Het einde van de censuur ei. Boeken aan banden fieidae Qowuvnt In Nederland nergens een spoor van onderdrukte of beknotte vrijheid iet be- ?statiei ?statia is di nau- 'te pia. i Sjos- compo. twin tii omge succet ?r ooi a mei m hoewel twee- i re ren ktober- de uil k on i ireven, et een n in lith I, goed iat ali over DEN HAAG „Boeken aan banden" is het motto van de 44ste Boeken week, die donderdag aanstaande van start gaat. Het is tevens de titel van het programma, dat Koos Postema en Joop van Tijn die dag presenteren In de Raadzaal van het Óude Stadhuis aan de Groenmarkt in Den Haag, waar ook de officiële opening van de Boekenweek zal plaatshebben. Een gebeurtenis die gepaard gaat met de uitreiking van de jaarprijs van de Commissie voor de collectieve Propa ganda van het Nederlandse Boek (CPNB) aan Kwartaaltijdschrift De En gelbewaarder. In het programma over vrijheid en boeken interviewen Van Tijn en Poste ma o.a. drs. R. E. M. van den Brink, voorzitter Raad van Bestuur Elsevier, over de invloed van uitgevers- en boekhandelsconcentraties op de be schikbaarheid van boeken. De auteur Jacq. Firmtin Vogelaar krijgt gelegen heid zijn visie te geven op de stelling dat de beschikbaarheid van boeken die niet beantwoorden aan de eisen van de massaconsumptie steeds meer afhankelijk zal worden van de con cerns die de informatiemedia en publi- citeitskanalen beheersen. Uitgever Rob van Gennep wordt geconfronteerd met de vraag of de voortschrijdende technologie binnen het boekenvak en het steeds bewuster hanteren van het marktmechanisme door de boekhande laren, naast de concentratietendenzen, een verschralingsfactor in de Neder landse boekhandel zijn. De publicist dr. A. L. Constandse wordt de stelling voorgelegd dat het boek in de loop der tijden meer kwaad dan goed heeft gedaan en dat de Staat niet geëigend is op te treden als zedenmeester. Piet Grijs, publicist/computerdeskundige, zal geconfronteerd worden met de stelling, dat het boek zal verdwijnen en zal worden opgevolgd door iets veel mooiers. „Het nele onderwijs zal vervangen worden door het leren je weg te vinden In wat mensen ooit ge dacht hebben en denken". Oud-hoogleraar in de criminologie, prof. mr. W.. Nagel, mag aangeven waar naar zijn mening de grenzen lig gen voor censuur en staatssecretaris J. Kraaijveld-Wouters (crm) mag ant woorden op de vraag of openbare bi bliotheken bij het aanschaffen van boeken selectiecriteria moeten hante ren die openbaar en bespreekbaar zijn. Per Wastberg, de toekomstig voorzitter internationale schrijversorga nisatie PEN wordt gevraagd naar de censuur in de Derde Wereld en de solidariteit van de westerse media. De schrijver Mothobi Mutloatse, voorzitter van PEN Johannesburg, tenslotte krijgt het woord over „boeken als wa pen". De interviews worden afgewisseld door werk van dichters uit de Derde Wereld, voorgedragen door Margare- tha Ferguson, Kees Simhoffer en prof. Gerrit Borgers. Na afloop is ej een zgn. ontmoetingsbijeenkomst met mu ziek van Moniek Toebosch en Michel Waisvisz, het Willem Breuker Collec tief, Leo Cuypers en Flairck. ,'t'Sjr de vijl heeft 'n zul- cennen klank- het al 3/1 Ho er hel HAAG Laat ons wel wezen: de eni- boeken die in Nederland aan banden lig- aan kettingen, om precies te zijn - e""mei ^en 2'c^ te Zutphen. Men moet ze toepas- in de Librije, de volstrekt unieke kbibliolheek van de Sint Walburg. Het eft vierhonderd rijk versierde handschrif- en primitieve drukken van bijbels en ge- Stractaten, in de loop van lang vervlo- tijden door monniken vergaard. En aan ketting liggen ze louter vanwege hun ginëlè ">aarhe|d- Voor de rest is het verschijn- le en ten onzent volstrekt onbekend. Nergens theées, ken aan handen. Nergens een spoor van lerdrukte of beknotte vrijheid, al sugge- het motto van de komende Boeken- een tikkeltie het tegendeel. Voor de - heel8rheid even met Simon Carmiggelt ge- van I wiens signatuur het Boekenweekge- f 10209nk siert. „Nee, hoor", meldt hij moediger van toon dan die waarin veel zijn Kronkels gezet zijn. „Ik zou in Ne- and geen enkel voorbeeld van censuur 'n"~diinen noemen. In