0ÜDCD
Grens
jeugd
boek
vervaagt
I3GIEKIENWIEIEK
Boeken:
een
wanhopig
bezit
.met een boek
Bind 's wat in
Voor |ongent en meisjes van
tien |aar en ouder Is In de
boekhandel te koop „Oorlogs
winter" van Jan Terlouw; voor
jongens en meisjes van 7 tot
10 jaar „Poolvos ontsnapt",
waarin Yurl Kowal de Tsjechi
sche vrijheidsstrijd vertaalt In
de belevenissen van een uit
een asiel ontsnapte poolvos.
Een heel dikke Don Qulchote
(met oorspronkelijke gravures)
wordt geschikt geacht voor
kinderen van 9 tot 12 jaar. Zo
liggen talloze boeken op ver
keerde plaatsen. Als de plank
érgens wordt misgeslagen,
dan gebeurt dat in de boek
handel, waar werk dat voor
volwassenen Is maar ook door
kinderen kan worden gelezen,
niet naar waarde wordt ge
schat. Een teken van deze
tijd? Paul Blegel, schrijver van
jeugdliteratuur en Jan Ter
louw, idem en fractieleider
van D'66 In de Tweede Kamer
geven hun meningen.
Paul Biegel:
„Kinderen worden vroeger rijp"
Jan Terlouw:
„Jeugd is ook vaak kinderlijker"
Al die boeken om me heen. Als ierriand on
verhoeds mijn boekenkamer betreedt, kijkt
hij er altijd even naar. De tijd dat ik hier
door met trots vervuld werd, is allang voor
goed voorbij. De reacties van de bezoekers
laten zich op een eenvoudige manier rang
schikken.
Het meest voorkomend is het type dat bij
wijze van grap, maar ik weet nooit waarom
dit een grap zou zijn, vraagt„En heb je
dat allemaal ook gelezen
Een vraag die zich niet laat beantoorden.
Ga maar na: Is de vraagsteller werkelijk van
mening dat ik dit allemaal echt gelezen zou
kunnen hebben en ik antwoord met „ja"
(een leugen natuurlijk), dan is hij danig uit
het veld geslagen.
Gemakkelijker is het om „ja" te zeggen, als
de vraagsteller er waarschijnlijk niet van
overtuigd is, dat je dat allemaal wél gelezen
zou kunnen hebben. Het antwoord „nee" is
daar weer gevaarlijk, omdat je de vraagstel
ler zou kunnen sterken in de opvatting dat
boekenbezit puur pochen is. Boekenbluf.
Een ander soort reactie op de eerste aan
blik van al mijn boeken is deze: „Wat zou
ik ook eens graag veel boeken willen heb
ben. De stakker benijdt je dus.
Hij moest eens weten wat voor wanhoop
het bezit van boeken is. Ze zijn een vergifti
ging van je woning. Als ik goed tel in mijn
boekenkamer en belendende vertrekken, is
er zo'n dertig meter boekenplank in kast en
aan de wand. Vol. Ik heb het in de loop
van de jaren zien uitgroeien tot deze mon
sterlijke proporties en het einde is nog lang
niet in zicht. Reken maar uit: voor mijn
twintigste mocht ik als boekenkoper nog
geen naam hebben. Sindsdien zijn er twin
tig jaar voorbij gegaanik neem aan dat het
voorlopig zo wel even doorgaat. Zestig me
ter plank vol boeken op mijn zestigste. Niet
alleen de hoeveelheid, er zijn zoveel bijko
mende factoren, die het bezit van boeken
tot zo iets gruwelijks maken.
Het op hun plaats zetten van boeken, bij
voorbeeld. Rechts in de kast bij het raam
staat Harry Mulisch. Keurig ingebed tussen
Anja Meulenbelt en Nescio. Geen merkwaar
diger combinaties dan die, die het alfabet je
opdringt.
