Op een zwarte bladzijde in de historie werd geschiedenis geschreven ,Er zal weinig nodig zijn voorwaarden een holocaust scheppen" l/A st: ^BINNENLAND LEIDSE COURANT VRIJDAG 4 ME11979 PAGINA 15 t druk lijke, 'esta-, otes- 2uwe| iekse udie,' enta- land,' Allen' :and-' Yieu-k noot-" ïwde1 ngen- nden- d in :hap-< ïk is alle :sche< k in. elge-1 il de sche 2t in. Het blad dat nooit had mogen verschij nen, maar dat toch zijn betekenis houdt tot in de verre toekomst Deze kenschets vergezelt de heruitgave van alle num mers van het Joods Weekblad, dat van 11 april 1941 tot 28 september 1943 is verschenen onder verantwoordelijkheid van de voorzitters van de Joodse Raad, A. Asscher en prof. dr. D. Cohen. Die Joodse Raad was gevormd door de Duit se bezetters met de duidelijke opdracht de spreekbuis te zijn van de bezettende macht. Het Joods Weekblad speelde daarin een belangrijke rol en daarover is later uiteraard het een en ander ge zegd. Zo schrijft prof. dr. L. de Jong in het zevende deel van zijn Geschiedenis: „De bezetter wenste zowel een weerloos als een geïsoleerd volksdeel. Op beide punten kwam de Joodse Raad hem tege moet". En verderop: „Subjectief stond bij de Joodse Raad de bedoeling om het hele Jodendom bescherming te bieden centraal. De kernfout die men maakte was, dat men meende dat de beste, ja de enige bescherming gelegen was in een nauwkeurig en accuraat opvolgen van alle bevelen en dat men zich aan die conceptie bleef vastklampen, ook toen gebleken was dat de bezetter een doel nastreefde dat fundamenteel met elke bescherming in strijd was: deporta tie". Toch een heruitgave, in twee delen, met een gezamenlijke omvang van bijna veertienhonderd pagina's, waarvan deze week het eerste exemplaar werd aange boden. Waarom? Uitgeverij Omniboek, die de heruitgave verzorgde via haar partner J. H. Kok BV in Kampen, zegt in haar verantwoording dat het besluit niet zonder moeite is genomen. Niet de vraag of er belangstelling voor zou zijn is doorslaggevend geweest Wel stond de vraag centraal of niet onnodig oude wonden opengehaald zouden worden èn of de zin van zo'n heruitgave begrepen zou worden. Er werd enig onderzoek naar gedaan, ook in joodse lering, en het resultaat was het besluit: doen. Doen, omdat deze vorm van documenta tie nog niet eerder verspreid is. Nu dit document van geschiedkundige waarde beschikbaar is, zullen we er uit histo risch oogpunt kennis van moeten ne men. Dan zal, aldus de overweging van de uitgever, de lezer kunnen constateren dat er méér in staat dan de rampzalige oproepen van de bezetter. Het blad ge tuigt ook van een grote religieuze en onder verantwoordelykheid van AAsscher en Prof. Dr.D.Cohen culturele, joodse rijkdom, van oneindig verlangen naar Erets Israël, van ver troostend godsvertrouwen en een diep verlangen naar gerechtigheid. Overwo gen is ook, dat er vrijwel geen originele exemplaren van het Joods Weekblad te vinden zullen zijn: met zijn begin-oplaag van ongeveer twintigduizend is het on getwijfeld alleen in joodse kringen gele zen. Van het laatste nummer, dat op last van de Duitsers werd vernietigd voordat het kon worden bezorgd, be staat nog maar één nummer, dat in Je ruzalem wordt bewaard. In een uitvoerig en uiterst lezenswaar dig voorwoord schrijft Dick Houwaart, auteur van onder meer geschiedkundig werk: „Een geschiedenisboek zoals dit is nog niet eerder verschenen. Het is voor die twee oorlogsjaren compleet, het slaat geen week, zelfs geen dag over". Waarbij hij aantekent het eens te