Latijnse „opgravingen" bij
een gouden huwelijksfeest
Grepen uit de Leidse muziekgeschiedenis
Frederik E, Day de
Rivet de Mondevie:
een edelman op een
orgelbank
Nieuwe blusauto op
Kaageiland naar
Alphens model
Dijkgraaf Rijnland
bij Vrienden
van Wassenaar
Loos
Het is al weer bijna 17
jaar geleden, dat Bertus
Vilhelm (denk erom, niet
Willem) Willemse uitvoerig
met een praatje bij een
plaatje in de kolommen
van deze krant verscheen.
Sinds die tijd is er niet zo
is nog
Steeds genegen met een
•stentorstem z'n bezoeker
een bijna galmend „Vale",
gegroet!, toe te roepen',
yale, vale zelfs, als om het
ere igewicht der groetenis te
|rv benadrukken. Inmiddels is
amili» Bertus Wilhelm wel 86 jaar
nu en het opzetten vaneen
door i stentorstem komt hem op
wat v een stevige hoestbui te
oa I staan, het declameren van
axofoo een klassiek Latijnse volzin
■aan. 'eist z'n tol van de
foori.' stembanden. Toch is't
Latijn geweest, dat de heer
npenai .Willemse uit Oegstgeest
ire wo zijn faam heeft bezorgd. In
jehoudi die zestiger jaren was hij
het Ion de chef van de
ast ldi ^rijwielstalling aan de
één Terwee-parkkant van het
ifgewd Leidse station. De tarieven
wilde hij nog wel in het
Nederlands naar voren
brengen, maar voor het
overige zo ongeveer
bediende meneer zich van
de klassieke wereldtaal, het
Latijn.
0 Mooi, om daar nog eens op
terug te komen aan de
vooravond van de viering
Ho van zijn vijftigjarig
ie*® huwelijk met Christine
e-Kop 'Henriëtte Klösges uit het
huldi| 'Westfaalse Oberhausen. De
ilariss bruid is nu pas 71 jaar en
J*3*1 je zou haar blijkens de
In 0udste dochter van haar
man kunnen wanen, bij
'e 81 wijze van spreken. Ware
wa' het niet, dat de echte
1 N.i dochters van het echtpaar
zilve
waakzaam om het gouden
bruidspaar zijn geschaard
om te voorkomen, dat er
miet al te dolle dingen
over vader Bertus
gepubliceerd zullen
worden. Vandaag is de
dag. Die moet gevierd
worden, kalm aan
weliswaar en de bruidegom
is er precies de man naar
om het vermijden van al te
veel uitbundigheid te
motiveren: „Ut desint vires,
tarnen est laudanda
voluntas", heeft hij op een
bordje geschreven. Wat
zoveel wil zeggen als „Al
ontbreken de krachten,
toch is de wil te prijzen".
De dochters wensen niet,
dat van deze vertoning met
het bordje een foto in de
krant komt
Vader Willemse is een
fenomeen geweest Hij
schijnt zijn kinderen niet
met de knoet tot wasdom
te hebben gebracht, maar
met de gesel der Latijnse
grammatica. De meisjes
Willemse, zelf nu gerijpte
huismoeders met een
nageslacht, zijn de
gevolgen van de Latijnse
opvoeding nog niet te
boven gekomen en ik krijg
de indruk, dat ze zich nog
immer geel en groen
ergeren als vader met een
diepe bas laat blijken, dat
schulden zijn als
eksterogen waarop wij
leven. Hij declameert dan
namelijk: „debita sunt
quas vivimus". Dat is al
een basis voor een hechte
syntaxis die geen pardon
voor enig misbruik
gedoogt. Het Latijnlet
wel, het klassiek Latijn en
geen kerk- of potjeslatijn
—is voor de
Oegstgeestenaar Willemse
kon er gewoon niet van
buiten, deze „laatste der
Romeinen".
Maar kijk eerst eens naar
zijn bruid, Christine
Klösges uit Oberhausen. In
de „bollentijd" van Bertus
Wilhelm verbond zij vijftig
jaar terug haar levenslot
met dat van Willemse.
Christine werd in de loop
van een halve eeuw een
kind der Lage Landen.