Het staat er keurig bij. de plank is netjes
vol, de boeken staan recht. Maar niet in het
gelid, want een tiental deeltjes is dieper de
kast in geschoven, omdat daarvoor horizon
taal op het vrijgekomen voorste stuk van de
plank een dikke Mulisch-pil ligt, die ik vorig
jaar in bezit kreeg. „De verhalen 1947-
1977". Een boek waar je inderdaad niet om
heen kunt. Maar het heeft nog geen vertika-
le kastpositie gekregen, omdat ik geen
ruimte bij Mulisch kan maken, zonder de
deeltjes Nescio naar de volgende plank te
schuiven en zonder op de daaropvolgende
plank Arie Prins verderop te moeten zetten
en dan op de plank daarna de hele reeks
Slauerhoff door te schuiven. Het heeft gen
zin, per plank wordt het erger. Laat die
„verhalen" maar eens een tijdje liggen, al
ergert het natuurlijk vreselijk de zin voor
orde, die de ware boekenbezitter tot een
tweede natuur is geworden.
Verhuizen, dat mag je ook maar beter be
spaard blijven, als je meer dan een wandsy-
steem met in totaal anderhalve meter boe
kenplank hebt. Het is mij overkomen. Orde
lijk inpakken. Een lange lijst aanleggen. De
dozen, die je niet te vol mag pakken, omdat
ze anders niet te tillen zijn, nummeren. Op
je lijst noteren welke plank, met welke boe
ken zo ongeveer bij welk nummer horen.
Aankomen op je nieuwe adres. Boekendo
zen op nummer stapelen. Boekenkasten op
bouwen. Lijst kwijt. Het hele kernstuk van
de organisatie is verdwenen. Wat blijkt?
Door een nijver medewerker van het ver
huisbedrijf ingepakt. In een boekendoos.
„Ja, er lagen nog wat losse papieren bij,
die heb ik maar bij elkaar gedaan. In welke
doos was dat nou?"
Niets aan te doen. Op een onbewaakt ogen
blik gebeurt het je bij elke verhuizing weer.
Bergen boeken komen tevoorschijn, je be
gint op goed geluk maar wat neer te zetten
en denkt dat het redelijk lukt. Dan komt de
lijst-je moet opnieuw beginnen.
Het is jammer dat je boeken zo nodig hebt.
In zo'n hanteerbaar, persoonlijk bezit, zoveel
informatie, zoveel emoties, zoveel ideeën.
Want het moeilijkste is, dat het mijn boeken
zijn: „De Avonden" uit de leesbibliotheek,
of zoals het vandaag de dag in de boek-
handèl ligt, is een heel ander boek dan
mijn exemplaar, dat ik 17 jaar geleden
kocht.
JAN VERSTAPPEN
DEN HAAG „Als de boeken, bestemd
voor de oudere jeugd, tegenwoordig soms
zo worden geschreven, dat ze niet meer te
onderscheiden zijn van boeken voor volwas
senen, dan heeft dat te maken met het
vroeger rijp geacht worden van die jeugd".
Aldus Paul Biegel, schrijver van jeugdlitera
tuur en adviseur van de uitgeverij Van Hol-
kema en Warendorf. Hij voegt erbij: „Maar
er bestaat nog steeds een mentaliteit, in de
zin van, als het voor kinderen is, dan is het
niet voor volwassenen. Misschien begint
daarin een kentering te komen. Er zijn
steeds meer volwassenen die via hun kinde
ren in aanraking met jeugdliteratuur komen
en die beginnen te waarderen. De grens
tussen oudere jeugd en volwassenen ver
vaagt. Natuurlijk zijn er altijd boeken ge
weest voor jeugd én volwassenen, maar niet
in die mate als de laatste jaren. Er verdwij
nen steeds meer taboes, dat ook".
Jan Terlouw, schrijver van boeken die voor
de jeugd zijn bestemd, maar ook door vol
wassenen worden gelezen, (Oorlogswinter,
Oosterschelde-windkracht 10) kan zich over
het hedendaagse jeugdboek geen duidelijk
oordeel vormen. „Ik lees geen jeugdboeken,
ik lees vakliteratuur. Het is heel goed moge
lijk, dat de jeugd in bepaald opzicht vroeger
rijp wordt, maar ik vind ze ook vaak juist
kinderlijker dan vroeger; misschien omdat
ze niet worden opgezadeld met bepaalde
verantwoordelijkheden, waar wij wel mee te
maken kregen. Bovendien zouden boeken
die nu voor de jeugd en volwassenen ver
schijnen, ook vroeger door beide groepen
zijn
Paul Biegel: „Als je me vraagt of ik jeugdli
teratuur voor mijn plezier lees, moet ik nee
zeggen, en dat komt, omdat ik beroepshalve
erg veel jeugdwerk moet lezen. Als ik kap
per was. zou ik ook niet 's avonds nog eens
voor mijn plezier haren knippen. Mogelijk
wel met plezier jeugdboeken lezen. Ik kom
erg veel goed werk tegen, dat niets met
leeftijd te maken heeft. Neem bijvoorbeeld
het werk van Alet Schouten of Wim Hof
man, andere Nederlanders en tal van schrij
vers uit landen als Zweden, Amerika, Enge
land en Duitsland. Een ander goed voor
beeld is „In de ban van de ring", van Tol
kien; een literair werk, waarbij de leeftijd
geen rol speelt".
