'Vioolbouw is
een kunst,
maar je maakt
gebruiks
voorwerpen'-
'Paniek
der
onschuld'
De stroom publikaties van en over Harry
Mulisch heeft na de uitreiking van de P. C.
Hooftprijs op 24 februari een behoorlijke
omvang bereikt. Verzamelbundels, aforismen,
losse tijdschriftbijdragen en dergelijke, een
nieuwe beschouwing van Jan Hein Donner
over de door hem bejubelde Mulisch. Naast
de Bibliografie, uitgegeven door BZZT6H,
die in dit dagblad reeds werd gesignaleerd,
is dat heel wat in twee maanden.
..Vergrote Raadsels" is een boekje van zon
honderd pagina's, samengesteld door Gerd
de Ley. Uit allerlei boeken, verhalen, ro
mans, interviews van en met Mulisch heeft
De Ley een reeks uitspraken .Verklaringen,
Paradoxen, Mulischesken") bijeen verzameld,
onder kernwoorden alfabetisch gerangschikt.
Uitgegeven door Loeb en Van der Velden.
In dat boekje worden heel wat open deuren
nog eens goed ingetrapt. Bijvoorbeeld over
geld: „Geld verdienen is altijd tijd ver
knoeien". En: „Geldbindingen zijn altijd vie
ze Bindingen". Of over het verleden: „Het
verleden rot weg als een appel, die van
de kar gevallen is.
Meneer Ley had dit Mulisch natuurlijk niet
helemaal zo mogen aandoen. Als je onder
het hoofdstuk Schoolde opmerking van
Mulisch uit het verhaal „Wat gebeurde er
met Sergeant Massuro?" leest: „Nergens is
zo'n klassebewustzijn als op scholen; de
kommunisten kunnen daar jaloers op zijn",
dan lijkt dat erg apodiktisch, terwijl het in
het verhaal waar de gedachte in voorkomt
niet anders dan typerend voor het denken
over chaos van de hoofdpersoon is. Zo kun
je raadsels tot in het oneindige vergroten.
„Paniek der Onschuld" is van de hand van
Mulisch zelf. Het boekje bevat een aantal
opstellen, brieven, artikelen, redevoeringen,
die van 1954 tot anderhalve maand geleden
dateren.
Van alles wat. Nogmaals dat stuk over de
Opera „Reconstructie", die mede door Mu
lisch werd geschreven en indertijd in een
Holland Festival werd uitgevoerd. Nogmaals
dat rancuneuze stuk tegen G. K. van het
Reve of Gerard Reve), waarin de kern, dat
Reve racistische uitlatingen heeft neerge
schreven, terecht is. Maar de gramschap, de
roddel, de insinuaties, die Mulisch Reve
naar het hoofd slingert, liegen er ook niet
Verder is er weer eens opgenomen dat arti
kel naar aanleiding van het boek „De Ver
teller" over „Het M-moment". Daarin vind je
een tabel waarin je kunt aflezen hoe je leef
tijd is. als je hem projecteert op een jaar
op een dag. Ben je bijvoorbeeld dertig jaar
oud, dan kun je dat vergelijken met het feit
dat het voor jou 1 juni geworden is, als je
op 1 januari je leven begon. Op een dag
berekend (die dag loopt dan van 6 uur in
de ochtend tot 24 uur in de nacht) sta je
op het tijdstip van 13.30 uur. Dat is natuur
lijk wel erg leuk, om dat voor elke leeftijd
uitgerekend te zien. Een soort familiespelle
tje zou dat eigenlijk moeten zijn. Op de ver
jaardagkalender.
Het laatste feitelijke deel van het boek is de
dankrede van Mulisch bij de uitreiking van
de P. C. Hooftprijs. Daarin onderscheidt hij
vier manieren waarop mensen hun verbeel
ding (d.i. zowel inbeelding als uitbeelding)
kunnen realiseren. Daarin een zeer typeren
de Mulisch-uitspraak: „Afzijdigheid is het ei
genlijke element van de schrijver". Hij legt
dat uit door over zijn gelukservaring te ver
tellen. wanneer hij in zijn jeugd bij feestda
gen als de Kerst boven bleef en beneden
het feest hoorde. Daarvan afzijdig was. Een
merkwaardige uitspraak voor een auteur, die
zich steeds zo opmerkelijk bezighoudt met
elk actueel probleem. Of dat nu Provo, de
spelling, Cuba of de Bescherming Bevolking
heet.
Jan Hein Donner weet er ook weg mee in
zijn boekje over Mulisch, dat onlangs bij
BZZTóH verscheen: „Een Droomanalyse".
