„Oogst" van de schooltuin: milieubesef! Kinderen zijn met vakantie in eigen land het best af H. Wals: „Met tuinieren kan je al bij kleuters beginnen...." natuur. Dieren en planten „belèven" ze met al hun zintuigen. Ze pakken 't beet. zien de kleuren scherp, ruiken duidelijk. Bijvoorbeeld een worm in de grond, of een pissebed, die willen ze voelen, aanraken; daar reageren ze enthousiast op. Tenminste: De dóórsnee- kleuter. Want er zijn natuurlijk ook altijd kinderen die bang zijn voor het onbekende. Dat berust dan voor een deel vaak op de opvoeding, want als mama thuis zich de zenuwen schrikt van een zeer ongevaarlijke spin, krijgt het kind daar wat van mee". Bij het ..kleutertuinieren" is wel gebleken dat het nodig is de kleintjes al in de klas op het werken buiten voor te bereiden. „Het bleek dat een aantal kinderen niet in de gaten had dat de groene plantjes die na het zaaien boven de grond uitkwamen het gevolg van die zaadjes waren. Ze hadden iets horen verluiden over onkruid dat moest worden uitgerukt. En dus haalden ze alles wat boven de grond I kwam eruit". Verder over de kleutertuiniers: „Iets anders dat we geleerd hebben, is dat kleuters snel resultaat willen zien. Radijs en sterrekers, dat zijn planten die snel groeien en die je dus snel kunt oogsten. En die zijn voor dit soort onderwijs dus uitstekend geschikt. Een aardappel is alweer een grensgeval. Er zijn kleuters die bij wijze van spreken elke dag in hun tuintje in de grond zitten te wroeten om te zien hoeveel knolletjes er al aan hun J aardappelplant zijn gekomen. Het feit dat er op een gegeven moment een heleboel aardappels uit die ene aardappel komen die ze in de grond hebben gestopt, is voor hen eigenlijk al een soort wonder. Als je dan die verbaasde gezichtjes ziet...". Maar belangrijker dan wat er aan sla, aardappelen en radijs als „oogst" van het tuintje komt. is voor de Dienst School- en Kindertuinen in Den Haag het „natuuronderwijs" (en het al genoemde milieubesef). Een dikke zestig jaar terug, in 1916, deed een ondernemende Haagse onderwijzer, de heer E. Herwijer, een voorstel aan de gemeenteraad om een school- en kindertuin op te richten. Hij bleek een vooruitziende blik te hebben. Niet alleen door fi het voorstel op zich. dat het begin zou 8 worden van de eerste, zich breed ontwikkelende schooltuindienst in Nederland. maar ook door de visie die hij had aangaande l het gebruik van zo'n tuin. Hij meende dat een dergelijke tuin zou o moeten worden ingericht naar de mate van belangrijkheid die de planten hadden voor het 1 onderwijs. Hij dacht niet in vakken bij de inrichting van de tuin. maar in „levensgemeenschappen". Aardrijkskunde, biologie en plantkunde moesten volgens Herwijer in een samenhangend geheel aanschouwelijk worden gemaakt, juist zoals in het „echt". LEO VAN DER MEEL in te brengen heeft", aldus mevrouw Schoort. „Het is verstandig afspraken te maken. Je moet gewoon proberen iedereen aan z'n trekken te laten komen. Watje bij de andere groepen niet hoeft te proberen, lukt hier vaak j wel, bijvoorbeeld eens een museum bezoeken. een wat cultureel gerichte vakantie dus". De fout, welke vele ouders bij het kiezen van een vakantie maken is dat ze er geen rekening mee houden, dat hun kroost tijdens de vakantie speelkameraadjes nodig heeft. Een vakantie in het buitenland is voor de eerste drie groepen om de indeling van mevrouw Schoorl maar even aan te houden verre van ideaal. Vaak ontbreken op de campings I vriendjes, die dezelfde taal spreken. Daarom is ook het trekken met boot of auto uit den boze. „Kinderen", zegt mevrouw Schoorl, „moeten de kans krijgen ergens vertrouwd te raken met de omgeving. Dat lukt hun niet als je met ze gaat trekken'. Als er dan zo nodig met de auto een eind gereden moet worden, doe het dan "s nachts. Dan kunnen de kinderen slapen. Mijn ervaring is dat, als je ze er aan went, ze 's-nachts prima in een rijdende auto kunnen slapen. Als je overdag moet rijden, vind ik dat je beslist om het anderhalf uur moet stoppen, anders wordt het een ellende. Verder zijn er voor onderweg de gebruikelijke spelletjes, zoals „Ik zie, ik zie. wat jij niet ziet". En wat ook nog wel eens wil helpen zijn cassettebandjes met een verhaaltje. Daarmee vul je al gauw anderhalf uur". Mevrouw Schoorl geeft