Jan Terlouw: „Ik geloof wel dat er sprake is
van een bepaalde verschuiving in de jeugd
literatuur, al heb ik geen goed overzicht. Ik
lees geen jeugdboeken, omdat ik er de tijd
voor mis. Maar nog meer betreur ik het, dat
ik geen gelegenheid heb jeugdboeken te
schrijven. Waarbij ik niet aan leeftijden
denk. Ik weet wel, dat mijn boeken door de
jeugd worden gelezen en door volwassenen.
Waarom? Als boeken spannend en geloof
waardig zijn, doet de leeftijd er niet toe. Ik
wil niet arrogant zijn, maar daaronder reken
ik mijn eigen boeken".
Bibliothecarissen zien zich soms genood
zaakt maar in toenemende mate boe
ken dubbel aan te schaffen: voor de jeug
dafdeling en voor de volwassenen. Boeken
van Thea Beekman, Leon Garfield, Tonke
Dragt, Miep Diekmann, Alet Schouten, Tol
kien, Johan Fabricius. Wat dat betreft ziet
ook de uitgever zich voor een (nieuw) pro
bleem geplaatst.
Paul Biegel: „De uitgever weet ook niet,
hoe hij dit soort boeken moet aangeven. Als
hij een jeugdroman aanbiedt bij de romans
voor volwassenen, bereikt hij de jeugd niet
meer. En andersom weet hij, dat volwasse
nen niet in de jeugdhoek gaan snuffelen.
Misschien moet in sommige gevallen twee
editiesvan één boek worden uitgegeven."
Jan Terlouw ziet deze ontwikkeling minder
problematisch: „Het bevattingsvermogen van
kinderen is niet opvallend toegenomen, ook
niet bij de oudere jeugd. Kinderen zijn niet
zo veranderd. Misschien zijn er wel van die
echte probleemboeken bij gekomen, maar ik
geloof niet in schrijvers die neerbuigend
over problemen schrijven, om de jeugd voor
te lichten. En als er sprake is van een ver
schuiving, dan geloof ik eerder, dat de
jeugdliteratuur beter wordt; dat wel"
Meer stof
Naarmate het aantal taboes kleiner wordt,
kan de schrijver van jeugdboeken zich van
meer onderw^fpen bedienen en heeft hij
meer stof tt verwerken. Maar als be
paalde woorden gangbaar worden, betekent
dat nog niet, dat de jeugd de gedachte er
achter ook in z'n volle omvang heeft
verwerkt. Het kan daarom ook heel goed
mogelijk zijn, dat ouders boeken van hun
kinderen gaan lezen, waarin stof wordt be
handeld waarover zij vroeger, door al die
taboes, nooit zo over hebben nagedacht. In
dat geval, maar ook in het algemeen, be
staat de grens tussen jeugd en volwassene
niet meer, althans niet in een groter wor
dend aantal boeken.
Vooral de „veel lezers", mensen die betrok
ken zijn bij de jeugdliteratuur, zullen het
vaak betreuren, dat sommige boeken in de
jeugdhoek worden weggestopt en aldus als
verloren kunnen worden beschouwd voor de
volwassenen. Dat betreft bijvoorbeeld een
boek als „Myax, de wolven en de jager"
van Jean Graighead George (Kosmos), „Het
lied van de Wolf" van George Stone, uitge
geven door Holland, waarbij nog een wol-
venboek verschijnt, „De vlucht van de witte
wolf" van de Amerikaan Mel Ellis, die bui
ten Nederland bijzonder hoog staat aange
schreven.
