Het turbulente leven van Lodewijk Pincoffs, zijn ondergang en wat hij gedaan heeft voor Rotterdam n ite F F Over Lodewijk Pincoffs de naam is waarschijnlijk ontleend aan het Poolse stadje Pinnczow, waarheen zijn voorfamilie vanuit Rus land geëmigreerd was en over de ontwikkeling van Feijenoord, waarin hij zo'n groot aandeel heeft gehad, handelt een tentoonstelling „Pincoffs en de Rotterdam se havens", die van 9 april tot en met 1 juni in het Ge meentearchief van Rotter dam te bezichtigen is. Bo vendien is er een gelijk soortige tentoonstelling van wat beperkter omvang in de Archiefwinkel aan de Cool- ïingstijden: Gemeentearchief Mathenesserlaan: ma t/m an 9.30 tot 16.30 uur. er -a^jefwinkel Coolsingel: ma t/m vrij van 11 tot 16 uur. stige entoonstelling aan de Mathenesserlaan is tevens op nrede(en feestdagen van 11 tot 16.30 uur geopend. IRDAM Honderd jaar geleden, in mei 1879, verkeerde Rot en verf11 'n opperste staat van opwinding. Het imperium van zaken Issferen, dat Lodewijk Pincoffs in dertig jaar tijds had op was ineengestort. Dat imperium bleek aan elkaar gelijmd ;noeierij en fraude. Zelf nam hij de vlucht naar de Nieuwe en liet in de stad, die, mede dank zij hem, groot was ge- i, aanvankelijk ongeloof, vervolgens verbazing, tenslotte wilde en verder een schuld van twaalf miljoen gulden achter. Hij ijn activiteiten ontplooid in een tijdsbestek, waarin Rotterdam, •twat slaperige, door cholera geteisterde havenstad, de door genomen die het hebben £kt tot wat het 's werelds Jfcte haven en de imposante toe tot de |[en de Maasdel- heeft Rotterdam iroter schandaal Pincoffs' val aliep en zijn ver- g totaal. Mid- tigheid kende ffs nu eenmaal De justitiële au- ten, die na zijn opspo- level uitvaardig gaven hem, als :abonf. dit signale- Bmee: ..Lang aangezigt rond jl, haar donker id, oogen sluw ~de. voorhoofd neus krom, klein, kin rond, langzaam lij- bijzondere ken- enigszins Le£lende 9an9. gevolg van vet- zigtbaar als. nek en han- kleding meestal en}. min kan men ffs niet anders dan tegen de 'grond van het dam zoals het Dit moet dan 5 leidraad zijn geweest van Bram Oosterwijk toen hij, gefascl- door de ambivalente, maar toch zo kleurrijke Pincoffs, be- om diens handel en wandel te beschrijven in het thans uitge- i, zeer rijk geïllustreerde boek „Vlucht na victorie, Lodewijk ffs (1827-1911)." foverschatting aag of Pincoffs aan zijn eigen ijdelheid ten gronde is gegaan bevestigend beantwoord worden. Zijn zelfoverschatting was it. Hij meende dat hij alles kon en dat alles ook zou lukken, lij ook maar zou ondernemen. En als dat niet gelukte, greep lar onoirbare middelen zoals fraude en knoeierij. Maar ander- jel 6 beoefende hij op ruime schaal de liefdadigheid. Maatschappe- erkte hij zich op tot een bijna onaantastbare plaatselijke god- Hij beheerste het Rotterdamse establishment volkomen. Alle n stonden voor hem open, of liever gezegd, bijna alle deuren, die van de aloude sociëteit Amicitia bleven voor hem geslo- imicitia nu eenmaal niet gesteld op leden van joodse afkomst, waren zij liberaal. Hij was lid van de Rotterdamse Gemeen- van de Provinciale Staten van Zuid-Holland en tenslotte van rste Kamer van de Staten Generaal. Vrijwel niemand kon deze ngende causeur weerstaan. eun van zijn val daverde door heel Nederland. Men was ont- rd, onthutst; men voelde zich grondig en uitvoerig beduveld Is wraak, vergat men gemakshalve Pincoffs' geweldige initiatie- die zozeer hebben bijgedragen tot de groei en bloei van Rot- n, zoals de aanleg van de Feijenoordhavens, de overbrugging Ie Maas, de olieopslag, de spoorwegverbindingen, zijn be- nissen met de oprichting van de Hooger Burger School en bachtschool en tal van anderezaken, totaal en grondig, vijk Pincoffs stamde uit een milieu van hard werkende joodse in van Oosteuropese komaf. Het. gezin genoot een redelijke ind en vader Pincoffs kon Lodewijk, de jongste van negen ren van wie er vijf al jong overleden waren, een behoorlijke ling geven. Lodewijk bracht zijn jeugd door in een wat slape- stad met bijna geen openbaar vervoer en met maar heel rse