Wilhelmina in de rij der Oranjes veruit de belangrijkste monarch en de interessantste persoonlijkheid 1 Terug op Nederlandse bodem, in Zeeuws-Vlaanderen. Maar de naoorlogse jaren zouden voor koningin Wilhelmina een teleurstelling worden. Haar idealistische verwachtingen over een doorbraak, vernieuwingen en eenheid bleken niet bestand tegen politieke nuchterheid en berekening. DEN HAAG Bij de Duitse inval in mei 1940 heeft ko ningin Wilhelmina, bijzonder geëmotioneerd, overwogen naar de Grebbeberg te gaan om de dood op het slagveld te zoeken. Deze geestesges teldheid tekent niet alleen overduidelijk hoezeer zij de Duitse aanval als een per soonlijke belediging be schouwde, maar evenzeer hoe diep vernederd zij was, dat de opperbevelhebber, generaal Winkelman, al na drie dagen strijd niet meer kon instaan voor haar per soonlijke veiligheid. Het voorval wordt beschre ven in de dezer dagen bij A. Sijthoff verschijnende bundel vorstenbiografieën „Nassau en Oranje in de Nederlandse geschiedenis". Hoewel vor sten altijd een grote aantrek kingskracht hebben uitgeoe fend op de geschiedschrij ving, richtte deze zich de af gelopen decennia onder in vloed van de sociale, politie ke en economische weten schappen juist op studie van de grote economische en sociale structuren, op de verhoudingen tussen standen en klassen en op de sociale emancipatiebewegingen en hun ideologieën. Maar, zegt dr. Tamse in zijn voorwoord, die verrijking van de historische probleemstel ling, die verruiming ook van het perspectief, maken de beoefening van de dynastie ke geschiedenis niet overbo dig. Haar inspiratie put zij evenwel niet meer uit de be hoefte een biografisch mo nument op te richten en de Staat in zijn hoogste gezags drager te verheerlijken. Voor de historicus ligt de aantrek kelijkheid van de dynastieke geschiedenis heden ten dage in de intellectuele uitdaging. Het maatschappelijk, politiek en cultureel bislang van de vorstenfunctie binnen de grote structuren vraagt om een vernieuwing van deze tak van historiografie. Dr. Tamse vindt, dat de Oranje dynastie in het verleden van de Nederlanden een zo be langrijke component vormt, dat het ook voor de huidige historiografie vruchtbaar is om de geschiedenis opnieuw vanuit dat oogpunt te be schouwen. Hoewel er op het moment slechts een enkele mooerne Nederlandse vorstenbiografie voorhanden is, heeft het on derzoek op het terrein van de dynastieke geschiedenis gelukkig niet stilgestaan. Zo-, doende bleek het mogelijk te zijn om negen historici die studie maakten van het Nederlandse vorstengeslacht, een aantal biografische por tretten te laten schrijven ten behoeve van deze bundel. Het zijn studies over de be kendste persoonlijkheden uit de Nederlandse dynastieke geschiedenis, figuren die zich voor een biografische beschrijving lenen wegens de afgeslotenheid van hun leven en de beschikbaarheid van een redelijke hoeveel heid bronnenmateriaal. Achtereenvolgens worden de volgende vorstenportretten behandeld: De Bredase Nas- saus (prof. dr. H. P. H. Jan sen), Willem de Zwijger (prof. dr. K. W. Swart), Mau- rits (prof. dr. A. Th. van Deursen), Frederik Hendrik en Willem II (prof. dr. J. J. Poelhekke), Willem III, de koning-stadhouder (prof. dr. D. J. Roorda), Willem IV en Willem V (dr. G. J. Schutte). Koning Willem I (prof. dr. J. A. Bornewasser), Koning Wil lem II (prof. dr. J. A. Borne wasser), Koning Willem III en Sophie (dr. C. A. Tamse), Koningin Wilhelmina (prof. dr. A. F. Manning). Het ge heel wordt gecompleteerd door genealogische overzich ten (mr. O. Schutte), verant woording bronnen en litera tuur en personenregister. Grote baas Omdat zij het dichtst in de herinnering ligt, gaan we hier wat nader in op de per soon van koningin Wilhelmi na. Prof. dr. A. F. Manning vindt koningin Wilhelmina te gen de achtergrond van het tijdsbeeld, na de koning koopman Willem I, veruit de belangrijkste monarch en de interessantste persoonlijkheid in de rij der Oranjes. Ze had geen gemakkelijk karakter en wist van zichzelf dat ze een „grote baas was, ie mand die altijd het laatste woord en altijd haar zin wil de hebben". Manning vindt