al is het geen wonder dat berg het lesgeven en het propageren tadu een nieuwe componeermethode vaak vond als een voor hem maar ongewenste onderbreking van genlijke levenstaak. Reeds toen hem in r iaën taire dienst in de Eerste Wereldoorlog gevraagd of hij nu die omstreden was, antwoordde hij: Iemand moest hpt i niemand wilde het zijn, daarom heb ik maar beschikbaar gesteld. Zo'n maakt duidelijk hoezeer hij zich van positie bewust is geweest. Zijn was voor Schönberg zelf componeren, beschouwde hij in de meest strikte zin het woord als zijn roeping die hij ent wilde volgen en waarvoor hij geen compromis acceptabel vond. Het zou hem zijn opgekomen zich, als Ravel, „artisan" te noemen, een maker van mo| bekoorlijke dingen met een esthetische straling. Volksmuziek vond hij te be pi van adem en zeggingskracht om welke drage dan ook te kunnen leveren aan de mfonische kunstmuziek, ook al had Bai het tegendeel bewezen. Nog veel stren) dan Beethoven was Schönberg een aut) van bekentenis-, van getuigenis-muziek. H ke stijl hij ook hanteerde, hij was en bl expressionist die zieleroerselen, bij voork de diepste en donkerste, naar buiten wj brengen, hetzij in een oude, hetzij in nieuwe vorm. Zelden of nooit presente^ hij zich in zijn muziek als een spontaan,! bekommerd muzikant, die er op uit is t bleemloos charme ten toon te spreiden de luisteraar op enigerlei wijze te behaf Hij vond dat allemaal beneden de waar heid van de „grote" kunst die hij op voetstuk plaatste. Zowel in de expressie die hij nastreefde in de componeer stijl die hij daarvoor paste, was Schönberg op en top een h van zijn tijd, de tijd van de laatste decei van de vorige en de eerste van deze ee Begonnen als voortzetter van Brahms Wagner, terloops soms aanknopend bij L Bruckner en Hugo Wolf gaf hij er meer dan zijn generatiegenoten rekensc van dat de componeerkunst verstrikt ra< in de knellende tonaliteitsbanden die B hoven in zijn laatste werken al losser j beerde te maken. De romantiek en voi de nadagen van de romantiek hadden hoefte aan een steeds meer opgevoerde pressiviteit wat leidde tot een overmatig bruik van chromatiek, ook bij de jo Schönberg, getuige zijn symfonische ged ten „Verklarte Nacht" en „Pelleas und IV sande" en zijn monumentale „Gurrelied Hij besefte dat hij (en zijn collega's) zo met hun gigantische vokale en instrumen bezettingen als met hun extreme idioom de grenzen van het mogelijke waren aai land. Hij was de enige die daaruit de 1 sche consequentie durfde trekken. Kammersinfonie uit 1906 en zijn twe strijkkwartet uit de twee volgende jaren keerpunten in de ontwikkeling van een tivisch ondoordringbaar dichte tonal naar een veel helderder en minder kr pachtige atonaliteit Dit demonstreren zijn tussen 1908 en 1913 gemaakte bekni klavier- en orkeststukken en vooral zijn lodrama's, die aantonen dat wel het idi< maar niet de inhoud was gewijzigd. J om het expressionisme meer express mogelijkheden te bieden, ontwierp Scl berg voor zijn melodrama's het „Sprecl sang" dat een speciale stemtechniek vereist. Met de ongebonden atonaliteit is Schönl slechts een paar jaar bezig geweest. Daa heeft hij een kleine tien jaar vrijwel gei gen omdat hij vreesde dat de atonal zonder meer in een chaos zou eindigen, kwam hij in het begin van de jaren twi tot zijn dodekafonie, zijn 12-toon-meth die de herwonnen vrijheid natuurlijker weer moest breidelen. Niemand heeft meer recht van spreken kunnen zeggen hij een conservatief was, die werd ged\tf gen een nieuwlichter te zijn. Het lijkt onwaarschijnlijk dat Schönb deze historische rol had kunnen spelen hij niet gelovig was geweest. Er is van b gezegd dat hij een oud-testamentische ij griteit paarde aan een nieuw-testamentj messianisme. De feiten bewijzen deze kaj teristiek die is afgeleid uit zijn activiteit Geboren als jood werd hij katholiek doopt, ging op zijn 18e jaar over tot i protestantisme en keerde op de vlucht \l de nazi's terug naar het joodse godsdiej Deze wisseling van godsdiensten was y hem geen wisseling van geloof: hij bel even vurig en emotioneel. Het kan ten o vloede blijken uit de door hem in 1926 1927 geschreven tekst voor het typis ideeëndrama „Der biblische Weg", waar slechts twee manuscripten bestaan en nooit werd verklankt. Misschien is dat n goed want Schönberg was geen groot lit tor, zoals hij ook geen groot schilder Maar een gedrevene was hij zeker, en groot musicus was hij ook. De laatste tekst die hij toonzette, is te den in de 85ste maat van de onvoltoi Psalm no. 115: „Und trotzdem bete ich". ondanks alles bleef Schönberg bidden getuigen. J.KASANI

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidse Courant | 1979 | | pagina 10