gasverlichting. De hygiënische omstandigheden waren er n boos; cholera-epidemieën waren dan ook aan de orde van ig. Zijn moeder heeft Lodewijk nooit gekend; die is kort na iboorte gestorven. zij zijn opleiding sprak Lodewijk vloeiend Frans, Duits.en En- Zijn handelspraktijk deed hij zowel in het binnen- als in het iland op. Samen met Henry Kerdijk, eveneens van joodse af- richtte hij in 1849 de Handelsvereniging Kerdijk en Pincoffs ie zich bezighield met de verkoop van verfwaren, kleurstoffen Irogerijen". Pincoffs was toen nog niet meerderjarig en kon ngenlijk geen medefirmant zijn, maar een daartoe strekkend klijk Besluit maakte hem, ondanks zijn leeftijd, toch meerder- LE Later werden de zaken uitgebreid en richtte het bedrijf zich op de handel in Afrika met name op Kongo, dat^later het commerciële speelterrein van koning Leopold II van België zou worden. Zo ont stond de Afrikaansche Handelsvereeniging, de eerste, maar, naar la ter zou blijken, ook de zwakste pijler onder Pincoffs' zakelijk bouw werk. In deze Afrikaansche Handelsvereeniging zou Kerdijks broer Lodewijk een belangrijke rol spelen. Hij stichtte op de Af rikaanse kust tal van factorijen, waarin op gewekte ruilhandel bedreven werd. In die tijd is ook de vraag gerezen of de Afri kaansche Handelsve reniging niet betrok ken was bij de toen nog vrij intensief be oefende slavenhandel, maar deze aantijging hebben Pincoffs en {Je beide Kerdijks al tijd verontwaardigd van de hand gewe zen, al kan het haast niet anders dat zij er wel zijdelings bij be trokken zijn geweest. Behalve in zaken hij was een zeer har de werker hield Pincoffs zich ook nog bezig op allerlei an dere terreinen: ge meentelijke politiek, onderwijs en liefda digheid. Bij de Rot terdamse upper-ten was hij een zeer ge ziene figuur en dat moet zijn geldings drang zeer gestreeld hebben. Hij voelde zich zeer aangetrokken tot organisaties van allu re, die hem niet alleen aanzien verschaften, maar hem ook allerlei zakelijke voordelen boden. Hij had bemoeienissen met de Handels sociëteit en met de Koninklijke Nederlandsche Yachtclub, waarvan iedere Rotterdammer lid was, die iets betekende of meende iets te betekenen. Hij trok zich met H. van Rijckevorsel, J. Mees, en J. van der Hoop Jzn het lot aan van de bedelende en zwervende kinde ren, waaraan Rotterdam zo „rijk" was en al eerder had hij zitting genomen in een commissie tot steun aan behoeftige joden, kort weg de „Soepcommissie" genoemd. Handelsvereeniging tot stand, maar de Afrikaansche Handelsvereni ging zou desondanks reddeloos blijken; de Feijenoordplannen kon den evenwel gerealiseerd worden. De Afrikaansche Handelsvereeniging zakte steeds verder in de mod der, hetgeen Pincoffs trachtte te voorkomen door te speculeren en met wissels te knoeien. Ook zijn aandeel in Leopold U's „Comité d'Etudes du Haut-Congo" kon de ondergang niet tegenhouden. Ondergang De nog landelijke Coolsingel in 1861. Reeds op jeugdige leeftijd, hij was toen 28 jaar, wat ook voor die tijd jong was, deed hij zijn intrede in de Rotterdamse gemeente raad, waarin hij al heel snel een bijkans onaantastbare positie in nam en met dit overwicht initatieven bepleitte, welker uitvoering Rotterdam groot hebben gemaakt Twee jaar later, in 1858 werd hij afgevaardigd naar de Provinciale Staten, maar was daar alleen aanwezig als er zaken aan de orde waren, die Rotterdam betroffen, zoals het spoorwegennet, de ha vens en de verbindingen naar zee of naar het achterland. Hij was dik bevriend met mr. Marten Mees, een van de oprichters van de Rotterdamsche Bank, en verwierf zelfs een plaats in de Raad van Commissarissen. Later zou mr. Mees deze vriendschap zeer betreu ren, maar voordien was hij diep onder de indruk van de biologe rende figuur, die Pincoffs moet zijn geweest. Hij was voorts ten nauwste betrokken bij de oprichting van de Ne- derlandsch-lndische Gasmaatschappij, die later in handen kwam van Pincoffs en zijn zoon Adolph. Ook had hij te maken met de oprich ting van de Nederlandsch-Amerikaansche Stoomvaartmaatschappij, de voorloper van de HAL. Kortom; er