dat het vermoedelijk niet on gunstig is geweest dat het Nederland van de eerste helft van de eeuw bij alle lotgevallen en wisselende ka binetten juist zo'n uitgespro ken sterke persoonlijkheid als vorstin heeft gehad. Wilhelmina was een vorstin die zich tot haar hoge ambt geroepen voelde en een bij zondere verbondenheid, een haast mystieke band, tussen haar dynastie en het Neder landse volk onderstelde. Veelzeggend in dit verband noemt prof. Manning, dat ze in haar laatste levensjaren gretig kennis nam van de geschriften van Groen van Prinsterer, de 19e eeuwse historicus die overtuigd was van de band tussen God, Nederland en Oranje. Oran jeklant, republikein of rode rakker, koningin Wilheimina dwong allen respect en be wondering af voor de wijze waarop zij zich aan de staatszaken wijdde. Ze had ongetwijfeld iets egocentrisch, maar de posi tieve zijde daarvan was de persoonlijke betrokkenheid op het wel en wee van staat en volk. Behaagziek of ijdel was ze niet en ze leefde be paald sober. Ze was het te gendeel van gemakzuchtig, maar had wel iets krampach tigs en dacht te veel in zwart-wit termen. Ongeduldig en impulsief mag men haar volgens prof. Manning wel noemen, soms ondankbaar op het kwetsende af zonder dat ze dat zelf altijd merkte. Bij al haar intelligentie ble ven haar denkbeelden zich door zekere vaagheid ken merken. Haar religieuze belangstelling TIEN NEDERLANDSE VORSTENBIOGRAFIEËN GEBUNDELD had iets mystiek-zwevends, maar voor staatkundige za ken had zij een helder oog. Haar doe-natuur kwam te pas bij de veelal conservatie ve en afwachtende staatslie den met wie ze te maken had. Tijdens de moeilijke momenten van haar regering was ze opvallend flink en faalde ze niet. Wilhelmina was een Oranjevorstin die alles over had voor de Ne derlandse zaak zoals zij die zag. Zeer vaak heeft ze in vloed uitgeoefend in kwes ties van buitenlandse poli tiek, militaire zaken en be noemingen; betrekkelijk ge ring is haar betrokkenheid geweest voor maatschappelij ke problematiek. Ze heeft zonder twijfel de positie van de kroon versterkt, maar niet zo zwaar dat het constitutio neel bestel en de democrati sche grondslagen van de sa menleving in geyaar kwamen Deze compacte karakter schets van koningin Wilhel mina wordt door prof. Man ning in zijn bijdrage geleide lijk aan en met gevoel voor historische details op een zeer lezenswaardige wijze nader uitgewerkt. Doorlopende ergernis In Londense ballingschap heeft koningin Wilhelmina zich doorlopend geërgerd en tegelijk zich voorbereid op het supreme moment van haar terugkeer zodra het va derland bevrijd was. Reeds na enkele maanden zette zich de overtuiging bij haar vast, dat na de bevrijding al les anders moest zijn. De miezerige verdeeldheid en hokjesgeest van vóór de oorlog mochten geen kans meer krijgen. Na de teiste rende bezettingsjaren zou het land zich vernieuwen en onder haar leiding een nieu we toekomst ingaan. De ministers die haar op dat moment nog omringden, be schouwde zij als figuren uit een weinig verheffende ver leden tijd: treuzelende en onbekwame mannetjes. Ze ergerde zien aan hen omdat ze volgens haar weinig kwa liteit en niveau bezaten voor de dramatische jaren waarin „haar" volk zo zwaar be proef werd. Overschatting van de positie van Neder land als bondgenoot in het geallieerde kamp bestond óók bij koningin Wilhelmina, vindt prof. Manning. Ze ver boog de realiteit door Ne derland in het centrum van het wereldgebeuren te stel len en zichzelf te zien als personificatie van het Neder landse volk. Anderzijds, zo zegt prof. Manning, had die egocentrische opvatting in spirerende betekenis. Net als in vroegere jaren kon de koningin zich dade lijk en heftig verzetten tegen bepaalde benoemingen of voornemens van de regering. Dat gebeurde in Londen heel wat keren. Koningin Wilhelmina, altijd al een gespannen natuur, had Koningin Wilhelmina in de oorlogsjaren in haar werkkamer in Londen, terwijl zij de Nederlandse verzetsbladen leest. Een sterke persoonlijkheid, die een zwakke ministersploeg door de Londense jaren heensleepte. het in Londen niet gemakke lijk. Ze was soms een over