Over „Oude Lucht" van Mulisch, kondigt hij
op het omslag aan, maar zoals je dat van
tevoren weet van Donner, hij kan zich toch
niet aan zijn onderwerp houden. Hier al
evenmin.
De man maakt weer fouten. Zo schrijft hij
„Deze studie gaat over Mulisch, maar ik
kan misschien de duidelijkheid dienen, wan
neer ik terzijde ook het boek bespreek, dat
Hermans ongeveer tegelijkertijd het licht
deed zien: „Onder Professoren". „Waarom
Donner dat boek wil bespreken, komt niet
aan de orde, hij laat bovendien na het te
bespreken, wat hij wel belooft in dit citaat.
Bovendien is het boek van Hermans niet
ongeveer „tegelijkertijd" gepubliceerd als
„Oude Lucht" van Mulisch. Geen sprake
van. Het boek van Hermans verscheen in
1975, „Oude Lucht" in 1977. Alles wat Don
ner beweert kun je door eenvoudig de fei
ten op een rijtje te zetten, ondergraven, be
strijden, belachelijk maken. Het boek van
Donner staat tot de rand vol van dergelijke
zinloze en onzinnige beweringen. Ach, hij
moet het zelf maar weten, jaar in jaar uit
als een domme hond de sporen die Mulisch
langs de lantarenpalen uitzet nasnuffelen en
dan zichzelf op de borst kloppen alsof de
genialiteit die hij Mulisch om een of andere
reden toeschrijft, daardoor ook zijn deel is.
Inderdaad, met recht en reden „een-
droomanalyse".
JAN VERSTAPPEN
Harry Mulisch „Paniek der Onschuld", uit
geverij De Bezige Bij. Amsterdam. Prijs
f 22.50.
Harry Mulisch: „Vergrote Raadsels", uitge
verij Loeb en Van der Velden, Amsterdam.
Prijsf 19,50.
Jan Hein Donner: „Van Mulisch' „Oude
Lucht", Een Droom-Analyse", uitgeverij
BZZTóH. Den Haag. Prijs f 10.-.
VERZAMELDE
NOTITIES VAN
HARRY MULISCH
men. Maar daarna verandert het instrument
niet meer. Zelfs de beste lak kan niets aan
de klankkwaliteit toevoegen; je kunt alleen
hopen en verwachten, dat de klank niet
minder wordt. Je kunt een ongelakte viool
heel goed bespelen, omdat de lak slechts
een beschermende functie heeft en een es-
thètische. Ér zijn veel volksverhalen over lak
in omloop".
Jaap en Annelies Bolink zullen zich er
steeds weer opnieuw over verbazen, dat vio
listen vaak bereid zijn tal van gebreken over
het hoofd te zien als het gaat om een oud
instrument, terwijl een nieuw instrument vol
maakt moet zijn. Jaap: „En dan wil men
weten wie de viool eerder in handen heeft
gehad; hoe beroemder hoe liever. Maar er
zijn ook violisten, die het fijn vinden de
bouwer persoonlijk te kennen. Zij weten wie
wij zijn, hoe onze instrumenten klinken; het
instrument dat wij voor die violist bouwen,
is in persoonlijke opdracht gemaakt. Al
moet ik er wel meteen bij zeggen, dat men
vier jaar op zijn instrument moet wachten.
Of anders gezegd: we hebben nu zo veel
opdrachten,dat we zo'n vier jaar vooruit
Jaap Bolink, ook meester-magiër als lakmaker.
I? JAAP EN ANNELIES BOLINK:
Nooit zullen de Bolinks erover kunnen kla
gen dat hun beiteltje zoek is.
HILVERSUM Met een mesje strijdbaar in
de hand, maar meer verdrietig dan boos
en met een spoortje van begrip, heeft vi
oolbouwer Jaap Bolink zich neergelegd bij
de wil van de wetgever en betaalt hij 18
procent BTW over zijn violen. „Omdat mijn
violen gebruiksvoorwerpen zouden zijn en
geen kunst. Over oude violen betaal je 4
procent BTW, dat zijn opeens kunstvoor-
'werpen; maar die maak ik niet. Trouwens,
ft repareer ze ook niet. Of maar heel wei
nig, voor vrienden. Mijn vrouw Annelies en
ik willen alleen nieuwe violen bouwen;
daar zijn we voor opgeleid. We willen geen
winkeltje en geen handel en geen répara-
ties. We bouwen nieuwe violen en daar is
vraag naar. Al zijn er collega's die zeggen
dat je van nieuwe violen alléén niet kunt
bestaan. Bij ons lukt dat tot dusver prima".
