fiOSBaÜS
„Bij
woningbouw
moet geld
geen rol
spelen"
„Rechtop
goed wonen
behoort in
grondwet
te staan"
I HAAG Daar waar Loula Couperus zijn
iVere In weer en wind over het Haagse
imderveld liet zwoegen, staat nu het
lomplex Couperusduin. In Den Haag noemen ze
heel chauvinistisch „de mooiste flats van
Irland", en waarschijnlijk zit men or niet eens
ir naast Want Inderdaad vormt het geheel
uiterst fraai staaltje van speelse architectuur,
bijzonder gunstig afsteekt tegen het op een
inworp afstand liggende grauwe rosldentiële
Ihuls. Nog schrijnender Is echter de enorme
Idle ligt tussen het Couperusduin uit de
mtlger jaren en de ontelbare, weerzinwekkend
{opgetrokken betonnen palen en galerijflats
Inde jaren vijftig en zestig In onze
irlandse nieuwbouwwijken zijn neergezet
perusduin, waarvan de fundamenten in 1973
len gelegd, ontving van het rijk het predikaat
erimentele woningbouw" en kreeg daardoor
extra schep uit de subsidiepotten. De ontwerper
het project is de nu bijna 60-jarige architect
rd Schamhart, inspirator van het Haagse
itectenbureau PRO, een afkorting waarachter
oorden Plan en Ruimtelijke Ordening schuil
ntasie, ho maar
unhart houdt zich nog maar sinds een jaar of
bezig met woningbouw. Voor die tijd had hij
Ier zijn sporen al verdiend met het ontwerpen
scholen, kantoren, theatertjes, de Scheveningse
u>lag en de uitbreiding van het Haagse
lentemuseum.
seen vlotte prater, die geen blad voor de mond
nt Als we hem een bezoek brengen, is zojuist
kamerdebat over de begroting van
{huisvesting en Ruimtelijke Ordening achter de
niet te geloven, als je hoort hóe die politici
over woningbouw kletsen. Ze missen gewoon
wezenlijke visie. Er moet meer gebouwd
Haagse
architect
Sjoerd Schamhart
schept
luisterrijk
woongenot
ITT „Rond 1970 verscheen er een boek|e,
Md „25 Jaar Centraal Planbureau". Professor
Tinbergen, de eerste directeur van het CPB,
d daarin gevraagd naar de grootste fout, dis
bureau ooit had gemaakt Zijn antwoord: het
krschatten van de woningnood en dat nog wel
belmatig".
idit voorbeeld wil prof. Hugo Priemus, de enige
)gleraar Volkshuisvesting in ons land, duidelijk
ken, dat het gekrakeel rond de huidige
indslieden van VRO, Volkshuisvesting en
Rtelijke Ordening, in wezen niets bijzonders is.
zijn kamer in het gebouw voor Bouwkunde van
TH in Delft pakt Priemus pen en papier en
t bedachtzame bewegingen hoe vrijwel
na-oorlogse kabinetten zich gruwelijk verkeken
toen op de behoefte aan woningen,
de blocnote verschijnt een zaagtandachtige
uur, waarvan de punten aangeven, dat de
lelijkheid altijd veel grimmiger was dan een
««ter of staatssecretaris had begroot. Het begon
li'ect na de oorlog, toen dr. ir. J. A. Ringers,
»indsman van wat toen „Wederopbouw" heette,
ekende dat er plusminus 250.000 woningen
wuwd moesten worden. Nog geen twee jaar later
ekhet tekort al opgelopen te zijn tot 300.000.
"zo is het daarna nog zo'n keer of vijftien
zou denken dat men van al die
gissingen iets zou leren, maar niets bleek minder
f", aldus Priemus.
"belangrijke oorzaak van het falen in het
"eden was dat de enquêteurs uan het rijk met de
keerde vraag op pad werden gestuurd. Zij
«sten informeren of iemand ten gevolge van de
"ingnood ergens in-woonde. Antwoordde hij dan:
•e. ik woon in omdat een eigen (huur)huis voor
'eduur is", dan werd hij niet in de statistiek
meld. Priemus: „Een kolossale fout uiteraard,
"|zo iemand was wel degelijk slachtoffer van het
eid. Voor zijn beurs werd er kennelijk niet
»uwd".
