In hoeverre kan de sport een kind misvormen? {Wie Dr. Willem de Heer: „Wordt het kind geschaad, dan moet Je „nee" zeggen tegen de manier waarop er in de sport mee wordt omgesprongen". Enorme behoefte aan geschoolde leiders Het aantal specifiek op de jeugdsport gerichte cursussen en het aantal geslaagden bij deze cursussen is gering. Globaal gerekend is er behoefte aan 65.000 specifiek geschoolden voor de jeugdsport. Bij een verloop van 25% per jaar zouden alleen al ongeveer 16.000 personen per jaar moeten worden opgeleid om dit verloop te compenseren. Voorts moet nog een tekort van globaal 60.000 leiders worden weggewerkt. Als we de huidige situatie vergelijken met die van enkele jaren terug, vallen er enkele positieve tendensen te bespeuren, die echter te zwak zijn om de perspectieven voor de jeugdsport gunstig te kunnen noemen. Willen we de jeugdigen voldoende kansen op ontplooiing geven, dan zullen we al bij de pupillen met een aangepaste training moeten beginnen. Een vereniging heeft vooral op lange termijn voordeel van een leiding met een pedagogische instelling. Het is wenselijk de leeftijdsgrenzen bij de meisjes één twee jaar lager te stellen dan bij de jongens. ©VGPI ard vaK reld- ^pic zelf zijfl 0 tl U jt Labe box iet I kunne n bf'lAG - Psychologen andenLjs meer geneigd door ctjke storingen en Pingen bij f; )enen te verklaren i Vevaringen tijdens de lemaaipie gr0eifase van Jeel jens wordt essentieel J® voor verdere iliteitJüng, voor wat hij of werel<Wdt. Nu wordt d* zeel gswereid van een kjnd angstwekkende jpaald door zijn ^gDoorouders, spel ei^s 5^,001 en Sport elijkvande "er jrstructuur is een kind IS van téén vatbaarder ^an Ir het ander. Sport 'at lor de jaren heen a,®r »rme invloed te /order^gehad Sport ,geen sleur. Sport is ^'"T>ipingsmogelijkheid. De oordelijkheid van die in de sport met ie In te maken hebben, etten.terg groot. Omdat weer in zo gemakkelijk zijn r je voWoeden, kan het ook ga je |oos fout gaan. Of L Westduitse atleet rgen Orthmann het Irukte: „De manier iouders en trainers al op de lagere en naar sportprestaties jis onverantwoord. Op hun 25e zijn gdige|die de marteling van.onze lekkinjondergaan, aan het eind van hun roe" jjke en fysieke latijn". 1 Z,J" 'fin spreekt over minderheden. Niet wa* hd wordt topsporter, maar ook op raak| het verzeild in een prestatie wordt geëist en of ni^ntjg gemeengoed is. In zoverre is Iwereld een kopie van de „normale" t0H fvin9. waar handhaving door a"d- ijke hardheid een misplaatst cliché is ukkerjen. tiHet risico van de sport is, dat |atie overgeaccentueerd wordt", zegt be* im de Heer, een van de weinige i Z|fi lten 0fï het 9ebied van jeugdsport. Ie kler||0veerde op dit onderwerp in die mogelijkheid in wajnd (nDg) njet bestaat, en is nu medewerker van de NSF bndse Sport Federatie). iiet afwijzend tegenover prestatie, H'fls n'et alt''cl ongelimiteerd. In het stelliitn de opvoeding vind ik prestatie ,etsfijk en in de sport is dat facet erg ianwezig. Je wordt geconfronteerd 'k Ben, falen en op je donder krijgen. :ts ni^een positieve rol in de opvoeding 1'"Wet ontwikkelt je als persoon. Het t ^ders als de Prestatie in relatie tot st%aken njet geZond meer is. Dat is ^nff''iikheid, zeker in de Nederlandse n Je moet je dan ook altijd de Qf je verantwoord bezig bent, an< it valt niet vast te leggen in lkan«ie regels". en en normen mogen niet uit het rden verloren. Daarom moet er y.ffwcrden aan de kwaliteit van de ,K °fen begeleiding. Tenslotte is bijna de f alle mensen oie aan sport doen Jan achttien jaar. Dat betekent yajc |UUt je eW n jrge hfcta antalrH ongeveer twee miljoen jeugdige sporters. Dat is een immens probleem, ook al is er maar een heel kleine groep met topsport bezig. De school moet volgens mij een sleutelpositie innemen. Daar begint meestal de eerste kennismaking met sport. Maar helaas is de situatie op de lagere school niet ideaal. Er zijn te weinig gymnastieklokalen en te weinig vakleerkrachten". Prestatiegericht „De laatste tien jaar is de groep allerjongsten die aan sport doet, aanmerkelijk uitgebreid. Het algemeen besef is dat sport voor de jeugd niet alleen leuk, maar ook goed is. De factor gezondheid dus. Er zijn verschillende