Zoals één van haar
dochters zegt: „Moeder, als
Duitse, was meer
Nederlands dan menige
Nederlander". In de
hongerwinter van '44-'45
fietste mevrouw Willemse
op haar anti-plofbanden
naar Den Helder of naar
Twello om eten voor het
gezin te halen. Daar deed
ze dan een week over,
maar de honger kon
worden gestild nadien.
„Moeder heeft ons in leven
gehouden", zeggen haar
kinderen vandaag. Pas nog
werd de bruid gehuldigd
omdat zij 25 jaar
meegezongen heeft in het
Alma Materkoor en ook 25
iaar lang heeft zij de
leiding gehad van een
reis vereniging van
georganiseerd verband. En
nog steeds is moeder
Christine Willemse-Klösges
het bloemetje in huis: 's
zomers staan de
vensterbanken vol fuchsia's
die door haar met een
voorbeeldige toewijding
gekweekt zijn. Ze
glimlacht, als ze haar
Bertus Wilhelm zo bezig
hoort.
„Laudanda voluntas". Ik
dacht even (voor mij is het
Op mijn omwegen door stad en land kom
ik graag mensen tegen. Elke morgen tussen
tien en elf uur kunt u mij telefonisch vertel
len wie u graag in deze rubriek zou willen
tegenkomen. Het nummer van mijn geduldi
ge telefoon is 071-122244; u kunt dan naar
toestel 18 vragen.
ook alweer dertig jaar
terug naar mijn kindsheid)
dat het om een gerundium
ging. „Nee, natuurlijk niet",
gromde Bertus: „het is een
gerundivum; een gerudium
is niet verbuigbaar". De
wil is te prijzen. Dat was
ze al lang voordat Willemse
tien jaar lang de
fietsenstalling aan het
Terweepark onder zijn
beheer had. Bertus volgde
het gymnasium bij de
paters van het Goddelijk
Woord in Uden, natuurlijk
de „patres Verbi Divini".
Daar al kreeg hij een
„vreselijke voorliefde" voor
de klassieken. Een tijdje
nog vertoefde Bertus
Willemse bij de Witte
Paters, maar ook bij deze
volgelingen van kardinaal
De la Lavigerie kwam het
celibaat eerlijk gezegd niet
helemaal haalbaar over
voor Willemse, die
ogenschijnlijk voor regulier
monnik in de wieg gelegd
was.
Geen Witte Pater dus ook:
„Ik wilde zelfs geen
broeder worden en
pispotten van de paters
ledigen. Dat moesten ze
zelf maar doen, vond ik",
aldus Bertus Willemse, die
vijf jaar lang particulier
les ging geven in
'Amsterdam. Hij had het
Grieks en Latijn onder de
knie. Typisch een
autodidact, noemt hij
zichzelf. ,JQc wilde eigenlijk
naar een universiteit, maar
je had vóór de oorlog nog
geen beurzen en ik was
maar een weesjongen,
opgevoed door
Dominicanessen en die
hebben me geen geld
meegegeven. Ik kwam in
het bollenvak terecht om
in m'n onderhoud te
voorziea Be was toen al 35
jaar, moet je rekenen".
Bertus Wilhelm sluit de
ogen als hij vertelt, over
zijn tijd bij Verdegaal en
Zonen in Sassenheim, z'n
reizen in bloembollen, naar
Duitsland (als "general
Vertreter"), naar Engeland,
„een rot land om te
bereizen per pedes
apostolorum, op „z'n
pootjes" ging dat dus".
Tussen de bollen door
bleef Willemse vastgepend
op de klassieke talen. Als
hij 's zondags naar de kerk
ging was hij erg gebrand
op de openingstekst van de
predikant. Want meestal
kwam er na het kruisteken
een Latijnse tekst om de
gelovigen te pakken en te
duiden op de heilige bron
van de in elkaar gezette
preek „Ach ja, mijn wens
is altijd geweest, te kunnen
lesgeven, doceren. Die
privé-lessen heb ik na de
oorlog ook weer opgevat
;en zijn zalige
f'tonnen van informatie. De
tadhuisklerk schrijft in de
rtkening van het jaar 1718,
dat een Frederik Day op 8
november 1717 is aangeno
men als organist van de
Hooglandse kerk en dat hij
laar per jaar 500.- mee
erdienen zal. Zich niet be
kommerend om trendverho
gingen, waardevast pensioen
en allerlei andere dingen
waar mensen uit onze tijd
zich mee bezig schijnen te
moeten houden, blijft hij ge
durende 47 jaar op dat on-
veranderende salaris in
dienst.