gebeurde weinig in Rotter dam, waarin Pincoffs niet de hand in had. Niettemin waren er, die hun twijfels aan Pincoffs hadden. En sommigen staken dat niet on der stoelen of banken. Zoals de hoofdredacteur van de pas opge richte Maasbode, J.W. Thompson en een van zijn redacteuren, de satyricus mr. B.G.F Oldenkott, die zijn pen eerst in vitriool doopte, alvorens Pincoffs schriftelijk te lijf te gaan. Misschien daarom, dat Pincoffs behoefte had aan wat publiciteitsconcurrantie voor de Maasbode en de Nieuwe Rotterdamsche Courant. Hij was in ieder geval medeoprichter van het Rotterdamsch Nieuwsblad... In 1872, toen hij lid van de Eerste Kamer was geworden, scheen hij op het toppunt van zijn macht te zijn. Hij was in brede kringen een gezien man; zijn zaken floreerden ogenschijnlijk opperbest. Maar dat was slechts ogenschijnlijk. De eerste pijler van Pincoffs zakelijk bouwsel, de Afrikaansche Handelsvereeniging, begon ver schijnselen van verrotting te vertonen. Dat was eigenlijk al begon nen na de vroegtijdige en plotselinge dood van Lodewijk Kerdijk, de drijvende kracht van de onderneming, met als gevolg dat de heel wat meegaander Henry Kerdijk volkomen op het kompas van de dominerende Pincoffs moest varen. Er was geen behoorlijk evenwicht tussen bevoorrading, voorraad en verkoop van de Afrikaansche Handelsvereeniging, die steeds verder in het slop raakte. De buitenwereld mocht dit niet weten en daar om werd er gescharreld met valse balansen en irreële dividenden. Zo werd bekend gemaakt, dat de winst in 1869 140.000 gulden be dragen had. In werkelijkheid was er een yerlies van 403.000 gulden. En in 1870 werd een winstcijfer van 230.000 gulden genoemd, maar in feite was er een verlies van 136.000 gulden. Pincoffs kwam in 1872, toen de Nieuwe Waterweg in gebruik was genomen, op het lumineuze idee om een nieuwe handelsvereniging te stichten, namelijk de Rotterdamsche Handelsvereeniging. De be doeling was om twee vliegen in één klap te slaan: de Afrikaansche Handelsvereeniging van de ondergang te redden en de vastgelopen plannen voor de Feijenoordhavens weer vlot te krijgen. Dank zij zijn relaties met de Rotterdamsche Bank kwam de Rotterdamsche In 1879 ontdekte mr. Marten Mees het geknoei met de wissels en hij begon achterdocht te krijgen. Toen was het snel gebeurd. Een faillissement dreigde. Pogingen om de justitie er buiten te houden mislukten; de justitie was namelijk zelf min of meer op de hoogte en wilde een onderzoek. Pincoffs wachtte de verdere gang van za ken niet af. Met zijn vrouw en drie kinderen reisde hij spoorslags naar België en vandaar naar Liverpool. Met het stoomschip Germa nic week hij uit naar de Verenigd» Staten, dat toen nog geen uitle veringsverdrag met Nederland had, maar, naar aanleiding van de affaire Pincoffs, dat een jaar lat gr wèl had. Hij liet een verbaasd, boos. woedend land en een redelijk welvarend Rotterdam achter. Met zijn compagnon Henry Kerdijk.liep het minder goed af. Na een mislukte zelfmoordpoging in Belgiië werd hij tenslotte na een dra matisch proces tot twee jaar gevangenisstraf en een fikse geldboe te veroordeeld. Vergeten was men alles, wat Pincoffs voor de stad Rotterdam ge daan had. De afkeer van hem was zo groot, dat Rotterdamse ma trozen voor zijn woning in Manhattan stampei gingen maken, als hun schip in de haven van New York lag. Hij is toen tijdelijk naar Chicago gegaan, maar keerde later toch naar New York terug en voorzag in zijn levensonderhoud met het handelen in sigaren. In Nederland brak een stroom van spotprenten, spotdichten en wat dies meer zij. los. waarin Pincoffe centraal stond. Heel bekend is het verhaal van het dienstmeisje, dat het koperen naambord van het gebouw van de Afrikaansche Handelsvereeniging aan het poet sen was. Een voorbijganger voegde haar toe: „Je hoeft die plaat niet te poetsen meisje, dat heeft je paltroon al gedaan T. VANGRINSVEN Bram Oosterwijk: „Vlucht na victorie". Uitg. Donia Pers Produkties, Rotterdam. Geïll. 42,50.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidse Courant | 1979 | | pagina 17