tot klusjesman MEERJARENPLAN MOET HET DAMESTURNEN REDDEN Fred Stolle van topspeler S VOORMALIGE TENNISSER BEGELEIDT GERULAITIS Marijke Willems en Hans van Zetten werken aan evolutionair systeem A 12 SPORT LEIDSE COURANT ZATERDAG 5 ME11979 PAGINA 1.3- Fred Stolle: „Ik zie mijn activiteiten als (begeleider van Gerulaitis niet als een baan om veel geld te verdienen". DALLAS In het Hilton-hotel in Dal- las, overigens een van de bescheidener ogende onderkomens voor de komende en gaande man in dit bijna naar geld •ruikende deel van Texas, wil de ver schijning van figuren als Jimmy Con nors, Vitas Gerulaitis of Björn Borg nog wel eens voor enige ophef zorgen. Wan neer een der leden van het uiterst ex clusieve, door sommigen bewierookte en door anderen om hun zelfzucht veraf schuwde clubje van tennismiljonairs rich op weg begeeft van of naar hun gratis ter beschikking gestelde Cadil lacs, heeft dat doorgaans tenminste een jgeinteresseerd omkijken van omstanders tot gevolg. Die gunst - of afgunst -valt tspelers van een eerdere generatie niet of {nauwelijks meer ten deel. Dat ervaart bijvoorbeeld Fred Stolle, een dank zij zijn grijzende haar tegenwoordig zeer (gedistingeerd ogende lange man, die vijftien jaar geleden gold als een der i beste tennissers ter wereld, maar die nu alleen nog door de insiders wordt her- irect allen end: apen zoen niet il de Stolle, die zeven jaar geleden zijn vader land Australië definitief de rug toekeer de om zich in het voor tennis aanzienlijk lucratiever Amerika te vestigen, beweegt zich sinds vorige zomer weer wat frequ enter in het milieu, dat hij indertijd ver liet, omdat hij de ambitie had verloren zich volledig voor zijn sport in te zetten. Dë inmiddels 40-jarige Stolle, die zijn po sitie als bankbediende er aan het eind van de vijftiger jaren aangaf om zijn ge luk als tennisser te beproeven, dook weer uit de anonimiteit op door zich aan de zijde van Vitas Gerulaitis te vertonen als begeleider, coach, klusjesman of hoe je een dergelijke baan ook moet noemen. Sinds Borg furore begon te maken met Lennart Bergelin als zijn schaduw en Vi las dit voorbeeld volgde door Yon Tiriac als sparringpartner annex boodschappen jongen in dienst te nemen is het feno meen „coach" gemeengoed geworden. Al thans, in de gegoede kringen van het in ternationale tenniscircus. Fred Stolle, die me in 1966 de eerste plaats innam op de we- reldranglijst, nadat hij de drie voorgaan- ZLEB de jaren de Wimbledon titel aan zijn neus had zien voorbijgaan door nederla- gen in de finale tegen McKinley en Emerson (twee maal), mag zich dus sinds negen maanden het manusje van alles Boj; van Vitas Gerulaitis noemen. Een baan- nax (je, waarvoor Stolle zich overigens geens- ove zins zegt te schamen. heé „Het kan me niet schelen hoe de mensen val er over oordelen", zei hij in het restau- Afef rant van het hotel, daags voor zijn pupil daa/ Gerulaitis moest aantreden tegen Brian shut Gottfried. „Ik zie het in hetzelfde licht ipen, als mijn werkzaamheden als trainer op zand mijn kamp in Miami. Daar komen vee) jonge spelers naar toe om hun spel bij te schaven, om een week extra te oefe nen op hun service of een bepaalde Aardig sommetje „Ik reken 50 dollar voor een uur en dat is een bedrag waardoor ik me nu een redelijk leven kan veroorloven. Ik heb nooit de gelegenheid gekregen om rijk te worden van ra'n tennis. Maar het heeft geen zin om daarover te gaan zeu ren. Aan de andere kant is het nu zo, dat spelers van mijn generatie in Ame rika in de gelegenheid zijn in toernooien voor bepaalde leeftijdscategorieën uit te komen. Zo heb je nu evenementen voor tennissers boven de 35 en 45 en dat zijn mogelijkheden die tien, vijftien jaar ge leden niet bestonden. Zo kunnen jongens die vroeger, toen er nog niet zoveel geld met tennis was gemoeid, nu nog een aardig sommetje in deze circuits verdie nen". Ik zie mijn activiteiten als begeleider van Gerulaitis, die overigens maar voor ongeveer twaalf weken per jaar gelden, dan ook zeker niet als een baan om veel geld mee te verdienen. Ik vind het ge woon leuk om te doen en