Nederland bestaat ge in de n 9een censuur. Flauwekul. Weet u wat etheii aat^ Mensen die een manuscript naar ,uitgever sturen en het terug krijgen. zeggen ze: zie je wel - censuur. Maar ze zouden moeten zeggen, is: mijn i wordt kennelijk niet goed genoeg ge- den. Of: er valt zeker niet genoeg geld is de enige suur die Nederland kent". sti/isti op de t wes- - Lou Ooi soortgelijk antwoord geeft Jan Jacob ipoel. Waarom hem gevraagd? Hij is een de hoofdpersonen geweest bij de laat- poging in Nederland tot wat zweemde "üei^ beknotting van de vrije meningsuiting. JJ.Abspoel trad namelijk op als Officier Justitie in het proces tegen Gerard Cor- s van het Reve. Hij verloor; De Begena- óe Volksschrijver werd eerst van rechts- Kilging ontslagen en vervolgens tot in igste instantie vrijgesproken. Een hoogst tngwekkende strafzaak. Door de afloop juridisch voor eens en altijd vast te in dat de bedoelingen van de auteur en de opvattingen van de lezer beslissend Goede verliezer Abspoel zelf: „Als je geprobeerd hebt om een veroordeling krijgen, en alles is mislukt - dan weet je xtaan dat een serieuze schrijver straf- htelijk niet kan worden vervolgd op md van de meningen en opvattingen die in zijn werk verkondigt. Daar valt dan bij heersende systeem nooit meer aan te van het Reve niet strafbaar zou zijn dat het literatuur is wat hij schrijft, ver 9 Ik niet in te zien. Men kan toch moei- stellen dat hij die literatuur schrijfniet honden is aan de normen van het straf- k„ Nederland telt nu eenmaal zeer veel Willende mensen en ook zeer veel on- traagzame mensen en de wetgever eft een wet gemaakt die ons niet alleen 'plicht rekening te houden met de mm Willende en onverdraagzame mensen, tr ook met de tallozen die niet zo irtillend of onverdraagzaam zijn, maar desalniettemin wel gekrenkt zijn, al Overf®'®" ze zich niet geroepen tot klagen M- Scot- gesprek met Jan Jacob Abspoel. nu eind ofdofficier van Justitie in het arrondisse- jit Alkmaar, over Boeken en Vrijheid is alleen interessant omdat hij indertijd laatste restje puin hielp ruimen op de wordI fpel van een censuurloze maatschappij. doo: 'k uit anderen hoofde mag hij gerechtigd 'en te bespiegelen over het hooggestem- motto van de Boekenweek. Hij is behal- jurist een vaardig pennevoerder, een bel- fet wiens rubriek regelmatig bijdraagt tot peil van het opinieblad De Tijd. De mda! ,0ne 'etteren zijn hem lief; dat bleek zelfs leder- *'in requisitoir tegen Van het Reve. Zel- wafl! 1 zal in een rechtbankgebouw waar de laten- 5n va" Vrouwe Justitia de belangrijkste gj lanen vormen - en dan nog geblinddoekt een proza zijn afgestoken dat zo de oren - eelde. De genadeloze Begenadigde kreeg üf,1 koektrommel vol van eigen deeg. Hier :onl ^rden twee grootmeesters op het ra- r r van virtuoos, ironisch, soms striemend Kidi '9ebruik. Het requisitoir van Abspoel Scolt 'ats,e de aanwezigen terug in de tijd dat dewijk van Deyssel de gesel van de pole- en hanteerde. Het was, naast juristerij. Iggjlu'literatuur Mr. Jan Jacob Abspoel: „Als je alles ge probeerd hebt om een veroordeling te krij gen, en alles is mislukt dan weet je voortaan dat een serieuze schrijver stra frechtelijk niet kan worden vervolgd op grond van de meningen en opvattingen die hij' in zijn werk verkondigd. Daar valt dan bij ons heersende systeem nooit meer aan te tornen". goed zou opvatten als u haar een prostk tuée zou noemen, en het valt te bezien of u haar toom zou kunnen stillen door haar uit te leggen dat bij de Ouden prostituóes tempeldienaressen waren en als zodanig In hoog aanzien stonden ABSPOEL IN ZIJN REQUISITOIR nog eens een vergelijking te gebrul- l; sis u tegen een dame zegt dat ze lieftallige dienares In de tempel van JJ" fs, zal ze eerder gevleid dan bele- zljn, maar ik denk niet dat ze het erg Boeken aan banden. Daarom ging het zelfs bij het proces van 1966 niet - althans niet voor zover het mr Abspoel betrof. „Ik vond dat ik qua afkomst en opvattingen als Offi cier van Justitie in de zaak Van het Reve aan de verkeerde kant stond. Ik was liever zijn verdediger geweest. Of ik me veront waardigd voelde over de