zijn met degenen die zeggen, dat het er in die tijd en op die manier nooit had mo gen komen: „Het Joods Weekblad, ik kan het niet anders zien, heeft een bij drage geleverd aan de snelle deportatie van meer dan honderdduizend mensen. De oproepen zich te melden, geen weer stand te bieden, anderen niet in gevaar te brengen. Het bevorderde angst, ver slagenheid en gelatenheid. Het preekte berusting met alle gevolgen daarvan". Maar Houwaart signaleert ook positieve punten. De talrijke artikelen op cultu reel, religieus en zionistisch gebied moe ten opbeurend en inspirerend hebben gewerkt. Ze zijn in veel gevallen ook nu nog waardevol. Een indrukwekkende schat aan gegevens, die een helder en boeiend inzicht verschaffen in veel as pecten van het jodendom. De geschiedenis van het anti-semitisme en de vormen waarin dat ook nu nog voorkomt, vormen een niet onbelangrijk onderdeel van Houwaarts inleiding. Hij betrekt daarin ook de discriminatie van andere minderheden en komt tot de con clusie: „Kristallnachten zullen in een agressieve, multiraciale samenleving, net als het anti-semitisme, de begeleidende verschijnselen door de historie zijn. En opnieuw zal er weinig voor nodig zijn om de voorwaarden voor een holocaust te scheppen, wie en hoevelen die ook zal treffen. Ik vrees dat de autoriteiten van de komende decennia niet in staat en wellicht ook niet bereid zullen zijn de aanzwellende storm tot bedaren te brengen. De geschiedenis zal zich herha len. De minister-president zal ons vra gen maar rustig te gaan slapen". Ook vanuit die invalshoek gezien, lijkt de heruitgave van het Joods Weekblad rele vant. Over de toekomst van de joodse ge meenschappen in ons land: Houwaart is weinig optimistisch over een voorspoe dige ontwikkeling daarvan. Van de naar schatting 140.000 joden voor 1940 zijn er volgens berekening van het Rijksinsti tuut voor Oorlogsdocumentatie 102.893 gedeporteerd. Ongeveer 20.000 joden wa ren ondergedoken. Later zou vastgesteld worden dat ongeveer 25.000 joden de oorlog hadden overleefd. Hun aantal zou ruim dertig jaar later 30.000 bedragen, een grote teruggang dus gezien de alge hele bevolkingstoename in ons land. Voor de oorlog maakte het joodse volk sdeel nog geen twee procent van de to tale bevolking uit, nu nog geen kwart procent Heel Nederland telt nog één kosjer restaurant on wel in Schevenin- gen. Houwaart noemt een aantal ont wikkelingen waaronder secularisatie en vertrek naar Israël op, die hem doen vermoeden dat het joodse volks deel in ons land over twintig jaar nog weer een geringer deel van onze bevol king zal uitmaken. Hij betreurt dat, mede omdat de joden vele eeuwen lang op velerlei terrein zoveel hebben bijge dragen aan de culturele, sociale en poli tieke ontwikkeling van ons land. In onze beschouwing over de heruitgave op deze pagina hebben wij, terwille van de leesbaarheid, alle citaten gegeven in de hedendaagse spelling. Dat geldt ook voor de naam van het blad, dat inder tijd uiteraard Het Joodsche Weekblad' heette. Eerloos, vergeten A. Asscher en prof. dr. D. Cohen, voorzitters van de Joodse Raad en verantwoordelijk voor de inhoud van het Joods Weekblad, wer den in 1943 wegge voerd. Zij keerden na de oorlog terug, res pectievelijk uit Ber- gen-Belsen en There- siënstadt. Beiden wer den veroordeeld door een Joodse Ereraad. Asscher verwierp deze uitspraak en sneed alle banden met de joodse gemeenschap door. Na zijn dood in 1950 werd hij op een niet-joodse begraafplaats ter aarde besteld. Prof. Cohen werd