Frederik Eduard Day de Ri
vet de Mondevie; laten we
eerlijk zijn: het klinkt niet
als een Leidse naam. Wan
neer hij op 2 juni 1704 naar
de rector magnificus van de
d< universiteit stapt om zich als
student in de wiskunde te
laten inschrijven, wordt er
opgeschreven, dat hij „Lug-
dunensis" van geboorte is.
Onwillekeurig denk je dan,
dat men niet „Leiden" be
doelt, maar „Lyon", want
re fcLugdunum is de latijnse ver
teling van de namen van
beide steden. Fred Dee gooit
in 1720 roet in zijn Franse
afkomst door in een brief
aan het stadsbestuur in Lei
den te schrijven, dat hij „in
boorling van Leiden" is en
..vander Jeugd af niets an
ders als de Muziek heeft ge-
leerd". Dat klopt niet met
r!e wiskundestudie en dat
klopt in geen geval met een
eventuele geboorte in Lyon.
Nu woont Frederik in 1704
bi] medisch doctor Lothar
zumbagh van Koesfeit in
teus, om de hoek van de
Nieuwsteeg en het Pieters
kerkhof (de oude Waalse bi
bliotheek). Lothar is ge-
jtrouwd met Frederika Day
de Rivet. Héél opmerkelijk.
Familie misschien? Lothar
Zumbagh van Koesfeit werd
in 1661 te Trier geboren.
Zijn vader was daar kapi
tein in keizerlijke dienst. Na
een scholing bij de paters
Jezuïten studeert Lothar in
Keulen wijsbegeerte, wiskun
de, geneeskunde en muziek.
In 1685 wordt hij hofmathe-
maat en hofmusicus bij de
keurvorst in Trier. Na het
overlijden van keurvorst Ma-
ximiliaari in 1688 komt Lo
thar naar Leiden, waar hij
opdracht krijgt van de hoog
leraar in de kruidkunde
Paulus Herman om de uitga
ve te verzorgen van de „Flo
rae Lugduno-Batavae flo-
res". Na de uitgave van die
flora promoveert Lothar in
1693 tot doctor in de medi
cijnen, trouwt er met Frede
rika de Rivet, wordt lector
in de astronomie en privaat
docent in wiskunde, en orga
nist van de Pieterskerk in
1697. Hij blijft dat allemaal
combineren tot in 1708 zijn
benoeming tot hoogleraar
aan het Carolinum te Kassei
afkomt en Lothar met zijn
gezin uit Leiden vertrekt
Later zal zijn zoon Coen-
raad naar Leiden terugko
men om er stadsarts te wor
den en in 1743 een boek
over de theorie van de mu
ziek te publiceren.
In de tekening van die com
binatie van functies leeft
Frederik Day de Rivet de
Mondevie bij zijn zwager in
huis. Niet zo verwonderlijk,
dat hij twijfelt tussen wis
kunde en muziek. Dat de
balans is doorgeslagen naar
de muziek, zal duidelijk zijn,
want anders zou in deze ru
briek geen aandacht aan
hem worden geschonken.
Frederik is organist vari de
Hooglandse kerk gedurende
zeven en veertig jaar. Het is
jammer voor de achttiende
eeuwse grootheidsgedachten,
maar hij mag wel een edel
man geweest zijn, een edel
man was hij niet. Frederik
was namelijk de zoon van
de Leidse wijnkoper Jan
Day en de in Londen gebo
ren Marie de Rivet. De va
der van Frederiks moeder
was in dienst geweest van
Frederik Hendrik van Oran
je als landmeetkundig inge
nieur. Die vader was „seig
neur de Mondevie" en in
burgermansgrootheid anne
xeert onze organist alle titels
en wekt daardoor de schijn
van afwezige adel. Kennelijk
door welstand in de familie
komt hij als 1/4 Capitalist te
boek te staan in 1749. Wan
neer hij in 1764 als vrijgezel
komt te overlijden, laat hij
in zijn huis aan de Brees-
traat (wij kennen het als het
pand van Gerzon) maar
liefst 595 schilderijen na. We
praten dan nog maar niet
over uitgestrekte landerijen
en een collectie muziekin
strumenten, zoals een clave-
cimbel met vier registers
van de hand van J. Kroon,
een clavicordium, twee vio
len, een flauto tra verso, ver
schillende pommers en
schalmeyen, gepaarde en on
gepaarde grote en kleine
fluiten en een flageolet Fre
deriks erfgenaam, neef Jan
Kouwenburg van Twist (ook
zo'n naam uit combinatie)
laat alles in november 1764
publiekelijke veilen.