dat je er nog iets aan overhoudt, is meegenomen. Mijn eigenlijke werk is dat van manager op een tennisranch in Florida. Daar moet ik in mijn levensonderhoud voorzien". Fred Stolle lijkt inderdaad niet gebukt te gaan onder de wetenschap dat er in zijn glorietijd nauwelijks droog brood viel te verdienen. Hij besloot nog wel in 1966 prof te worden, waarna het tennisgebeu- ren in een niet vermoede financiële stroomversnelling raakte, maar hij bleek sportief over zijn hoogtepunt heen. Te leurgesteld over uitblijvende resultaten in het nieuwe tijdperk besloot hij in 1972 een punt te zetten achter het intensieve spelen en terug te keren naar Australië. Daar slaagde hij maatschappelijk even- 'HET KAN ME NIET SCHELEN HOEDE MENSEN ER OVER OORDELEN' wel niet als verteger nwoordiger voor een sigarettenmerk en als tennisleraar, zodat hij een aanbod om een jaar later in Amerika een tenniskamp te runnen met beide handen aangreep. Inmiddels was in Amerika een nieuw fa cet aan het internationale tennis toege voegd: de stedencompetitie. Stolle, die in middels twee ondernemingen waaraan hij contractueel als leraar-manager was verbonden failliet had zien gaan, besloot zijn heil te zoeken in dit inmiddels overi gens ook al weer ter ziele gegane feno meen en werd coach van een ploeg in Philadelphia. Dit team verwisselde hij kort daarna voor de New York Apples, waar hij in contact kwam met Vitas Ge rulaitis, die zijn stedenclub Indianapolis voor een beter betaald contract had ver laten. Daarmee werd de basis gelegd voor de huidige relatie tussen Gerulaitis en Stolle, nadat eerstgenoemde met het voorbeeld van Borg en Vilas voor ogen en opgedane ervaringen met de vroegere topspeler als coach, besloot deze te vra gen hem gedurende enige tijd per jaar bij te staan. „En dat bevalt Gerulaitis kennelijk goed", vertelt Fred Stolle, die even eer der zijn pupil op zijn hotelkamer belde om hem er aan te herinneren dat hij zijn rackets moet meenemen om ze te la ten bespannen. Waarmee tevens een on derdeel van de werkzaamheden van een - om het maar onder een noemer te vat ten - coach is geschetst „Het is voor een speler plezierig als allerlei zaken voor hem worden geregeld, zodat hij zich al leen maar om zijn spel hoeft te bekom meren. Je regelt als coach de training sfaciliteiten, boekt vliegreizen, zorgt voor vervoer, geeft adviezen tijdens het oefe nen enzovoort, enzovoort. Je hebt alleen als coach geen enkele greep meer op een speler als die eenmaal op de baan staat Dan moet die het zelf doen. Maar je hoeft deze jongens geen tennissen meer te leren. Dat kunnen ze tot in alle fines ses. Het enige dat je kunt doen, is ze af en toe op bepaalde dingen Wijzen. Zoals de manier waarop ze in een zo goed mo gelijke fysieke conditie kunnen zijn en blijven. Ik ben sinds Las Vegas intensief met Vitas bezig. Drie vier uur per dag traint hij. Want ons doel is Wimbledon dit jaar. Daarop is alles afgestemd. En ik geloof dat hij een zeer goede kans heeft het dit jaar te halen. Hij is vastbe sloten dit keer verder te komen dan de halve finales". Fred Stolle, die de faciliteiten van tegen woordig zelf nooit aan de lijve heeft kunnen ondervinden, heeft er geen enke le moeite mee dat juist de vorstelijk be taalde topspelers zich een klusjesman kunnen veroorloven, terwijl de minder gefortuneerde deelnemers aan het circus ZOETERMEER Fragment uit de nota 1979-1984 over het beleid keur- turnen dames: „Het afdelingsbestuur stelt zich tot doel het keurturnen da mes in Nederland op een zodanig peil te houden c.q. te brengen, dat deelne ming aan Europese-, wereldkampioen schappen en Olympische Spelen ver antwoord en mogelijk blijft. Om deze doelen te bereiken wordt een veran derde aanpak noodzakelijk geacht." Het KNGV wil met bovenstaande motivatie afrekenen met het verleden. Begrijpelijk, want een vergelijkbare situatie in het herenturnen werd te laat werd onderkend, waardoor die tak van sport de komende jaren zeker internationaal, maar ook nationaal ei genlijk niets meer voorstelt. Gokken op enkele talenten zonder rekening te houden met een achterban