oorzaken, die de verschuiving in leeftijd tot stand hebben gebracht. Het is niet alleen de concurrentie. Het komt ook door de grotere bekendheid van sport, het is vanzelfsprekender geworden dat een kind aan sport doet. Ik vind die verlaging van de leeftijdsgrens niet ongezond. Dat wordt het wel als er puur prestatiegericht wordt gewerkt en kinderen verschrikkelijk intensief bezig zijn met hun sport. Ook al moet je goed in de gaten houden dat er bij topsporters veel plezier valt te bemerken en bij recreatiesporters ook prestatiedrang. Het is een voortdurend afwegen van die twee componenten: plezieren prestatie". „De ouders spelen een zeer belangrijke rol in de begeleiding. Sport is niet los te maken van het totale leven. Ouders bepalen zo veel door hun eigen voorbeeld. Evenals een trainer, bestuurslid en coach, zijn ook de ouders verantwoordelijk. Helaas zijn ze ten opzichte van hun eigen kinderen nogal eens eerzuchtig. Als vereniging zit je daar niet altijd even gemakkelijk tussenin". „De club moet de ouders er wel bij betrekken; ze moeten weten wat er gebeurt. Maar je moet soms wel afremmen. Ik zou al die ouders willen opleiden, maar het gaat dan al snel om 150.000 mensen, dat kan niet. Beroepskrachten is al een toestand. Veel mensen uit die sector, CIOS bijvoorbeeld, komen niet eens in de sport terecht. Er is ook niet genoeg geld voor een constant kader. Het is wenselijk te komen tot deskundigen in de verenigingen. Centraal daarbij staat de menswaardigheid in de sport. Een sportieve opvoeding, die concreet vertaald inderdaad betekent, datje niemand onderuit schopt, niet vloekt tegen de scheidsrechter, maar ook dat je met name in sporten als turnen, zwemmen en kunstrijden, je jezelf de vraag stelt of dat urenlange bezig zijn nog wel in te passen is in de normale ontwikkeling. Dat je het kind geen geweld aandoet. Het risico van eenzijdigheid vermijden, zoals in Nederland het meest extreme voorbeeld in de turnerij ligt". Zenuwtik Het heeft er alle schijn van, dat straks de nieuwe wereldkampioene turnen uit de box komt. Het is nog maar een kleine stap naar pre-natale zwemkampioenschappen. Nu lopen al zwemstertjes van acht jaar met een zenuwtik rond. Bij het pupillenvoetbal slaat de spelverruwing net zo toe als in de betaalde sector. De invloeden van bovenaf zijn groot, want juist kinderen identificeren zich graag met de „groten". Sport vraagt om topsport, het aantal kinderen dat niet toegeeft aan het verlangen het hoogste te bereiken (vaak ten koste van alles), is gering. „Tegen topsport, ook voor kinderen, zeg ik ja. Er liggen kansen tot ontwikkeling", zegt Willem de Heer. „Als je talent hebt, moet je dat ook kunnen benutten. En in het algemeen.acht ik de kans dat kinderen veel plezier beleven aan hun sport groter dan dat het mis gaat door de sport. Dat laatste behoort, in Nederland, tot de uitzonderingen, hoewel er te weinig gegevens zijn om daar een harde uitspraak over te doen. Er haken bijvoorbeeld nogal wat kinderen af in de subtop. Vaak is er meer sprake van psychische misvorming, als je dat grote woord wilt gebruiken, dan van lichamelijke". „Het risico bij jongeren ligt bij de botten, banden en pezen. Met krachttraining voor kinderen moet je uiterst zorgvuldig omspringen. Verder is er door het geringe aantal onderzoekingen bij representatieve groepen weinig met zekerheid te zeggen over de invloed van jarenlange, intensieve training van kinderen. Maar de angst voor overbelasting van hart en circulatie lijkt ongegrond. Hoe dan ook, het kind moet centraal staan. Wordt het kind geschaad, dan moet je nee zeggen tegen de manier waarop er in de sport mee wordt omgesprongen." Het jaar van het kind lijkt aan de sport voorbij te gaan. Het zal jaren kosten om de technische begeleiding te verbeteren en misschien wel een ijstijd om in te zien, dat brood echt belangrijker is dan spelen. Maar eens en ergens moet er toch een begin gemaakt worden om te vermijden dat een kind straks als volwassene het hele proces nog eens moet herbeleven om dan tot de conclusie te komen dat de sport hem niet heeft gevormd, maar misvormd. DICK HOFLAND

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidse Courant | 1979 | | pagina 21