...meteen boek
DICK
BRUNA:
Jk
teken
uitsluitend
wat
ikzelf
leuk
vind"
I3CIÏKIENWISIÏK
i! v
1 t
sgpf^#!?-f f ?f
Dat zo'n boekenweek het eeuwige leven
heeft ligt voornamelijk aan het gratis werkje,
dat bij aankoop van een bepaald bedrag
aan bedrukt papier verstrekt wordt. Denk
toch alsjeblieft niet, dat het Nederlandse
volk elk jaar opnieuw overvallen wordt door
het laaiend verlangen om een kakelverse
Wolkers of een pil van Nabokov te verwer
ven. En denk ook niet, dat er één jongen
van Jan de Witt is, die zich zijn biefstuk uit
de mond spaart om op die manier het laat
ste boek van bisschop Gijssen te bemachti
gen. Want de feiten wijzen uit. dat de door
snee vaderlander de aankoop van boeken
zondegeld acht en volstaat met zijn trouw
boekje. En als hij onverhoopt overgaat tot
de aanschaf van enige werkjes, doet hij dat
doorgaans alleen om er een lege legkast
mee te dempen of een blinde muur mee te
stofferen.
Ik ben er dan ook heilig van overtuigd, dat
de vogel die morgen op de markt komt met
inhoudloze omslagen, mits voorzien van
sierlijke gouden opdruk, over krap een jaar
een eigen bungalow met sauna en zwembad
kan kopen in een lommerrijke laan in Was
senaar. Dan zit ie gelijk goed, want in die
contreien leven uitsluitend stervelingen, die
te veel aan de kop hebben om ook nog
eens te lezen, wat de een of andere dromer
heeft verzonnen. Er zijn trouwens nu al vol
op uitgevers in ons land, die alle aandacht
besteden aan de stofomslagen en de rest
laten vullen door een werkloze vrijgestelde,
die zijn vrachtje letters achteloos leegkie-
pert.
Opmerkelijk in dit verband is ook, dat de
doorsnee Nederlander een boek dat hij in
handen krijgt, onmiddellijk uit de band pro
beert te rukken. Dit onder het voorwendsel
dat hij wil nagaan, of het goed gebonden
is.
Wij kennen iemand, die elk nieuw verwor
ven standaardwerk onmiddellijk dubbel slaat
en ritmisch aan de bladzijden begint te ruk
ken. Als het boek daarna onverhoopt stand
houdt, roept hij zijn vrouw uit de keuken en
laat hij haar de achterflap vasthouden. Zelf
grijpt hij de voorkant en dan beginnen ze
beiden als bezetenen te trekken. Als het na
enkele seconden uit de band ligt, zegt hij
hoofdschuddend: „Ze gooien er tegenwoor
dig met de pet naar, Toos. Dat durven ze
nog binden te noemen".
Toen we zaterdagmiddag naar een afgeprijs
de winkeldochter in rekverband zochten,
hoorden we naast ons iemand vragen:
„Heeft U ook een encyclopedie?".
Verrast deinsden we achteruit en de blik
verleggend traceerden we een sergeant van
de luchtmacht, die in zijn eerste rust de
wacht hield naast een vrouw in nepbont. Al
lemachtig, het was de eerste maal in ons
leven, dat we iemand openlijk en bij volle
verstand om een encyclopedie hoorden vra
gen.
Een historisch moment derhalve, waaruit
bleek, dat de culturele verheffing van ons
volk niet langer te stuiten is. Deze man had
wellicht twintig jaar of meer genoegen ge
nomen met Donald Duck en Kuifje, maar nu
wilde hij hom of kuit en brandde hij van
verlangen om zo'n alfabetische mammoet in
huis te halen.
De verkoper, zo'n gewassen sepia-tekening
met ingebakken glimlach wees uitnodigend
in de richting van een rek, waar kloeke
banden zwaar verguld verwijlden als gouden
tanden in een opengesperd gebit.
„Maar dat zijn allemaal nieuwe", riep de
man met een mimiek van „ajakkes", „als ik
vragen mag, heeft U ze niet tweedehands?