Commentaar van een oudere cojlega: „La
ten ze maar afwachten. Als ze tweehon-
'vs. reparatie kunnen worden aangeboden, want
numi de ejgenaar gaat daarvoor toch naar de
bouwer, die het instrument kent Daar ver-
ö0*' drinken ze vanzelf wel in, het is niet tegen
te houden".
les
I Jaap Bolink heeft de afgelopen jaren tachtig
VEES v'olen gebouwd. Enkele exemplaren behoren
tot zijn vaste collectie en zijn niet te koop,
alle overige zijn verkocht. Zijn vrouw Anne
lies, die Jaap op de vioolbouwersschool in
het Zuidduitse Mittenwald leerde kennen,-
maakte er dertig en kan er niet één meer
van tonen. Zij leven wél alleen van hun
handwerk, in tegenstelling tot hun Neder
landse collega's. Waarom zij wel?
Annelies: „Je moet de ambitie hebben om
van nieuwe violen te willen leven. Misschien
hebben de anderen die ambitie niet vol
doende. En reparatie van eigen violen ne
men we er vanzelfsprekend bij". Jaap: „Het
is tegenwoordig mode om een eigen bedrijf
je te hebben. Lekker eigen baas, een potje
lijm op het vuur .en maar knutselen. Maar
men weet niet, dat het de laatste jaren voor
een Nederlander vrijwel onmogelijk is om
toegelaten te worden tot de school in Mit
tenwald. Daar leer je het vak. En dan hangt
het van jezelf af, of je op die opleiding je
bestaan wilt bouwen. In het begin is het
moeilijk. Je hebt nog geen naam, niemand
komt naar je toe en je verdient geen rooie
cent. Zeker voor ons in Hilversum.met al
die omroeporkesten, is het verleidelijk om
ook te handelen en te repareren. Je zou er
misschien rijk mee kunnen worden. En dan
heb ik het nog niet eens over de handel in
oude violen".
Sprookjes
Indien Jaap en Annelies Bolink midden in
de nacht wakker zouden worden geprikt
met de vraag of nieuwe violen minder zijn
dan oude violen, zullen ze een lang slaperig
De zwarte randen van onder- en bovenblad worden bij goede violen niet geverfd,
maar met dun hout ingelegd.
„Wie een nieuwe viool van mij mooi vindt,
zal er eeuwenlang een mooie viool aan
houden. Of laat ik het zo zeggen: -zodra ik
een viool klaar heb, staat de klankwaarde
ervan vast. Misschien zal dat instrument een
paar dagen moeten worden bespeeld, inge
speeld. om tot volledige klankkleur te ko-
In T970 sloot Jaap zijn opleiding af met het
meester-examen; als onderscheiding kreeg
hij voor zijn meesterstuk een gouden me
daille. Jaap kan tonen waarom, met een
mooi exemplaar, een lichte barokviool die
er niet alleen mooi uitziet maar waarvan de
klank in overeenstemming is met het uiter
lijk: licht zangerig. Merkwaardig genoeg
wellicht typerend voor de bouwer, wisselt
het karakter van de viool niet bij snaarwis
selingen en is de toon zowel op de lage 6-
snaar als op de hoge E-snaar licht spranke
lend. Al is Jaap Bolink van mening dat over
toon nauwelijks een zinnig woord is te ver
tellen. „De toon van een viool spreekt je
aan of niet; wie het iets warmer of zo wil
hebben, donkerder, kan beter bij Annelies
terecht".
Jaap: "Sommige mensen hebben zo'n raar
idee van prijzen. Er kwam eens iemand die
de prijs wilde weten en benauwd vroeg of
een viool van mij wel zeshonderd gulden
kostte; dat vond hij al heel veel, nadat ik
juièt had uitgelegd dat er 200 werkuren in
zaten. We stellen voor ons onderhoud geen
overdreven eisen, maar we willen wel ge
woon kunnen leven en we hebben drie kin
deren en verder zijn we ook volkomen nor
maal".
„Onze violen kosten zo'n zes- tot zevenen
eenhalf duizend gulden, op dit moment.