'soortgelijke fout zou door de huidige
indslieden zijn gemaakt. Priemus wijst erop dat
woningnood van vandaag voor het grootste deel
rbt veroorzaakt door de enorm gestegen vraag
krde jongeren. „In vijf jaar tijd hebben zij het
"al woningzoekenden in de grote steden doen
bubbelen". De Delftse hoogleraar rekent het
"ster Beelaerts van Blokland en staatssecretaris
aan, dat zij zich compleet hebben laten
'assen door deze ontwikkeling. „Als je
"gangers voortdurend hebben geroepen, dat
areen boven de 18 recht heeft op een eigen
n,n0. moet je niet gek opkijken, als die groep
"«s massaal komt opzetten".
wgebeurtenis vormt volgens Priemus ook het
"is. dat er nog steeds iets goed fout zit met de
gnostiek van het Centraal Planbureau. Deze
•hngsinstantie baseert zich bij het voorspellen
'be woningbehoefte op een beschrijving van de
«omstige samenstelling en omvang van de
'Olking. Vervolgens worden van alle personen
loudens gemaakt met een bepaalde hoeveelheid
Sjoerd Schamhart: „In da Jaren vijftig en zestig
Is er zoveel verpest".
worden, zeggen ze. Jazeker, maar hoe er gebouwd
moet worden, daar hoor je ze niet over. En daar
gaat het juist om. Hoeveel is er in de afgelopen
jaren niet allemaal verpest. Hele stads- en
dorpswijken zijn onleefbaar gemaakt. Er was
woningnood en er moesten huizen komen, zo snel
mogelijk en zo veel mogelijk. En het piocht niks
kosten. Fantasie, ho maar. Alles in
standaardafmetingen. Maar eindelijk, eindelijk
beginnen we het wonen nu iets meer te waarderen.
Heel langzaam breekt het besef door dat wonen een
primaire levensbehoefte is, waar hoge eisen aan
gesteld moeten worden".
Te duur?
„Hoewel, soms word ik weer erg verdrietig. Dan
hoor je bijvoorbeeld opeens iemand zeggen:
renovatie is te duur, daar moeten we van af. Zo'n
vent moet toch een klap voor z'n kop hebben? Te
duur. Wat is nou te duur? Ik ga van het standpunt
uit, dat bij woningbouw geld geen rol moet spelen.
Miljoenen geven we jaarlijks uit aan wegen, aan
wapens, aan auto's. En als het dan op woningbouw
aankomt, dan is er opeens geen geld voor een extra
kastplank. Natuurlijk wordt er door de staat al veel
geld uitgegeven aan subsidies voor bouwen en
wonen. Maar wat mij betreft mag het nog veel meer
worden. Het gaat toch om bijna het meest
wezenlijke in je leven? Vroeger ging men ervan uit:
als je maar een dak boven je hoofd hebt. dan is het
goed. Alleen de functie van een huis was belangrijk.
Hoe het eruit zag. hoe de relatie was tussen de
woning en'de omgeving en de verhouding tussen
woning en mens, dat was allemaal bijzaak. Sterker
nog: er werd niet eens over nagedacht. Het leek wel
of we toen geen hersens hadden. Momenteel is dat
heel langzaam aan het veranderen. We hebben ook
bewezen dat het anders kan".
Vormgeving
„Neem nou Couperusduin. Daar staan maar liefst
291 woningen op 1,4 hectare. Een erg hoge
3
bouwdichtheid. Maar de grap is, dat je dat
nauwelijks in de gaten hebt. Datje niet het gevoel -iQ
hebt, dicht op elkaar te zitten. Gewoon een kwestie
van vormgeving. Van bochten, inhammetjes,
uitsteeksels, verschillen in bouwhoogte,
binnenplaatsjes, terrasjes en natuurlijk bomen en
struiken. En een parkeergarage eronder. W
Onzichtbaar".