Het gaat maar om netgezicnt, oegrijptU?".
Nou, en of hij het begreep. Met het bewolk
te gezicht van een brandweerman, die ziet
dat er toch niks meer te redden valt, rukte
hij in en vervoegde hij zich in een nauwe
spleet bezijden de „godsdienstige werken"
bij een geheel in visgraat uitgevoerde grijs
aard. Deze luisterde welwillend, zette vervol
gens een bril met brandglazen op en liep
kwiek de winkel binnen. „U zoekt een ency
clopedie, als ik het wel heb?", riep hij van
verre.
Nou hij had het helemaal wél hoor. De
vrouw gespte een glimlach met een houd
baarheid van drie kwartier voor het gezicht
en antwoordde: „Ja ziet U, we hebben in
ons nieuwe huis tussen twee ramen wat
planken getimmerd. En nou waren we giste
ren toevallig bij Nel en Arie en die hadden
de Winkler Prins tussen de ramen staan. En
dat was toch zo'n rijk gezicht. De hele ka
mer fleurde er van op. Gewoon af. En daar
om zei ik gelijk tegen Wim: „Misschien is
dat ook wel wat voor ons".
De sergeant zag het tafereel al voor zich.
„Dat kan heel mooi worden", sprak hij dro
merig, „ik vraag me alleen af, of het wel
echt leer is. Het moet wel bij ons bankstel
passen, Toos".
„Maakt niks uit", meldde de vrouw, „ze ko
men toch op de bovenste plank. En uit de
verte ziet geen mens of het skai is of echt
rund".
Mag ik ook vragen", informeerde de verko
per, „wat U er voor wenst uit te trekken
De sergeant keek hem geamuseerd aan.
„Als U genoegen neemt met mijn overjas",
riep hij, „dan wil ik die wel uttrekken".
Hoe bedoelt u?", vroeg de verkoper getrof-
„Dus, waar gaan de gedachten naar uit?",
pompte de verkoper verder, „voor zeshon
derd heeft U bijvoorbeeld een hele knappe
met al het goud op snee nog in tact".
„Ja, dat goud moet er wel op zitten",
meende de vrouw, niemand hoeft te weten,
dat het een tweedehandse is".
„U weet toch, dat de serie bestaat uit acht
tien delen plus een compendium", peilde de
verkoper.
„Ach gunst, Wim", riep de vrouw verrast,
„zoveel gaan er nooit op die ene plank.
Twaalf zou misschien net gaan, hooguit der
tien. Bij Nel en Arie is het tussen de ramen,
veel breder, dat weet je toch".
„Nou dan nemen we dus twaalf delen, plus
die compensatie", besliste de sergeant.
„Ja, ja", hoonde de vrouw, „en dan zeker
alle kennissen, die op bezoek komen, zeg
gen: „hé, jullie hebben een encyclopedie tot
aan de S. Kon de rest er niet meer af?".
Na een snelle krijgsraad werd vervolgens
besloten om er toch maar wat boeken uit
de cultuur-serie neer te zetten. Als ze geluk
hadden konden ze er acht kwijt.
Een illusie armer slopen de sergeant en zijn
vrouw even later de straat op. Voorlopig
had de encyclopedie het weer moeten afleg
gen tegen de moderne woningwetbouw.
In vergelijking met een kwartier geleden wa
ren ze aardig ingebonden.
Net als de boeken uit de cultuurserie.
LEO THURING
„Kinderen vroegen op school
aan mijn zoon:
Wanneer gaat je vader nou
eens echt tekenen?"
„Gek, datje na 25 jaar
nog steeds geen handigheid
hebt om poppetjes
in mekaar te flansen"
UTRECHT Onder de hanebalken van
een Utrechts grachtenhuis resideert sinds
jaar en dag tekenaar Dick Bruna, 51-jarige,
uitbundig besnorde zoon uit een gerenom
meerd geslacht van puur Hollandse uit
gevers. Zijn Bon Papa, zijn vader en broer
Frits hebben hun familiezaakjes altijd voor
treffelijk op een rij gehad en zagen zo
kans om het familiebedrijf op te blazen tot
een commerciële mammoet, die zich in
hoog tempo te barsten eet aan bedrukt
papier. Dick Bruna noemt de ontstuitbaar
florerende uitgeverij van zijn bloedeigen
gabbers bij voorkeur „de fabriek" en volgt
de verrichtingen, als het even kan, vanaf
een veilige afstand.