in 1947 gearresteerd op beschuldiging van col laboratie, maar hij kwam al gauw weer vrij. In 1955 publiceer de hij zijn herinnerin gen in het boek „Zwer vend en dolend", dat handelt over zijn be moeiingen met joodse vluchtelingen. Prof. Cohen overleed in 1967. Dick Houwaart: „Zo eindigde, eerloos, ver geten, het leven van twee mannen die zo'n belangrijke rol in de joodse gemeenschap hadden gespeeld. Op hen is ook van toepas sing het woord dat prof. De Jong in het zevende deel van zijn Geschiedenis wijdt aan Friedrich Weinreb: „Anderen meesleurend in zijn pathologisch spel, was hij zelf tege lijk een meegesleurde. En in die zin willen wij, al zijn wandaden ten spijt, ook hem als slachtoffer zien van een gruwelijke tijd". LI I DEN HAAG De eerste nummers van het Joods Weekblad in het voorjaar van 1941 zien er op het eer ste gezicht, het zij met schroom gezegd, bijna vredig uit. Een wijsgerige beschou wing over de schrijfster Carry van Bruggen „joods ondanks zichzelf" en haar werk, romans zoals De Ver latene, Eva en Het Joodje. Het leven van de joden in Brazilië. Sociaal-economische brieven van Meyer de Vries, over de joden in markt- en straathandel. Het verhaal van koning David, de psal mist, die op een kwaad mo ment zozeer met zichzelf in genomen raakte dat hij uit riep: „Heer der wereld, be staat er één wezen op aarde dat beter zingt dan ik", waarop, aldus het verhaal, een kikker passeerde die de koning toevoegde: „Wees niet te verwaand, want ik zing méér dan jij". In de advertentierubriek kon digt het Tip-Top Theater het wederoptreden van Sylvain Poons aan, met zijn succes klucht „De ooievaar geeft een rondje". In het vooruit zicht wordt gesteld dat de klucht aanleiding zal geven tot lachen, gieren en brullen. Maar er staat ook een artikel in over omscholing, de moge lijkheden om een ander be roep te leren. Het gaat in eerste instantie over de eisen die men in immigratielanden stelt aan de daarheen vluch tende joden. Maar moet ook al niet bekend zijn geweest dat in de nabije toekomst al lerlei beroepen voor joden afgegrendeld zouden worden, zoals in Duitsland ook was gebeurd? De vredigheid op het eerste gezicht van die eerste num mers brokkelt daarmee al af. En zij verdwijnt helemaal als in één van die eerste num mers gesproken wordt over „het joodse vraagstuk". Dat was helemaal de terminologie van de bezetters. In dat voorjaar van 1941 was er al het een en ander ge beurd. De eerste „maatrege len", die al diep moeten heb ben ingegrepen in het dage lijks leven van de joodse ge meenschap. Joden mochten niet meer in overheidsdienst zijn. De registratieplicht was ingevoerd. Maar de eerste razzia had ook al plaatsge vonden. Het Joods Weekblad publi ceert dan een dagboekfrag ment uit de joodse nederzet ting Chanita in Erets Israël, geschreven in de late derti ger jaren. Daar ging het ook niet altijd vredig toe, maar zoiets als het volgende was toch mogelijk. „Gisteren was ik wat afge dwaald naar de Arabische ploegers en herders aan de voet van de heuvel. „Goede morgen", zei ik, „God sta u bij, landbouwers". „Wees ge zegend, Chawadscha Joesef', antwoordden zij. En het ge sprek werd later besloten met een welgemeend: „Goede buren zullen wij zijn, God wake over ons allen". Onder elkaar spraken de joden over het gereedschap waarmee zij JOODS WEEKBLAD 1941-1943 NU ALS BOEK de grond bewerkten. „Mijn Nederland in 1941 en Erets eerst het vloekwoord Zentral- verschijnen de eerste berich- zeis werkte als een gespan- Israël de afstand was niet