is immers altijd al een dubieuze manier van be leid voeren geweest De turnbond heeft inmiddels bewust gekozen voor een vernieuwing van onderaf. Een brede basis moet zorgen voor (con stante) aanvoer. De top komt dan vanzelf. Die verlangde nieuwe opzet, die het damesturnen moet redden, krijgt inmiddels gestalte onder de handen van Marijke Willems (verant woordelijk voor de beleidszaken) en Hans van Zetten (verantwoording voor de technische kant). Het meest essentiële verschil ten op zichte van de nog bestaande situatie is dat alle geledingen met elkaar te ma ken hebben. Niets en niemand is meer autonoom. „En er worden ook geen ad-hoc beslissingen meer genomen", vertelt Hans van Zetten. „Er wordt gewerkt aan een structureel meerja renplan. Niet revolutionair, want dan stoot je (bonds)mensen zonder meer af, maar evolutionair." De weg der ge leidelijkheid dus, waarbij het nieuwe systeem het oude langzaam moet weg duwen. Marijke Willems:„Elke vereni ging moet even belangrijk worden, hoe groot of hoe klein ook. De wed strijdsport loopt niet langer aan het handje van de topsport, maar hand in hand. Iedereen moet ervan doordron gen zijn- dat je niet zonder elkaar kunt". Gaan we eerst uit van het individu en volgen we een denkbeeldig meisje door het nieuwe systeem. Ze traint bij haar club en komt in aanmerking voor een open-selectiedag in de regio als ze negen jaar is. („Eerder mag je zeker niet over topsport spreken of er zelfs maar aan denken", vindt Marijke Willems.) Haar clubtrainer moet haar voordragen. Volgens objectieve criteria wordt ze (met anderen) beoordeeld. Voldoet ze, dan wordt het meisje ge plaatst in de regionale C-trainingen waarvoor ze eens in de twee weken een zaterdag drie uur bij de regionale C-training bezig is. Dat kan in Hee renveen, Enschede, Amsterdam, Rot terdam, Goes, Groningen en Uden. Verder traint de aankomende turnster gewoon bij haar club. De eerste periode is zoveel mogelijk gericht op het opdoen van beweging- servarihg. De regionale trainer werkt precies volgens een programma dat hij van de leiding (Van Zetten) heeft gekregen. De tweede fase geldt de wedstrijdvoorbereiding. Het meisje krijgt daarin een vierkamp met volle dig voorgeschreven oefenstof. Rond augustus volgt haar eerste wedstrijd. In december is er een testdag voor alle regionale C-turnsters, op Tweede Pinksterdag gevolgd door een tweede op het nationale sportcentrum Papen dal. Er wordt gewerkt met seizoenleef tijden en de seizoenplanning is gerela teerd aan het schooljaar. Dat wil zeg gen dat elk jaar op 21 juni bekend is wie er op 6 augustus (weer) gaan be ginnen. Doorstromen Bezit het meisje talent, dan zal ze na de tweede test doorstromen naar de B-trainingen. Weer blijft ze trainen bij haar club en daarnaast in de wee- keüiden op Papendal, tot ze twaalf is. Die ruimte in jaren is met opzet ge kozen. Marijke Willems: „Je mag geen roofbouw plegen op talenten. Doe je dat wel, dan haakt zo'n kind meestal af als ze een jaar of zestien is. Het is juist belangrijk de periode van grote evenementen lang uit te stellen". Hans van Zetten: „Bij twaalf jaar ligt ook de harde selectie en als een meis je jonger is dan twaalf, mag ze ook niet in een internaat. Maar natuurlijk hebben we de mogelijkheden openge laten om sneller of langzamer te acce lereren. Er moet ruimte voor individu alisering zijn. Ik weet precies waar elk meisje op wat voor tijdstip dan ook aan toe is omdat er een rapporta ge is van elke training. Overal is de aanpak hetzelfde. Het moet een conti nu proces zijn van trainingen en rap porteren. Er moet een systeem zijn, welk is minder belangrijk". Het nieuwe systeem kent vijf klassen, voor elke leeftijd één. Per leeftijd en geboortedatum wordt bepaald wat het meisje kan turnen en in welk jaar. Dat begint bij de verplichte vierkamp (Klasse IV, tot en met 9 jaar) en ein digt via de klassen III (t/m 10 jaar), II (t/m 11 jaar) en I (pré-Olympische, t/m 12 jaar) bij de keuzevierkamp plus verplichte vierkamp in de Olympische klasse. Wiskundig Op die manier is geprobeerd een uit gekiende, bijna wiskundige