„Uiteraard heeft het ooit in de bedoeling
gelegen", geeft hij monkelend toe, „dat óók
ik op een directiestoel zou plaatsnemen.
Maar gelukkig hebben alle betrokkenen bij
tijds ingezien dat het niks kon worden. Ik
ben van huisuit een dromer, een kinderlijk
tiep zelfs, dat voortdurend met zijn hoofd in
de wolken loopt".
„Daarom was het voor mij zo'n verademing
toen mijn vader niet in woede ontstak, na
dat ik hem verteld had dat ik de uitgeverij
niet zag zitten. En toch had ik er serieus
mijn best voor gedaan. Ik werkte een tijd
lang bij boekhandel Broerse in Utrecht en
bij de uitgeverijen Smith in Londen en Pion
in Parijs. De wil was dus duidelijk aanwezig,
maar ik was er helaas niet geschikt voor.
Kapitaal zegt me geen fluit en handel drij
ven ligt me niet.
Toen ik op een gegeven moment ontdekte,
dat mijn tekeningen op race-auto's en op
damesslips gedrukt werden, kreeg ik er na
tuurlijk behoorlijk de pé in. Maar ik wist al
leen niet goed wat ik er tegen kon doen. Ik
dacht: „Waarom hebben die lui me nou niet
gewaarschuwd?". Dan hadden we immers
een afspraak kunnen maken en had ik
graag een apart ontwerp voor ze gemaakt.
Kindertekeningen zijn namelijk niet geschikt
vooreen damesslip.
Zalig werk
Ik had het ook al toeh ik nog boekomsla
gen voor de uitgeverij tekende. Met elkaar
heb ik er dik 1200 gemaakt, waarvan alleen
al 500 Zwarte Beertjes. Soms waren het er
drie in één week. Maar als er een schrijver
naar me toekwam, die niet blij was met
mijn ontwerp, maakte ik meteen een nieuwe
tekening. Het was immers zalig werk. En of
die dingen nou verkochten werden of niet
kon me geen donder schelen.
Toen vader eindelijk door had dat zijn zoon
Dick hem niet zou opvolgen in de zaak, gaf
hij me royaal toestemming om naar de Kun
stacademie in Amsterdam te gaan. Daar heb
ik het precies een half jaar volgehouden.
Ook dat was dus niet helemaal wat ik be
doelde. Je moest in gips leren tekenen en
dat was me te bewerkelijk. Ik prutste liever
zelf wat op een vel papier. Je moest ook
portretten tekenen en dat lag me al even
min. „Wat voor nut heeft dat nou?", dacht
ik, „ik maak liever iets dat ze straks kunnen
gebruiken".
Simpele figuurtjes
Ondertussen ben ik alweer zo'n 25 jaar be
zig met mijn tekeningenen en je zou dus
mogen verwachten dat ik zo langzamerhand
de slag te pakken heb. „Een man, die zulke
simpele figuurtjes maakt", denkt de buiten
wacht al gauw, „zet ze met de ogen dicht"
op papier. Gewoon een kwestie van je pen
seel in de verf dopen en een paar lijntjes
trekken".
Ik zou willen dat het zo eenvoudig is. Op
school zeiden kinderen al tegen mijn drie
zonen: „Jouw vader is toch de man die al
tijd van die poppetjes met ronde hoofden
maakt. Wanneer gaat ie nou 's echt teke
nen?".
Begrijp je? Als je, zoals ik, zaken simplifi
ceert, heb je geen been om op te staan. Ga
dan maar eens uitleggen dat je soms maan
den bezig bent met één boekje van twaalf
pagina's. En toch gebeurt het. Je begint
met een plot en als dat goed in je kop zit,
probeer je voorzichtig om je fantasie in te
keningen en tekst om te zetten. Soms maak
je honderd schetsen voordat je tevreden
bent. Voordat er staat wat je bedoeld hebt.