gewraakte passa ges uit „Brief aan mijn bank" en „Nader tot U"? Welnee. Ik kan niet zeggen dat ik een groot bewonderaar van de man ben. Zijn werk ligt me niet zo. Ik vind zijn verhalen eentonig en vervelend, behalve als hij iro nisch of sarcastisch wordt. Maar in een strafvervolging zag ik geen brood. Ik vond het onjuist een serieuze schrijver - hoe ver velend zijn uitlatingen voor anderen ook zijn - te vervolgen. Bovendien achtte ik een ver oordeling op juridische gronden vrijwel uit gesloten. Het hele artikel 147, lid 1 en 2, van het Wetboek van Strafrecht is een on ding. Het hoort in ons systeem niet thuis. Het is er ook pas in 1934 ingekomen. Een gelegenheidswetje. Crisis en Colijn. De poli tieke hartstochten waren hoog opgelaaid en ook godsdienstige motieven speelden een veel grotere rol dan anders. Het ging hard tegen hard tussen de confessionelen die de meerderheid hadden, en de athëisten, met name van De Dageraad. Onder invloed van die felheid is toen de wet Donner tot stand gekomen". Waarom dan, na 32 jaar na dato. op grond van een vergrijsd gelegenheidswetje, de Be genadigde Volksschrijver vervolgd? Abspoel: „Het initiatief ging bepaald niet van het 0- penbaar Ministerie uit. Geen boeken aan banden, wat ons betrof. Maar ir. Van Dis van de Staatskundig Gereformeerde Partij had vragen gesteld in de kamer en b'i de minister aangedrongen op maatregelen' te gen Van het Reve. Daarvoor was in de Eer ste Kamer al geprotesteerd tegen subsidie voor een schrijver die er geen been in zag bepaalde bevolkingsgroepen te kwetsen. De minister speelde de vragen door naar het Openbaar Ministerie en kreeg ten antwoord dat Van het Reve inderdaad wel eens een strafbaar feit zou kunnen hebben gepleegd. De minister besliste toen: dan ware het aan de rechter voor te leggen, hetgeen zo'n beetje neerkomt op de opdracht om tot ver volging over te gaan. Ik heb achteraf het gevoel dat het Openbaar Ministerie erin is getuind. Maar ja, inmiddels hadden we die geweldige deining in de pers gekregen. De vrijheid van meningsuiting was in het ge ding. Daarom vond mr. Hartsuiker, hoofd van het Amsterdamse Arrondissementspar ket: nu moeten we meteen ook goed duide lijk maken waarom er vervolgd wordt. En dat sprak me wel aan. Het leuke is dat de zaak in hoogste instantie bleek te kelderen op wat ik vanaf het begin had aangewezen, namelijk het verschil tussen opzet en oog merk. Nu ligt dat heel moeilijk. Laat ik het zo zeggen. Van het Reve had zijn uitlatin gen niet gedaan om anderen echt in hun gevoelens te kwetsen. Hij had kunnen weten dat hij het deed, maar zijn bedoeling was het niet. Het oogmerk ontbrak. Ach, ik had in mijn requisitoir net zo goed vrijspraak kunnen vragen. Maar ik vond een veroorde ling interessanter omdat er dan eindelijk tot op het hoogste niveau duidelijkheid zou kunnen worden geschapen over dat onding in de strafwet". Het is duidelijk dat de argumentatie van alle deskundigen die de verdediging aan voert, verkeerd gericht is, want zij gaan al len uit van wat Van het Reve voelt en denkt en waarvan hij getuigt, maar men moet uitgaan van de indruk op degenen, die deze uitingen lezen. En wel van de in druk die dit maakt in zijn uiterlijke ver schijningsvorm - niet van de indruk die het maakt nadat diverse hoogleraren In de theologie, letterkundigen en psychiaters er hun interpretatie van hebben gegeven. Die deskundigen heeft de lezer nu eenmaal niet bij de hand". ABSPOEL IN ZIJN REQUISITOIR Dat was 1966 - voor letterkundig Nederland in zoverre een historisch jaar dat als een paal boven water kwam vast te staan: geen strafvervolging op grond van meningen en opvattingen die schrijvers verkondigen in hun werk. Terloops onthult mr. Abspoel nog een andere overweging die de vrijheid van meningsuiting voorgoed heeft helpen veran keren: de consequenties van een veroorde ling. Mocht Van het Reve of wie dan ook namelijk strafbaar zijn gesteld wegens over treding van artikel 147, lid 1, dan steekt au tomatisch de adder van artikel 147, lid 2 zijn kop boven het gras - de strafbaarheid van het verspreiden, ten toon stellen of in