stelle für jüdische Auswande- ten over leden van de joodse nen harp". „Mijn zeis hoorde te meten. rung. gemeenschap, die in Duits- in de echo van de rotsen het In het Joods Weekblad ver- In de familie-aankondigingen land zijn omgekomen. Dat verlangen naar onze komst". schijnt in die dagen voor het» op de advertentiepagina's duurt maar heel even. Ken nelijk mag er later niet meer bij gezegd worden dat het overlijden in Duitsland heeft plaatsgevonden. Wat nog wèl mag, is het plaatsen van een beschouwing over het stand punt van Freud jegens de thora. Een serie opstellen over de joodse wijsgeer Spi noza. De troostende en be moedigende woorden van de rabbijnen. De aankondiging dat Henriëtte Davids met de nieuwe muzikale Nelson-show in de Hollandse Schouwburg zal komen, als er maar bij staat dat de voorstellingen al leen toegankelijk zijn voor joden. De bezetter kan dat rustig toestaan, want de sta len ring rondom de joodse gemeenschap begint zich toch al te sluiten. Nog even en het isolement zal volkomen zijn. En in elk nummer van het Joods Weekblad kunnen ze immers toch ook hun eigen gruwelijke bekendmakingen kwijt? De bekendmaking, dat de jodenster niet alleen op mantel en overjas, maar ook op japon of colbert bevestigd moet zijn, „opdat zij zicht baar is, ook wanneer mantel of overjas open is". De be kendmaking dat opgeroepe- nen voor werkkampen zich ook inderdaad moeten mel den, anders zullen strenge straffen volgen. Als dat er allemaal in staat en dan wel op de voorpagina, dan mag verderop in het weekblad aangekondigd worden dat het Joods Symfonie Orkest onder leiding van Albert van Raalte aan een nieuwe serie concer ten begint. Dan, opeens, een extra editie. Eén pagina met een korte boodschap in grote, kille let ters. Er zijn zevenhonderd jo den gearresteerd. Zij zullen naar een concentratiekamp gebracht worden als vierdui zend anderen, die zijn aange wezen voor de „werkverrui ming", zich niet deze week melden. Als wekelijks terug kerend element in het week blad is er dan al het gegeven dat veel joden niet meer bij hun familie zijn, maar elders. Er wordt nog het onder scheid gemaakt tussen werk kampen, waar zij heen gaan voor de „werkverruiming" en concentratiekampen voor „strafgevallen". Daar kan nu in het Joods Weekblad openlijk over ge schreven worden, zij het niet in de vorm van berichtge ving, maar zoals bij alles wat er gebeurt in de vorm van aankondigingen. Zo wordt nu gemeld dat aan de Joodse Raad een nieuwe af deling is toegevoegd, name lijk voor hulp aan vertrek- kenden. Er komen oproepen om de vertrekkenden te voorzien van allerlei dingen die zij nodig zullen hebben. Dekens bijvoorbeeld. En wie geen dekens over heeft, mag ook pluche gordijnen geven. De vertrekkenden zelf krij gen het advies geen koffer mee te nemen, maar liever een solide rugzak. Op de ad vertentiepagina verschijnen annonces waarin zulke rug zakken te koop aangeboden worden. Eén fabriek geeft gedurende een maand aan zienlijke kortingen. En intussen vernemen de le zers van het Joods Weekblad dat er brailleboeken in de maak zijn voor blinde joden. Geen jood mag immers meer de bibliotheken betreden. Er wordt een cursus knutse len voor volwassenen gepre senteerd, twee gulden per week, om bruikbare dingen te leren maken uit kleine restjes stof, leer en papier. Als de winter aanbreekt prijst een boekverkoper zijn boeken aan onder het motto „Nu de lange avonden aan komen". „Lange avonden" wie dit nu leest moge zich realiseren dat joden 's a- vonds niet