Vervelende pa
Dat moment. Dat je het gevoel hebt; het is
eindelijk gelukt. Dan ben ik onbeschrijfelijk
blij. Maar als de boel fout zit, als de inspi
ratie het weer eens laat afweten, ben ik niet
te genieten. Dan hebben ze thuis ook een
hele vervelende pa aan me.
Ik ben trouwens toch al niet zo'n blijkijker.
Geen vrolijke man dus, geen olijke broek.
Je zou het mogen verwachten van een sim
pelman, maar als ik mezelf analyseer ontdek
ik meer sombere dan vrolijke kanten.
En dan natuurlijk die kinderlijkheid. Die zit
er bij me ingebakken. Als Charles Trenet
vroeger in Utrecht optrad, ging ik na afloop
van de show altijd bij de artiestenuitgang
staan. En dan hoopte je dat je een glimp
van hem zou opvangen. Ik wilde hem hoe
dan ook van dichtbij zien. Nou, simpeler
kan het bijna niet. En dan ook nog eens
thuis dagen lang zijn liedjes blijven neuriën.
Een raadsel
Je moet mij ook niks over de politiek vra
gen. want dan is het gauw gebeurd met
deze koopman. Ik weet niks van politiek, ik
weet amper wat interessants te vertellen van
mijn eigen vak.
Goed, ik teken figuurtjes, die bij kinderen
tussen de pakweg 1 en 6 jaar blijkbaar
goed in de smaak vallen. Maar hoe dat
komt en wat ik daarvoor doe is me een
raadsel. Ik ben geen psycholoog, geen pe
dagoog. Ik maak alleen maar dingen die ik
leuk vind.
Ik zal ook nooit van tevoren aan anderen
vertellen waar mijn volgende boek over
gaat. Ik weet de titel van het boek waar ik
nu aan begin, maar je kunt je de moeite
besparen om er achter te komen hoe die
luidt. Nee, ook niet gaan vissen. Dat heeft
geen enkele zin, want ik heb je door. Geen
mens krijgt iets te zien zolang ik nog niet
klaar ben met mijn werk. En dat kan nog
maanden duren.
En dan heeft toch mijn vrouw Irene in elk
geval de primeur. Als een boek af is mag
zij het als eerste zien. En dan is het wach
ten op haar commentaar. Ze is artistiek niet
creatief, maar als zij zegt dat iets niet
deugt, houd ik daar wel rekening mee. Dan
heb ik er danig de pest in, maar ik begin
wél opnieuw. Op die manier zijn er toch al
heel wat boekjes onder de tafel gewerkt.
Geen handigheid
Maar zolang de zaak niet rond is, sta ik
hier op het atelier achter mijn tekentafel en
hoop ik elke dag opnieuw dat het zal luk
ken.
Gek hè. dat je na 25 jaar nog steeds geen
handigheid hebt gekregen om die poppetjes
in mekaar te flansen. Integendeel, zou ik
willen zeggen. Het wordt gaandeweg steeds
moeilijker om mezelf tevreden te stellen. Ik
ben nu eenmaal een griezelige perfectionist,
bij mij moet elk lijntje „af" zijn, elk kleurtje
verantwoord. En om dat te bereiken ploeter
je zeven dagen per week. Jazeker, ook de
zaterdagen en zondagen. Ik stap 's morgens
op mijn fiets en rijd van huis naar mijn ate
lier. En daar begint dan opnieuw het ge
vecht tegen de twijfel."
Onmondig kroost
Dat het desondanks bij tijd en wijle lukt,
bewijzen de 42 boeken, die Dick Bruna tot
nog toe gemaakt heeft. Van het eerste
exemplaar werd een oplaag van 1250 stuks
gedrukt, die vele maanden bij de uitgever
op de plank bleven liggen. De ouders, die
het boek hadden moeten kopen voor hun
kinderen, zagen op dat moment de geniali
teit van Bruna's simpele tekenkunst nog
niet zo duidelijk zitten. Dat kwam pas later,
nadat Bruna met kinderlijk optimisme al aan
zijn vijfde, zesde werkje toe was. Vanaf dat
moment echter brak er een storm van en
thousiasme los en werden de boekwinkels
bestormd door vele tienduizenden mensen,
die slechts één verlangen hadden: EEN
ECHTE BRUNA IN HUIS.