voorraad hebben der gewraakte geschriften. Abspoel gruwt bij de gedachte. „Wanneer Van het Reve veroordeeld was, zouden we ons theoretisch gedwongen hebben kunnen zien om iedere boekhandel te vervolgen die „Nader tot U" verkocht. We zouden alle exemplaren in beslag hebben moeten ne men. De heisa in de Kamer en in de pers. Zoiets is binnen de Nederlandse verhoudin gen eenvoudig ondenkbaar. Of niet? Vast staat, dat momenteel een pro ces wegens majesteitsschennis dreigt tegen, de auteur Jan Eter, alias Hugo Brandt Cor- stius, op grond van uitlatingen die hij in Vrij Nederland heeft gedaan. Nu wordt mr. Abspoel voorzichtig als een kat rond hete brei. Wikkend en wegend waagt hij de vol gende mening: „Ik acht de jurisprudentie die je kunt ontlenen aan de zaak Van het Reve, niet geldig voor dit soort gevallen. Majesteitsschennis is namelijk belediging Waar precies het verschil ligt, is moeilijk uit te drukken. Kijk: of je een mening verkon digt over instellingen en zaken dan wel je rechtstreeks en in beledigende zin uitlaat over personen - dat is een heel verschil. Het Huis van Oranje als instituut mag je rustig aanvallen, ook al vinden de leden er van het misschien vervelend. Maar de ko ningin beledigen mag je niet. Je mag nie mand beledigen, je buurman niet en een lid van het koninklijk huis niet. Zo simpel ligt dat. Je kunt er hoogstens over twisten of een apart wetsartikel betreffende majesteits schennis met een veel hogere strafmaat nou zo nodig is. Op belediging van de koningin staat maximaal 5 jaar, op gewone beledi ging 3 maanden Daar valt over te twisten". „Daarom moet de straf voor Van het Reve niet gericht zijn op het verhinderen van dergelijke uitlatingen in de toekomst, maar veeleer slechts dienen om onze afkeuring tot uitdrukking te brengen zonder daaraan verdere consequenties te verbinden. Die afkeuring moet dan ook voor hen die ge krenkt zijn, een genoegzame voldoening opleveren in die zin dat daarmee de recht De enige plaats in Nederland waar boeken aan banden liggen: de kerkbibliotheek van de Sint Walburg in Zutphen. vaardiging van hun bezwaren erkend wordt. Maar laat dit proces niet het eerste vormen van een lange reeks, maar het laatste, opdat wij niet worden tot een land dat zijn schrijvers in de gevangenis en zijn literatuur op de brandstapel brengt". ABSPOEL IN ZIJN REQUISITOIR „Die majesteitsschennis waar we nu over praten", zegt mr. Abspoel, „ligt eigenlijk 1 meer in de sfeer van het „Johnson moorde- naar" uit de zestiger jaren. Dat speelde toen ook, tegelijk met de zaak Van het Reve. Inmiddels is het artikel betreffende belediging van een bevriend staatshoofd drastisch ingeperkt. Je mag hem nu alleen nog maar niet beledigen wanneer hij in ons land is voor de uitoefening van zijn ambt. Maar op die wetswijziging hebben we wel tot maart 1978 moeten wachten - meer dan tien jaar. Kunt u nagaan hoe lang het duurt voordat veranderingen van de publieke opi nie hun weerslag vinden in het strafrecht. Nou vindt ik dat niet zo'n slechte zaak. hoor. Om een nieuwe strafbepaling in te voeren, moet je er zeker van zijn dat hij aanvaardbaar is voor een grote meerderheid van de bevolking. Omgekeerd moet je met afschaffen ook wachten totdat je er zeker van bent dat een strafbepaling voor een grote meerderheid niet langer acceptabel is. En daarin kun je je lelijk vergissen. Er leeft nu een neiging om de zedelijkheidswetge ving te veranderen. Ik vraag me af hoe dat aanslaat - hoe de doorsnee burger erover denkt. De ervaring leert dat de officieren verdraagzamer zijn dan de politie, maar ook dat de politie nog veel verdraagzamer is dan de doorsnee burger". Het zal allemaal te lezen staan in zijn boek dat dit najaar uitkomt, belooft mr Abspoel ter afsluiting. Dat is dan passend nieuws aan het begin van een Boekenweek die onze dierbare, kostbare vrijheid als thema heeft. Moge Gerard van het Reve de afne mer zijn van het eerste exemplaar. Abspoel heeft hem en in hem de Nederlandse letter kunde een gouden dienst bewezen. PIET SNOEREN

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidse Courant | 1979 | | pagina 25