als haar eigen mening, dat men met kleine kinderen veel beter in het eigen land kan blijven. „Je weet natuurlijk, dat het weer slecht kan zijn. maar meestal vermaken de kinderen zich hier het best. Zij vinden het fijn om steeds naar dezelfde plaats te gaan. Zij hebben behoefte aan zekerheid en herkennen. En de regen hier mag dan voor de ouders wel eens lastig zijn. maar het gebeurt toch maar zelden dat het een hele dag giet. Bovendien is hitte voor kinderen veel erger". Kinderen vanaf een jaar of zestien zouden best alleen op vakantie kunnen gaan, vindt mevrouw Schoorl. „Er kunnen als de kinderen toch mee gaan met de ouders, conflicten ontstaan. Aan de andere kant zijn er natuurlijk allerlei dingen waar de ouders zich zorgen over kunnen maken, wanneer de kinderen beslissen om alleen te gaan reizen. Maar", aldus mevrouw Schoorl, „gewoon nuchter blijven is het belangrijkste en het verstandigste dat je kunt doen". PAULINE BROEKEMA In het midden van de Jaren vijftig, Intern levend op een kweekschool die inmiddels Is omgedoopt tot „Pedagogische Academie" en waarom eigenlijk? was de enige vrije middag die daar beschikbaar was, ae woensdagmiddag, bestemd voor het werken In de schooltuin. Iedere leerling, pardon: student, had daar een half bed ter beschikking gekregen, waarop hij moest trachten zo goed en zo kwaad als het ging enkele gewassen tot wasdom te brengen. Vaak waren dat alleen maar de zaadjes die Je bij het „tulnhoofd" (ook een kwekeling) kon kopen. En wat er dan tenslotte van opkwam, was nu niet iets om over naar huls te schrijven, laat staan om In de (schaarse) vakanties mee naar huis te némen: Schrale astertlos, Iele duizendschoon, nietige viooltjes en dan nog wat borderblommetjes onderwijzer directeur H. Wals. Hij zegt erover: „We worden vaak beschouwd als een grote slokop, we werken met tachtig man personeel en een budget van enkele miljoenen. Ik moet toegeven dat het resultaat van de uitgave van dit geld moeilijk meetbaar is. Je weet gewoon niet wat het werken op de tuinen bij de honderdduizend leerlingen die we elk jaar hebben uitwerkt. En dan komen er ook nog eens twintigduizend volwassenen op bezoek". Het onderwijzer geweest zijn van directeur Wals blijft zich niet verloochenen. Hij denkt bij zijn bezigheid in en over de tuinen voornamelijk in termen van verandering van mentaliteit.De tuinen moeten niet alleen plezier opleveren. Het is natuurlijk prettig als je iets ziet groeien en bloeien, maar het is voornamelijk de bedoeling dat de kinderen er iets van opsteken, dat ze er iets van leren. Dat er slechts zoveel, of liever zo weinig bloemetjes het waagden de kopjes omhoog te steken, lag waarschijnlijk niet aan het toegeleverde zaad, maar eerder aan de verplichting „tuinierend" bezig te zijn. De voorlichting over planten, zaden, bemesten, was dan ook ronduit bedroevend. Dat had ook weer zijn oorzaak, want waar je in die tijdzo'n vijfentwintig jaar terug ook woonde, je kwam de „natuur" overal tegen. Ging je maar éven de stad uit, dan zag je boomgaarden. En boeren en buitenwerkers waren hand in hand bezig met de gewassen des velds. Maar waar toen nog weilanden en boomgaarden waren, waar toen het ooft jattensgereed aan de bomen geurde, staan nu flats, eengezinswoningen en andere bouwsels. Of er liggen wegen. De boomgaard van onze jeugd, die zoals geen andere plaats rook naar rijpende appels, peren, pruimen, kruisbessen, aalbessen en frambozen is we hebben het met eigen ogen gezien platgewalst door het asfalt. Kersenplukken is er niet meer bij. Het kontakt met de natuur is in de loop der jaren verloren gegaan. Want waar vroeger de geboorte van een kalf nog in de wei plaatsvond, met een groot aantal buurjongens eromheen, gebeurt dat nu in een stal met hulp van de veearts. Het maaien van het graan, het opbinden van de schoven, het aren lezen, heeft nu plaats gemaakt voor de aanwezigheid van een groot grommend apparaat dat oogst, dorst en aan de achterkant de kant en klare strobalen uitspuwt. Maar het moeten werken in de schooltuin (op de kweek) heeft nu plaatsgemaakt voor het mógen werken in de grond En het gaat niet alleen meer om de duizendschonen en de astertjes, maar er worden heuse gewassen zoals kolen, aardappelen en tomaten „verbouwd In Den Haag bestaat de dienst „School en Kindertuinen", met aan het hoofd ex- Het werken in de tuintjes wordt op de scholen begeleid door lessen over de natuur, over alles wat groeit en bloeit en ons altijd weer boeit". Directeur Wals is er vast van overtuigd dat kennis van de natuur een voorwaarde is voor respect en begrip voor milieuzaken. „En wat staat er in onze vertechnologiseerde maatschappij méér centraal dan het milieu? Waar hebben we allemaal mee te maken? Wie wil er geen schone lucht inademen, geen schoon water drinken? ledereen toch?" Het werken in de schooltuinen en de voorlichting daarover begint al vroeg: In de kleutertijd. In Den Haag bestaat een project „tuinieren voor kleuters". De heer Wals: „Wil je serieus met milieuopvoeding beginnen, dan kan dat niet vroeg genoeg gebeuren. Want juist kleuters zijn zeer ontvankelijk voor de 'sped ,Ga nooit met een isreis mee, zo lang u nog inderen hebt. Het is het illerergste, dat u uw kinderen kunt iandoen. Ze kunnen zich in zo'n rmoeijjing nauwelijks wenden of keren". eze hartekreet uit mevrouw nderej;Choorl van de afdeling pedagogiek kunian de Amsterdamse Universiteit in woonren gesprek over het op vakantie strenglaan met kinderen. Zij voegt er n is dielijk aan toe, dat de manier, afwiji^aarop sommige ouders hun koters p een vakantie vergasten, mbegrijpelijk en onverstandig is. Is voorbeeld noemt zij onder er: twee weken varen met een ilboot of een autotrektocht door niet {iet buitenland met een zoon en en dochter in de kleuterleeftijd. p vakantie met baby's, peuters en kleuters n de ene kant vermoeiend zijn, maar ian de andere kant zeer vertederend. Met Jubers wordt het niet zelden een veel van het Jithoudingsvermogen vergende onderneming 'e maar ai te vaak uitmondt in kibbelarijtjes in zelfs forse ruzies. jEigenlijk", vindt mevrouw Schoorl, „zouden udersLe sc^olen moeten beginnen met hun te peilingen vakantiedagen te geven, welke meei 'ver het hele jaar zijn verspreid. Drie weken de zomer is meer dan genoeg. En of ze er m werkelijk uit moeten? Ik geloof, dat het {iet zo nodig is, als hun omgeving optimaal Dat betekent, dat ze moeten kunnen :hreeuwen, rennen, bewegen, kortom alles iten hebben wat een kind nodig heeft, ituurlijk zijn de kinderen van het platteland dat betreft bevoordeeld boven de inderen uit de stad". wat meer greep te krijgen op de ikantiematerie heeft mevrouw Schoorl de ideren in vier leeftijdsgroepen ingedeeld. In èèn ziet zij de allerkleinsten, die nog staat zijn om te lopen. In de tweede iroep behoren volgens haarde peuters. In de irde de lagere scholieren en in de vierde de Jeners, de kinderen dus in de puberleeftijd. i0 eerste 9roeP geeft eigenlijk helemaal leen problemen", aldus mevrouw Schoorl. ,Een baby kun je vaak erg goed ergens laten "•geren. Tot zo'n halfjaar, nooit daarboven, 'ant dan beginnen de problemen. Het kind 'eet dan bewust wie zijn ouders zijn en het kan voorkomen, dat zo'n kind de ouders gaat missen en wegkwijnt". „De kinderen uit groep twee kunnen nog veel plezier hebben in een kleine ruimte, in een zomerhuisje of een caravan, waar ze tevens de gelegenheid hebben naar hartelust buiten te spelen. In de regel wordt dat echt een Een veertiendaagse zeiltocht mag dan voor de ouders erg aanlokkelijk zijn, voor de kinderen Is het in negen van de tien gevallen juist iets te veel van het „goede" vakantie voor de peuters. Als de ouders zelf aan een vakantie toe zijn, zullen zij toch rekening moeten houden met wat ongemakjes. Het heeft natuurlijk z'n bekoring met peuters op stap te gaan, maar men zal altijd op ze moeten blijven letten. Ze stappen altijd verder weg dan ma of pa gezegd had". „In groep drie zitten de kinderen, die niet meer passen in een dergelijke kleine omgeving. Zij hebben meer bewegingsvrijheid nodig. Een vakantie op het platteland of bij zee is voor hen het meest ideale. En dan moeten er ook nog andere kinderen, speelkameraadjes zijn, die hun eigen taal spreken". De jongeren, die de laatste groep bevolken, staan volgens mevrouw Schoorl dikwijls voor de keus met of zonder ouders de vakantietijd door te brengen. „Als het een vakantie wordt met de ouders, moet het ouderpaar er wel rekening mee houden, dat het kroost ook iets

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidse Courant | 1979 | | pagina 23