„We hebben bewezen dat flats ook mooi kunnen
zijn en menselijk. Maar het is wel waanzin, dat je
nog niet eens zo lang geleden gewoon werd gestraft
voor creativiteit. Creatief, fantasierijk bouwen: dat
mochteigenlijkniet.dat kostte veel te veel geld. En 5»
in feite wordt er in veel gemeentebesturen nog
steeds zo gedacht. Ik geef toe, het is nu misschien
nog wel wat elitair om in een comnplex als
Couperusduin te wonen, maar zo mag het natuurlijk
niet blijven. Voor iedereen moet zo iets bereikbaar
zijn. En daarom nogmaals: het gaat bij wonen om
het gemeenschappelijk welzijn. Daarom moet de
gemeenschap als geheel ook het wonen betalen".
Woestijn
Architectenbureau PRO heeft het druk. „We zitten
aan de grens van ons kunnen", zegt Schamhart.
Echt, we kunnen er nauwelijks meer iets bij hebben.
Opeens worden we overal voor gevraagd. We zijn
onder meer bezig met een project in Eibergen in de
Achterhoek. Landelijk wonen, kleinschalig, helemaal
ingepast in dat boerderijlandschap. Ook in Almere
zijn we met een project bezig, midden in de
woestijn".
Hij loopt naar een tafel met een maquette van 1 bij
3 meter. „Kijk, dit moet het worden. Het wordt
luisterrijk om daar te wonen", zegt hij niet zonder
trots, wijzend op een fantasierijk gerangschikte serie
woningen van uiteenlopende aard. met daartussen
verschillende terrasjes, perken en waterpartijtjes.
Schamhartsoase.
Hoe lang zal hij nog een roepende in de woestijn
blijven?.
onbereikbare luxe is. „Je hoeft echter maar één
middag bij de Dienst Volkshuisvesting van een grote
gemeente te gaan zitten om voorgoed van dat
waanidee genezen te worden. Het ene verhaal is
nog schrijnender dan het andere. Er komen daar
vrouwen met kinderen, die niet weten waar ze de
komende nacht moeten doorbrengen
Aan krepeergevallen als dit ontleent Priemus het
recht om te beweren dat wonen net zo'n
constitutioneel recht behoort te zijn als onderwijs en
medische hulp. Hij snakt er dan ook naar, dat er
eindelijk eens een regering komt, die dat voor elkaar
wil boksen. „Daarom heeft het ook geen zin te
vragen wat er fout is aan de begroting van VRO
voor dit jaar. Al hét gepraat daarover in de Tweede
Kamer kwam zelfs niet in de buurt van de kern van
de zaak. Het gaat er niet om of er drieduizend
sociale woningen meer of minder gebouwd worden
of dat de huurverhoging vijf of zes procent moet
bedragen. Dat is rommelen in de marge, terwijl de
essentie onbesproken blijft".
Priemus pleit voor niets minder dan een Deltaplan
voor de woningbouw. Daarin zou heel duidelijk
moeten worden neergelegd, dat het bestrijden van
woningnood prioriteit geniet in het regeringsbeleid.
Priemus schat dat er om iedereen tevreden te
stellen zeker nog tot 1990 jaarlijks zo'n 110.000
woningen gebouwd moeten worden. „Daarna zal de
produktie onvermijdelijk omlaag moeten, omdat er
geen grote groepen meer zijn, die nog geen eigen
onderkomen hebben. Bovendien zal ons land tegen
die tijd echt vol zijn".
Daarnaast is het volgens Priemus van het grootste
belang, dat de woonlasten rechtvaardig worden
verdeeld. In zijn visie moet de (huur)prijs van een
woning afhankelijk zijn van slechts twee factoren: 1.
de kwaliteit en 2. het inkomen van de toekomstige
bewoner. De hoedanigheid van een huis kan
vastgesteld worden door middel van een
puntensysteem. „Zo krijgt iemand met een laag
salaris ook eens de kans een fijn huis te betrekken,
mits hij natuurlijk bereid is een flink percentage van
zijn inkomen te besteden aan wonen".
Wat huurwoningen betreft is zo'n idee met enige
moeite nog wel te realiseren. De staat bemoeit zich
immers al vergaand met de huurprijzen. Maar hoe
beïnvloed je de prijs van koopwoningen? Priemus
erkent dat dit een levensgroot obstakel is, dat alleen
uit de weg geruimd kan worden door bij de wet de
transactieprijzen te gaan reguleren. Hij vindt echter
dat de staat ook het recht moet hebben de waarde
van een kóóphuis vast te stellen. De verkoop
daarvan zou uitsluitend nog via de
woningbouwcorporaties mogen geschieden, die
daarbij wel dezelfde service zouden moeten bieden
als nu de makelaars, om te voorkomen dat de helft
van de vraagprijs boven tafel en de andere helft
onder tafel betaald zou worden.