Wie de veilingcatalogus be-
Het echtpaar Willemse in hun woning aan de Oegstgeestse Dorpsstraat
Ik hoefde nooit te
adverteren, de ene leerling
bracht de andere aan: „Je
moet maar eens naar
Willemse gaan, die helpt je
wel je laatste gym-jaren
door", zei men vaak. Zo
heb ik 65 van die
leerlingen gehad, die
allemaal, op twee na,
geslaagd zijn. Dat heb ik
tot op hoge leeftijd
volgehouden".
Nou ja, Latijnse les gaf
Bertus Willemse ook in de
tijd dat hij richting gaf
aan de fietsenstallers aan
het Terweepark. Hij kreeg
het idee om elke dag een
nieuwe spreuk op een bord
te schrijven. Daartoe kocht
hij een pak krijtjes. Het
bord werd georganiseerd
door cliënten, veel
studenten en klassieke
leraren. „Mijn publiek
moest eerst z'n best doen
op de tekst en de volgende
dag had ik de vertaling
beschikbaar aan de
achterkant van het bord".
Uit die tijd het liep
tegen het midden der
zestiger jarenweet men
als gebruiker van de
stalling nog wel, dat
„menige hoffelijkheid een
leugen, maar ook dat
menige leugen een
hoffelijkheid is": si veritati
conveniat, ut nonulla
urbanitas tantum modo
mendacium sit, etiam ita
verum est De heer
Willemse had eerder moeite
met de boekhouding van
zijn stalling, dan met de
beheersing van zijn lingua
Latina. Op een gegeven
ogenblik maakte hij een
voortreffelijke vertaling
van een notabene
Nederlandse brief van
kardinaal Alfrink aan de
geestelijkheid van
Nederland. De kardinaal
noemde in zijn antwoord
aan Willemse het Latijn
van Bertus „nauwkeurig en
excellent". Het ging om
zowat twee krantepagina's
tekst.
Ik heb overigens begrepen,
dat Bertus Wilhelm
Willemse met al zijn
klassieke kennis ai gauw
aan het einde van zijn
Latijn zou zijn geraakt als
hij niet bijtijds het
bedrijfsleven was ingestapt
Dat was een leven, dat
hem nooit geheel heeft
kunnen bevredigen. Het
leraarschap school in hem
en op den duur kon hij z'n
volzinnen slechts nog
spuien met een regelmaat
die voorkomt bij het
plakken van banden in een
fietsenstalling. Latinist
Bertus vertaalde zinsneden
van Mark Twain even
vaardig als de
ontboezemingen van
Ovidius en Cicero; alleen
dan op de een of andere
wijze omgekeerd evenredig,
want Twain schreef in het
Engels en dat was ook een
kolfje naar Willemse's
hand (Willemsis hend, zou
je kunnen zeggen).
In die jaren zei Willemse
ten afscheid: „Bene vade",
„het ga je goed" of zoiets,
en zijn chefschap ter
stalling kon je omschrijven
met „principe custodiae
birotarum". Waarmee
alleen de fietsen werden
aangeduid, immers een
bromfiets heette bij hem
„autobirota". Aldus de
voormalige „viator in Boris
bulbis", reiziger in
bloembollen. „Een snertvak
overigens", moet hij al
sinds lang toegeven.
Willemse slaat je desgwenst
nog met de Latijnse
grammatica om je oren.
Geen Latijn meer in de
kerk. „Vreselijk, vreselijk.
Een groot verlies", vindt de
gouden bruidegom, met de
brieven van de Pontifex
(paus), nuntius en andere
bisschoppen op z'n schoot.
„Jarenlang ben ik naar het
Bonaventura
(Bonaventoera)college
gegaan om de Latijnse mis
van meneer Hilgersom bij
te wonen. Sinds ik de trap
niet meer op kan ga ik
naar de Lodewijk voor de
Latijnse hoogmis. Dat is
een beetje half om half,
och vooruit maar. Dat is
nu eenmaal volgens de
conciliaire kerk gewenst,
waar door de orthodoxen
smalend op wordt
Zelf zegt Willemse
„behoudend" te zijn, wat
volgens zijn vrouw
Christine hetzelfde als
orthodox is, maar Bertus
wil in geen geval
conservatief heten,
„integendeel: progressief, ik
bedoel vooruitstrevend.