progressie vast te leggen in vermogen en kwali teit, die uiteindelijk moet leiden tot het bereiken van het peil waar de be leidsnota over spreekt Zit het meisje eenmaal in de A-selectie (de top van de piramide), dan berust de leiding bij de internationaal werkende bonds coach Jan Vlacil. Hij moet zonder on derbreking kunnen werken met top- turnsters en niet na de Olympische Spelen worden geconfronteerd met een gat Daarom nog een keer terug naar de piramide. Onderaan de club- en regio nale C-training, die 100 tot 125 turn sters omvat en correspondeert met bo vengenoemde klassen IV en III. Daar boven de B-selectie met 25 tot 35 turn sters (Klassen II, I en Pré-Olympische) en bovenaan de A-slectie van 14 tot 16 .turnsters (Olympische klasse). Na 1 ja nuari 1980 moeten dan tussen C en B i nog geleidelijk zeven regionale B-trai- ningsgroepen worden ingevoegd (totaal zeventig turnsters, daaruit selectie die centrale B-training geniet) om de doorstroming en het proces van begin neling tot toptumster soepeler te laten verlopen. Alles bij elkaar een pretentieus plan, dat net op tijd lijkt te komen voor wie graag topprestaties ziet Al kan een meisje van zeventien „rustig in de B-selectie turnen" (Van Zetten), er zit ten altijd twijfelachtige kanten aan se lecties en vooral ook aan de scherpe verjonging in de topturnerij. De nota zegt daarover: „Er wordt gewerkt vol gens criteria, dat betekent dat elke se lectie afvallers impliceert. Daaruit kunnen onverantwoorde pedagosische en/of psygologische situaties ontstaan. We moeten ons realiseren dat we in de opbouwfase met jonge kinderen te maken hebben". Dat duidt op enige zelfkritiek en inzicht in de realiteit. Misschien dat die ingebouwde noo drem dan ook meer diepte kan geven aan het project, waarvan in 1984 on geveer tachtig procent gerealiseerd moet zijn. Verzucht Van Zetten nog: „We liepen organisatorisch en syste matisch al achter op enkele Westeuro- .pese landen. Als we net zo willen wor den als bijvoorbeld België, dan is dat geen enkel probleem, maar als je enigszins aan de top wilt meedraaien, moet er iets gebeuren. En ik durf wel te zeggen, dat als het nu niet lukt voor continuïteit en kwaliteit te zor gen, dan lukt het nooit". DICK HOFLAND Hans van Zetten: „We liepen organisatorisch en systematisch achter op enkele Westeuropese landen" Vitas Gerulaitis, de speler die met hulp van Stolle een greep naar de (tennis)kroon wil doen. hun eigen boontjes moeten doppen. „Het is gewoon een kwestie van vraag en aan bod", meent de Australiër, die zelf voor al vermaardheid kreeg als dubbelspeler en als enige grote enkelspeltitel Parijs (1964) op zijn naam bracht. Geld „Je ziet een dergelijk verschijnsel ook in de gewone maatschappij. Bepaalde dingen kun je je alleen maar permiteren als je er geld voor hebt. Ik zie er dan ook niets verkeerds in. Ik geloof dat het goed is voor een speler als er iemand is tegen wie gepraat kan worden. Vooral 'mentaal, en dat is voor tachtig procent bepalend bij tennis, is het belangrijk dat er een ander achter staat, die je kan opvangen en je als dat nodig is raad kan geven. Ik heb dat in mijn carrière ook altijd zeer nuttig gevonden". Voor Fred Stolle is zijn optreden op on der andere Wimbledon een zoete herinne ring. Hij zal er dit jaar wel weer bij zijn, maar dan als begeleider van Vitas Gerulaitis, de kleurrijke New Yorker die een greep naar de kroon wil doen. Zoals Fred Stolle in het begin van de zestiger jaren ook deed. Stolle slaagde nimmer, het is de vraag of zijn pupil wel zijn doel bereikt „Je moet altijd iets voor ogen hebben", vertelt Stolle. „Anders kom je niet verder. En Gerulaitis kan in mijn ogen nog veel verder komen". Fred Stolle is tevreden met zijn huidige status als beheerder-tennisleraar in Mia mi en klusjesman van Vitas Gerulaitis. „Ik heb achttien jaar uit een koffer ge leefd. En dan is het leven dat ik nu leid toch wel erg plezierig. Ook al ben ik geen miljonair geworden, zoals de huidi ge topjongens FRANK WERKMAN

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidse Courant | 1979 | | pagina 13