spannenheid nabij en voelde de eenzaamheid nog sterker dan vroeger, nu ze ver weg was van haar volk en ook haar oude raadgevers en hof miste. In de Londense een zaamheid en in dat isole ment, dat nog sterker werd sinds ze in 1942 met haar minister-president Gerbrandy ruzie had gemaakt, be schouwde zij zich als de enige en unieke vertegen woordigster van het Neder landse .volk. Doorlopend bak keleide ze met het kabinet en vanwege haar krachtig optreden mompelde sommi ge leden van de Nederland se kolonie dat de tijd van de koninklijke kabinetten van vóór 1848 weer was her leefd. Het lag volgens prof. Mannig inderdaad voor de hand haar optreden in staat kundige aangelegenheden en haar omgang met ministers te vergelijken met dat van de solistische Willem I. Vernieuwing Geleidelijk aan ontwikkelde koningin Wilhelmina in Lon den een zeer besliste over tuiging dat na de oorlog een ingrijpende vernieuwing moest plaats hebben. Ze ging daarbij volgens prof. Manning uit van de al te op timistische onderstelling dat de saamhorigheid van het Nederlandse volk door de ervaring van de bezettingsja ren tot een nieuwe nationale eenheid zou zijn gesmeed. Ze was er stellig van over- luigd dat de oude politieke partijen niet konden en zou den terugkeren en wilde als onder koning Willem I een soort persoonlijk be wind, waarbij ze eigenmach tig ministers zou benoemen en ontslaan en tijdelijk het parlement uitgeschakeld bleef. Maart 1941 riep ze in een ra diorede op, na te denken over een grondwetswijziging. Haar persoonlijke leiding *was een axioma. Ze ver beeldde zich een verre gaan-, de grondwetswijziging te> kunnen doorvoeren, waar door de uitvoerende macht versterkt zou worden. Plan nen die dus zeer dicht kwa- Imen bij de vooroorlogse pleitbezorgers van een „ver beterde" democratie. Prof. Manning wijst erop, «dat het van een onvolledig en eenzijdige visie zou ge tuigen, om in het portret van koningin Wilhelmina te Londen slechts de lijnen van krampachtigheid, pathetiek, egocentrisch optreden en autoritaire sympathieën te zien. Men mag immers niet vergeten dat haar ministers zwakke figuren waren en voor het merendeel in 1940 uiterst defaitistisch gestemd. De vervanging van De Geer - als minister-president door Gerbrandy was haar werk en mag zonder enig voorbe houd als een "grote verdien ste worden aangerekend. Dat ze een stuwende kracht be tekende en tot symbool van haar onderdrukte volk uit groeide, is van grote politie ke importantie geweest. De koningin met haar sterke persoonlijkheid sleepte de zwakke ministersploeg door de Londense jaren heen: la ten grootse prestaties ach terwege zijn gebleven, pijnlij ke politieke rampen werden voorkomen. Bij de bondge noten bezat de koningin op merkelijk prestige. Bekend is Churchills uitspraak, dat de Nederlandse koningin in de collectie politici in balling schap de enige kerel was. Moederdes vaderlands In Londen werd ze inder daad de Moeder des vader lands. Dat ze na de oorlog niet slechts respect maar en thousiasme opriep is volgens prof. Manning te verklaren uit haar Londense houding, haar woorden en de uitstra ling die ze vermocht te ge ven. Indien ooit, dan zag men aan het einde van de oorlog de uitstraling van de persoon op het instituut van de monarchie. Ook eenmaal terug in be vrijd Nederland, lag het woord „vernieuwing" de ko ningin vooraan in de mond. Ook velen in Nederland, ze ker ook de ex-illegale bla den, ijverden voor door braak, vernieuwing en een heid. Maar, zegt prof. Man ning, het had vaak iets hoogdravends en was tegen politieke nuchterheid en be rekening niet bestand. Daar bij overschatte de koningin, van wie ieder begon te we ten dat ze bij vernieuwing zwoer, de „geestelijke een heid" of wat daaronder ver staan mocht worden. Die eerste naoorlogse jaren, zegt. prof. Manning, betekenden voor koningin Wilhelmina, na de intense vreugde weer op vaderlandse bodem te zijn en te zien hoe populair Oranje was geworden, in die zin een teleurstelling dat% geen van haar idealistische* verwachtingen werd vervuld. HAN HEEZIUS

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidse Courant | 1979 | | pagina 18