op straat mochten en 's nachts zelfs hun hoofd niet buiten het raam moch ten steken. Weggehaald Er wordt nog verloofd, ge trouwd, er worden nog kin deren geboren, de familiebe richten in het Joods Week blad maken er melding van in de meest sobere bewoord ingen. Maar de sfeer in het blad wordt van week tot week grimmiger. De grote deportaties komen op gang. Vanuit Amsterdam, waar het merendeel van de joodse Ne derlanders nu bijeengedreven is. In het weekblad lezen zij waar ze nog terecht kunnen voor hun dagelijkse levensbe hoeften. Op 13 augustus zijn er nog twee broodwinkels, vier apothekers, één kleerma ker en twaalf kappers, om enkele voorbeelden te noe men. In zuid is geen slager meer, maar bestellingen kun nen opgegeven worden bij de groenteman aan het Merwe- deplein. Zelf laat het weekblad af en toe de verhullende toon va ren, die zoveel mededelingen hebben gekenmerkt sinds de oprichting van het blad. Als op een dag bekend gemaakt moet worden dat het verbo den is om huizen van gede porteerde joden binnen te gaan, wordt ronduit gespro ken over „joden die uit hun woning zijn gehaald". Maar het kan ook welzijn dat deze formulering is gedecre teerd door de Duitsers. Dat het hen niet meer kon sche len hoe er gedacht en gedaan werd in de joodse gemeen schap. Er is geen antwoord op te geven. Soms hoefde helemaal niet naar een antwoord te worden gezócht. Als op een dag in het diep donkere jaar 1943 de waar schuwing uitgaat om niet in de buurt van de Hollandse Schouwburg te komen, dan weten alle lezers van het weekblad waaróm zij daar uit de buurt moeten blijven. In hun eigen schouwburg zijn de joden opgesloten die van de straat en uit hun hui zen zijn gehaald. Van daaruit zullen zij de weg naar Wes- terbork en verder moeten gaan. Maar al gauw volgt een nieuw bericht: nu mogen de familieleden van de gevange nen pakjes komen brengen. De grilligheid van de vijand, die kon doen en laten wat hij wilde. Het einde komt in september 1943, aan de vooravond van Rosj Hasjana, het joodse nieuwjaar. In het voorlaatste nummer heeft nog een over zicht gestaan van de feest-, gedenk- en vastendagen in het komende jaar. Er staat ook een hoofdartikel in on der de titel „Dagen van in keer" en verder alleen nog maar summiere mededelin gen. In één van de weinige advertenties die er nog m staan kondigt een bakker aan, dat hij een nieuwe zaak gaat openen. Dan is er het laatste num mer, een los blad papier, aan twee kanten bedrukt. Het zal niet meer bij de lezers ko men, want de bezetter neemt de hele, inmiddels tot een minimum geslonken, oplaag in beslag. Asscher en Cohen worden opgehaald. Het werk is gedaan, zo stelt de Duitse bezetter cynisch vast De laatste lezers krijgen niet meer onder ogen de beschou wing „Het onbegrepen leed en Gods rechtvaardigheid", die aldus eindigt: „Wij zijn van Hogere Macht afhanke lijk. Laten wij het zo voelen in echte religieuze ootmoed, in God-toegewijde ingetogen heid, in eerlijke overgave. Afhankelijk van Gods leiding weten wij dat Hij ondanks alle schijn van het tegendeel het goede met ons voor heeft en ons eindelijk geluk en vrede zal brengen, ons, heel Israël, heel de mensheid". Het einde van een later, door de geschiedenis, veroordeeld weekblad. Maar met het verdwijnen er van doofden ook de laatste lichtpuntjes, die het toch ge bracht moet hebben als een zeker contactorgaan binnen de geïsoleerde joodse ge meenschap. AADSCHOUTEN

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidse Courant | 1979 | | pagina 15