Buitenlands succes
Ook het buitenland haakte gretig in op het
i huilen precies op hetzelfde
„Kindertekeningen
zijn niet
geschikt voor op
een slipje"
nationale succes en wierp in hoog tempo
de Bruna-werkjes voor onmondig kroost op
hun eigen markten. In Japan zijn er nu al
bijna 3 miljoen verkocht, in Engeland ruim
3 miljoen, in Duitsland 500.000, in Portugal
ruim 50.000 en in vijftien andere landen be
horen de Bruna-boekjes al evenzeer tot de
onverbiddelijke bestsellers.
„En het gekke is", zegt een hogelijk verbij
sterde tekenaar, „dat kinderen in de hele
wereld precies op hetzelfde moment om de
zelfde tekeningen lachen en huilen. „Alle
Menschen werden Brüder" blijkt dus een
haalbare kaart te zijn, zolang ze maar tus
sen de 1 en 6 jaar oud zijn. Dan zijn men
sen op een hartveroverende manier nog
eensgezind.
Typisch Hollands
Het opmerkelijke is ook dat mijn tekeningen
overal herkend worden. Ik maak toch ty
pisch Hollandse voorstellingen: mijn boerde
rijen zijn Hollands, mijn boer is een Hol
landse boer. Maar in Japan worden ze op
dezelfde manier verslonden als in Neder
land.
De enige keer dat ik wél wat heb veran
derd, is gebeurd op verzoek van mijn Arabi
sche uitgever. Ik had een tekening gemaakt
van een huis met twee schoorstenen. En
die man vroeg verbaasd wat die twee merk
waardige slurfjes op het dak te beteken
hadden. Een schoorsteen zegt een Arabier
blijkbaar geen fluit. Laat staan twee. Kijk,
Kabouter kandelaai
Dick Bruna, een gave kruising tussen
bouter Kandelaar en een nedergedaalde
gel met een verdienstelijk aantal diensljai
denkt ondertussen met dankbaarheid It
aan een tournee, dat hij gemaakt heeft
uitnodiging van zijn Engelse uitgever,
bezocht Australië, Nieuw-Zeeland, H
Kong, Japan en Amerika en in al die Ian i
kwamen de kleinen tot hem en luister k
ze in opperste eerbied naar zijn wijze W
den. In Japan hadden de collegae-teken
een erehaag gevormd vór de zaal waarin
ontmoeting plaatsvond en na afloop gin
kirrende dames weldoende rond met d
jes. koekjes en chocolaatjes, die bed
waren met Bruna's lijnrechte geestesku
ren. „En dat moet toch een dure grap
fvreest Bruna oprecht.
Idool
En op een snikhete juli-dag, ergens in A
rika, eisten de aanwezige kleuters een
zind dat hun idool onverwijld zou voorle
uit zijn zojuist verschenen kerstboek, li
haast ingediende Bruna-amendementen
de extreem hoge temperaturen, die de 1
eiste vredige stemming in de weg stom
legden ze terzijde.
En zo gebeurde het in die dagen dat
hevig transpirerende Dick Bruna enige
derlijke verhalen voorlas, die er bij zijn'
te afnemers ingingen als kerstkransen.
Toen hij uitgesproken was rende een i
turven hoge neger naar zijn stoel en
hem een dikke pakkerd. Daarop zongen
aanwezigen ontroerd een kwartier lang
kerstliederen uit het we re ld repertoire.
,,0p dat moment", zegt Bruna zacht, J
ik de zekerheid dat ik zo gauw mogi
weer moest beginnen aan een nieuw boek-
Zo gelukkig als ik op dat moment wat
een mens maar hoogst zelden".