Nee. het is niet waar, dat je een muziekwin
kel kunt binnenstappen en daar een goede,
nieuwe viool kunt uitzoeken. Handgemaakt
dan. In Japan en China worden duizenden
violen per dag gemaakt, fabrieksviolen waar
aan je geen hoge eisen mag stellen. Die
kun je in de winkel kopen als een mond
harmonica. Maar op werk van een levende
vioolbouwer moet je wachten, een uitzon
derlijk toeval daargelaten. Natuurlijk geven
veel viplisten de voorkeur aan oude instru
menten, omdat de keus groter is, gedeelte
lijk voor het idee. gedeeltelijk omdat die in
strumenten hun blijvende artistieke waarde
hebben bewezen, ook in de zin van beleg
gingsobject. Maar er is ook een groot aan
tal violisten dat met het handwerk op de
hoogte is en niet in sprookjes gelooft. Lak-
geheimen of verhalen als: „Een Franse viool
klinkt scherp, een Duitse somber en een Ita
liaanse zangerig. Het is wel waar, dat het
karakter van de bouwer te maken heeft met
het land waar hij vandaan komt en dat dit
karakter in zijn viool tot uiting komt. Maar
veel mensen horen het verschil niet eens en
maken zich daarom wat wijs, iets dat ze
kunnen geloven. Het experiment van een
demonstratie achter een gordijn is daarom
zo grappig, dat dan opeens blijkt dat van
die vermeende deskundigheid weinig over
blijft. Ik zal niet vertellen hoe mijn violen
dan worden beoordeeld, maar ik krijg wel
bestellingen van mensen die niet mij. maar
mijn violen kennen. Ze zijn niet slecht"
F.J. BROMBERG
betoog onmiddellijk beginnen met „Sprook
jes..." Ze hebben die vraag al zo vaak naar
hun hoofd gehad.
Zij zullen bevestigen dat slechte lak een
goede viool wel kan verpesten, maar een
goede lak een slechte viool nooit mooi kan
maken. „Er zijn in voorgaande eeuwen ook
minder goede 'en slechte violen gebouwd,
die nooit mooi werden. Men vergeet dat wel
eens; men vindt op ,een dag een oude viool
en men gaat er dan van uit dat het iets
heel bijzonders is. Mogelijk. Maar het kan
in al die eeuwen ook een minder goede
viool zijn gebleven. Maar de mooie violen
bleven mooi, al zal er een tijd komen waar
op zelfs een Stradivarius niet meer zal klin
ken als nu, omdat het hout dan voo-goed
is uitgewerkt".
Voor het fijne werk fijne schaafjes.
kunnen. We bouwen ongeveer één viool per
maand en we werken nooit meer dan aan
één tegelijk. Anders zou je je aandacht
moeten verdelen over meer instrumenten en
cfat komt je werk niet ten goede".
Annelies Bolink: „Mijn instrumenten klinken
anders dan die van Jaap; maar wat wij bei-,
den maken, is steeds als van een van ons
herkenbaar. Hoe dat komt...Nee. je kunt
ook nooit zeggen, kom, ik ga eens een
viool bouwen die klinkt als... Je maakt wat
je maakt,' zoals ook schrijvers, schilders en
componisten aan hun stijl herkenbaar zijn".
De bouw van violen staat geen experimen
ten toe, wel persoonlijke inbreng. Jaap Bo
link: „Stradivarius heeft destijds afmetingen
en berekeningen vastgelegd, die- op de
praktijk waren afgestemd en waarvan je niet
veel kunt afwijken. Handelbaarheid heeft
daarmee te maken, bespeelbaarheid. En er
zijn natuurwetten waarmee je niet straffe
loos de hand kunt lichten. Maar iedere vi
oolbouwer heeft wel een persoonlijke werk
wijze en elk stuk hout is weer anders. De
dikte van boven- en onderblad is afhankelijk
van de hardheid van het hout. Het gaat om
millimeters en gedeelten daarvan, maar je
moet wel weten wat je doet en waar".
Werkwijze
De werkwijze van de Bolinks is gelijk aan
die van alle vioolbouwers in de loop der
eeuwen; zelfs de lichtbruine beenderlijm
ontbreekt niet in hun atelier aan de Hilver-
sumse Heuvellaan 6; lijm. die grootvader al
gebruikte en die zich niet laat verdringen
door modernere lijmsoorten. Jaap Bolink:
„Het is gewoon de beste lijm voor ons, om
dat je gelijmde delen later voor een repara
tie van elkaar los kunt krijgen. Maar er zijn
natuurlijk tegenwoordig lijmsoorten die wel
krachtiger hechten, maar voor ons doel
minder geschikt zijn".
Het hout zoeken de Bolinks zelf uit
„Tien jaar ,na het kappen kan het liout al
geschikt zijn, al gebruik ik hout dat tenmin
ste twintig jaar oud is" en de lak die zij
gebruiken is van eigen recept. Jaap Bolink:
„Op de school in Mittenwald heb ik direct
al geprobeerd een eigen stijl te ontwikkelen
en niet volgens de Mittenwalder tradities te
werken"