Zo kan men, niet eens zo aan smaak en
persoonlijke voorkeur gebonden, lange tijd
doorgaan. Werk van de Engelsman Leon
Garfield, de Haagse schrijfster Tonke Dragt,
Fabricius, Tolkien en anderen, staat in de
boekwinkel wat onbeholpen gerangschikt bij
de jeugdboeken, het kinderboek, waar de
volwassene doorgaans aan voorbij gaat.
Jan Terlouw. „Zulke boeken bestonden er
vroeger al, zoals Alleen op de wereld, de
Negerhut van oom Tom, de boeken van Ju
les Verne en De kleine Johannes. Daar is
veel werk bijgekomen en bovendien werk
dat zeker even goed is. Maar ik mis het
overzicht".
Paul Biegel: „Van Henk Barnard verschijnt
binnenkort zijn „Laatste nacht in Jeque" d
in Mozambique speelt. Kinderen kunnen f|
"lezen, maar volwassenen evenzeer. Dat gel
ook voor boeken van Wim Hofman, "Wim
Othmar Franz Lang: „Als jij moet zwijge
zal ik spreken" of van Alet Schouten
zeeridder", dat binnenkort verschijnt.
De meningen van Paul Biegel en Jan T|
louw. komen in zoverre met elkaar overej
dat beiden stellen, dat voor een aantal bl
ken niet kan worden aangegeven of dé
voor de jeugd of voor volwassenen zijn I
stemd. Biegel wil echter duidelijk verd
gaan dan Terlouws opvatting „dat het alt
wel zo is geweest". Paul Biegel vraagt ni
temin zich af, of van sommige hedendaag
boeken geen twee edities kunnen word
uitgegeven, voor de jeugd en volwassent
in bibliotheken worden de laatste jail
sommige titels dubbel aangeschaft op groj
van dezelfde reden. Dit hele euvel zou
één keer kunnen worden verholpen, wt—
neër in de bibliotheken en boekhandel e
afdeling werd gemaakt zonder leeftijdsaa
duiding. Maar voorlopig blijft Oorlogswinl
„voor tien jaar en ouder".
F.J. BROMBEf
OP TOUW- NAAIEN VAM 05
KATERN3 VAM EEN OUD BOEK
Het valt niet altijd mee originele cade
autjes te bedenken. Daarom is hier
misschien een aardige tip voor iets dat
niet in de winkel te koop is en dat
daarom wellicht wel zo persoonlijk is:
laat een kapot gelezen boek of jaar
gang tijdschriften eens (opnieuw) inbin
den en geef het „als nieuw" cadeau.
Neus maar eens stiekem in de boeken
kast van degene die u een cadeautje
wilt geven: er staat vast wel een geha
vend exemplaar tussen dat de moeite
waard is om te laten repareren of op
nieuw te laten inbinden en hij of zij
heeft vast wel eens gesproken over
een favoriet tijdschrift, waarvan een in
gebonden jaargang er heel wat leuker
uitziet dan die stapel losse exemplaren
die de kast uitpuilt. En niet alleen zal
de ontvanger blij verrast zijn met zijn
opnieuw ingebonden boek, het ver
hoogt bovendien de waarde van zo'n
werk vaak aanzienlijk. Afhankelijk van
de staat waarin het boek zich bevindt
variëren de kosten voor het inbinden
en/of repareren van enkele tientjes tot
honderden guldens voor het restaure
ren van een antiquarisch werk. Maar
het is de investering dubbel en dwars
waard.
Voor dit zogenaamde „individuele bin
den" kunt u terecht bij de particuliere
HET BEKLEDINGSMATERIAAL.
WORDTOM DE RUG EN DE BOR
DEN GELIJMD
boekbinder. Wie in zijn omgeving ze'
particuliere binder zoekt kan zich wr
den tot de Organisatie van Fabrikant'
van Grafische Eindprodukten FGE, Vc'
delstraat 172 (Postbus 6178, 1005
Amsterdam, tel. (020) 161761). Deze 7
ganisatie, waar u alle inlichtingen kir
krijgen, waarschuwt er echter wel vö
niet tot het allerlaatste moment Iv
wachten, want handwerk vergt nu ef
maal tijd.