Alleen heel anders dan die
anderen bedoelen. Credo ut
intelligam; ik geloof om te
begrijpen, om te weten.
Bij dit gouden feest valt
alleen nog een krachtig en
welgemeend,Ad muitos
annos" uit te brengen op
het gouden bruidspaar.
Nog vele jaren. Het Latijn
begint nu voor Bertus
Wilhelm Willemse een
weinig aan kracht in te
boeten. De ogen zijn niet -
best meer, het lezen wordt
moeilijk. Maar het blijft
een glanzend bruidspaar
dat je met bijgaand
handgevaar kunt wensen
„Benedicat Deus", dat God
uzegene..Inde
aanvoegende wijs. Volgens
onveranderlijke regels.
Een portret van Coenraad Zumbagh van Koesfeit,
vervaardigd door Pieter van Zanten, (in museum De
Lakenhal)
ziet, krijgt een stilstaand
hart: een schilderij van Jan
Steen voor zes en dertig gul
den en een Jan Minese Mo
lenaar voor een rijksdaalder.
Een tekening van Albert
Guyp voor drieënveertig
cent Kom er maar eens om!
De erfgenamen van Jan
Kouwenburg van Twist zul
len later ook wel liever de
schilderijen in bezit gere
gen hebben dan de
10.750,58 die uit de veiling
op tafel kwam, maar toen
was het al te laat. Wie weet
loopt iemand van u nu wel
te pronken met een van de
zesentachtig zilveren hemd-
knopen of een der zes zilve
ren horlogekettingen, die
Frederik Day naliet. Antiek
is immers in.
JAN DOOVE
OUDE MOGELIJK NAAR
BRANDWEERMUSEUM
ALKEMADE/DE KAAG Kaageiland zal naar alle waar
schijnlijkheid op korte termijn kunnen beschikken over een
nieuwe brandweerwagen. Het college van burgemeester en
wethouders van Alkemade stelt de raad voor in zijn vergade
ring van komende maandag akkoord te gaan met het beschik
baarstellen van een bedrag van ruim 70 duizend gulden voor
de aanschaf hiervan.
De noodzaak tot de aanschaf van een nieuwe bluswagen
kwam aan het licht na een onderzoek door de inspecteur van
het brandwezen in het district Zuid-Holland op verzoek van
het gemeentelijk vrijwillige brandweerkorps. Daaruit werd dui
delijk dat de huidige bluswagen niet meer voldoet aan de
minimale eisen en dat buitendien bij een rijtechnische keuring
onmiddelijk een rijverbod zou worden opgelegd.
Bij de aanschaf van een nieuwe bluswagen rekening gehouden
met de kleinschaligheid van Kaageiland en de noodzaak om
door weilanden te rijden. Daarbij viel uiteindelijk de keus op
het zogeheten landcruiser-type zoals dat sinds enige tijd door
de gemeente Alphen aan den Rijn wordt gebruikt.
Illustratief voor de veroudering van de huidige bluswagen is
misschien wel het voornemen van het college van burgemees
ter en wethouders om te onderzoeken in hoeverre er mogelijk
heden liggen deze onder te brengen in het brandweermuseum.
WASSENAAR De Vereniging van Vrienden van Wassenaar
houdt op donderdagavond 10 mei om acht uur de jaarlijkse
algemene ledenvergadering in „De Schaapskooi" op Duinrell.
Na het huishoudelijke gedeelte zal de heer J. Baron van
Knobelsdorff, dijkgraaf van het hoogheemraadschap van Rijn,
land aan de hand van dia's een en ander vertellen over de
taken van Rijnland.
Traditiegetrouw heeft het bestuur aan alle leden het jaarver
slag weer toegezonden in de vorm van een keurig groen boek
je. Daarin wordt uitvoerig ingegaan op allerlei onderwerpen
die in het afgelopen jaar de aandacht van de Vrienden had:
de .raadhuiskwestie", zaken op het gebied van welzijn en
milieu, verkeer, ruimtelijke plannen enzovoorts.
'AGINi JAP/REGIOLEIDSE COURANT WOENSDAG 18 APRIL 1979 PAGINA 5