Daarmee zou er geknaagd worden aan de heiligheid
van het eigendoml Priemus: „Ja. Daarom zal het
ook nog wel even duren eer zoiets gebeurt. Maar
dat maakt het niet minder noodzakelijk".
Aan dit nummer werkten mee:
Tiny Francis
Ab Goudvis
Rik in 'tHout
Wim Hugens
Milan Konvalinka
Leo van der Meel
Dick van Rietschoten
Simon E. Smit
Piet Snoeren
Ami van Vree
Frans Weerts
PROF. HUGO PRIEMUS:
Prof. Priemus: „Om ledereen tevreden te stellen
zullen er zeker nog tot 1990 jaarlijks zo'n
110.000 woningen gebouwd moeten wouleolL
„recht" op een eigen „home". Dat gaat ongeveer
zo: een gezin heeft in het verleden altijd een eigen
onderdak gehad, dus alle toekomstige gezinnen
moeten er ook één hebben (100 procent): het
grootste deel van de alleenstaande vrouwen woonde
eveneens onder een eigen dak (90 procent); het
merendeel van de jongeren woonde echter bij vader
en moeder (20 procent).
„Het eerste gedeelte van de CPB-methode Is prima.
Het omrekenen van zielen naar huishoudens al wat
minder, maar bij het vaststellen van de
woningbehoeftepercentages zie je het ongeluk
gebeuren", aldus Priemus. Zijns inziens had Drees
jr. groot gelijk, toen deze de stelling poneerde, dat
het welvaartseffect meegerekend moest worden.
Hiermee bedoelde hij, dat naarmate iemands
materiële welvaart toeneemt, hij/zij eerder zelfstandig
wil gaan wonen. „De jongeren zijn daar natuurlijk
het sprekendste bewijs van. Zolang zij weinig of
geen inkomen hadden, was er voor hen. hoe graag
zij misschien ook wilden, practisch geen
mogelijkheid om die wens te verwezenlijken. Maar
sinds er het wettelijk minimumjeugdloon is en de
beurzen voor studerenden, zijn de kaarten er heel
anders voor komen te liggen".
Hebben Beelaerts van Blokland en Brokx wat betreft
het schatten van het benodigde aantal woningen dus
dezelfde fout gemaakt als de meesten van hun
voorgangers, in één opzicht zijn zij volgens Priemus
wel uniek. „Nog nooit is er vanuit de maatschappij,
van uiterst links tot uiterst rechts, zoveel kritiek
geleverd op VRO-bewindslieden". De hoogleraar
meent, dat dit voortkomt uit het „volstrekt visieloze"
van B.B. en B. „Het is een novum, dat een
bewindsman zelf aankondigt, dat het woningtekort
nog zal toenemen..."
Dat staat er zo koeltjes: het toenemen van het
woningtekort. Zo is namelijk de manier, waarop
Hugo Priemus zich doorgaans uitdrukt. Hij houdt
niet van grote woorden en holle rethoriek. Praat
daarom liever van woningbehoefte dan van
woningnood. Edoch, zaken als de „vooruitziende"
blik van B.B. en B. maken zelfs deze onderkoelde
wetenschapper lichtelijk hels. Hij sleept een boekje
aan met tekeningen van de satiricus Peter van
Straaten. Op één van de bladzijden zit een lieve
dame van middelbare leeftijd in een weidse tuin
voor een statig herenhuis. Tevreden opblikkend van
een haakwerkje of iets dergelijks merkt zij op:
„Gelukkig, de woningnood is opgelost".
Zulke woorden komen volgens Priemus uit de mond
van mensen, die zelf goed wonen en zich daarom
eenvoudigweg niet kunnen voorsteilen, dat voor
anderen zelfs het simpelste woninkje een
Een stukje Couperu9duin vanaf de straat; geheel
in harmonie met de omgeving
Een overzicht van Couperusduin. De fraaie binnentuinen zijn echter aan het oog onttrokken