wonen Loodzwaar eikehout heeft het gewonnen van het lichte meubel jüidJiïiLk) Meubelbeurs Keulen haakt in op rage in eikehout HAARLEM „Het streven om te komen tot goed wonen is een serieuze poging om door de verstarring van de levensstijl heen te breken naar iet lichte, het blijde, het zonnige en vooral het uime, het leven zonder angst waarvan echte sfeer m werkelijke warmte het natuurlijk gevolg zijn". Zo praken in 1946 een groep ontwerpers, fabrikanten, winkeliers en consumenten toen ze besloten hun egenstrijdige belangen ondergeschikt te maken ian een gezamenlijk doel: het bevorderen van de rooncultuur voor brede lagen van de bevolking, liet geheel ten onrechte stelden de heren zichzelf l« vraag: „Als iemand gelukkig is In een lelijke wigeving, wat doet het er dan toe of iemand mders het lelijk vindt?". Oaar vonden ze toen het olgende op. „Nee, toch is dat standpunt niet juist vndat smaak een kwestie is van opvoeding, van likens een stukje hoger komen, een klimtocht die Ie moeite rijkelijk waard is. Een huis Is pas goed ranneer het de afspiegeling vormt van wat er aan edelijke en geestelijke waarden in de bewoners Iteft". i/eg dus, de verantwoord belijnde prullenmand in, net wat we al sinds de Romeinen een wijsheid waandendat er over smaken niet te twisten valt. Je oint er om de drommel wel over twisten, meenden de heren en ze richtten van de weeromstuit de itichting Goed Wonen op. Een nieuw geluid in de iaoorlogse lente. Een frisse wind die het pluche van Ie overgordijnen deed bollen en het stof van de joostertafels blies. fat het resultaat is geweest, kan men tot en met 16 pril gaan aanschouwen in de Vleeshal aan de irote Markt te Haarlem en vervolgens van 27 april toten met 4 juni in het Groninger Museum. Wie iog meer wil weten dan wat de tentoonstelling ,Goed Wonen, de Nederlandse wooncultuur 1946- I" te bieden heeft, kan zich bovendien het ipeciale nummer van het tijdschrift Wonen TA-BK lanschaffen dat geheel aan de expositie is gewijd, lat verbeteren van de wooncultuur voor brede lagen de bevolking dat kwam bovenaan in het vaandel te staan van de mensen achter Goed fl/onen. Ten grondslag hieraan lag hun zonnige visie ip de maatschappij die ze in de beginjaren tntwikkelden tot een ideaal beeld van mens en amenleving. Ze geloofden sterk in een harmonisch lederland dat maximale ontplooiingskansen zou iunnen bieden aan iedereen. Een wensdroom die iverigens na de oorlog vrij algemeen leefde. Er wam bij dat de medewerkers van de stichting elkaar voor een groot deel kenden uit de illegaliteit raar niet zo gelet werd op partijpolitieke en evensbeschouwelijke verschillen. Door samenwerking en betere toekomst, zo luidde het parool. Hinderpaal Goed Wonen stelde het individu op de eerste plaats; de maatschappij volgde als tweede. De mens jdus het uitgangspunt is van nature goed en begiftigd met veel talenten. Maar door vasthouden san conventies en tradities staat hij zijn volledige ontplooiing in de weg. Wanneer deze hinderpaal met behulp van goede voorlichting wordt gesloopt, zal er een harmonische maatschappij ontstaan. De ideologen van Goed Wonen erkenden weliswaar realiteit van klasseverschillen, maar die vormden volgens hen geen belemmering om hun hooggestemde opvattingen voor iedereen geldig te ichten. Hun credo: „Goed Wonen moet beschouwd worden als een bewust gerichte cultuurbeweging, geboren uit een gevoel van onbevredigd zijn met wat het huidige Nederlandse interieur in het ilgemeen te zien geeft. De goede woninginrichting moet een afspiegeling zijn van karakter, levenshouding, stand en inkomen. Men moet niet proberen hogere standen na te apen". Uitdaging olgens Goed Wonen hoorde de mens open en refzeker in de maatschappij te staan; hij was niet ang en star, maar dynamisch en klaar voor de uitdagingen van het moderne leven. De mens had oor middel van technische ontwikkelingen de Mtuur overwonnen; de woning hoefde niet langer eer een schuilplaats te zijn, maar kon en moest Blfs open staan naar buiten toe, naar de laatschappij en de medemens. De techniek maakt het mogelijk dat de natuur in etemde staat onze woonruimte binnentreedt. Het luis wordt niet meer afgesloten door dikke muren, maar juist verbonden met buiten door grote glaswanden, gespannen vliezen. Deze glazen vliezen vormen louter nog maar een klimaatsscheiding lussen binnen en buiten; visueel vloeien binnen en buiten ongemerkt in elkaar". De architect moest er voor zorgen dat de ramen zo groot mogelijk waren, en de binnenhuisarchitect diende erop te letten dat de relatie binnen - buiten (individu - maatschappij) ongeschonden bleef. Licht, lucht en zon moesten vrijelijk naar binnen kunnen treden; het zijn elementen die bij Goed Wonen 9tonden voor een gezond en hygiënisch leven, als ook voor het levensgevoel van de vrije en blije mens. Het was dus zaak de ramen zo veel mogelijk vrij te laten. Weg met de horretjes en de vitrage, weg met DE RISICO'S VAN EEN HERNIA EN EEN DROGE BOTERHAM TEN SPIJT... het bijna spreekwoord geworden beeld van de duffe Hollandse binnenkamertjes. Kleuren in het interieur moesten licht en helder worden gehouden en niet al te opdringerig zijn. Een banvloek ging uit naar kakelbonte interieurs. Die van Goed Wonen waren rustig van kleur, met slechts hier en daar accenten van sprekende, primaire kleuren. In dit alles licht, mobiel en open dienden de levensblijheid en de vitaliteit van de mens zoveel mogelijk naar voren te komen. Als kleinste eenheid van een harmonieuze samenleving zag Goed Wonen het gezin: „Een punt van rust en samenkomst, een mysterie van onderlinge verbondenheid, leder lid heeft zijn eigen individualiteit, zijn eigen interesse, activiteiten en privacy. Het gezin is er voor het gezinslid en het gezin kan pas functioneren als het aan de behoefte van ieder gezinslid heeft voldaan; anders valt het uit elkaar. Met die verschillende behoeften moet bij de woninginrichting rekening worden gehouden. Sterker nog: zij bepalen de inrichting. Uitgaande van vaste rolpatronen krijgt ieder gezinslid een eigen plaats in huis waar hij zijn eigen bezigheden kan uitvoeren". Een woning, kortom, hoorde een optelsom te zijn van de ruimte die nodig is om te wonen, te werken en te recreëren plus de verbindingswegen tussen die drie basisfuncties. Goed Wonen vertaalde dit principe (voor de planologen van steden reeds gemeengoed; bij de binnenhuisarchitectuur echter nog onbekend) in eethoeken, zithoeken, kookruimten, studeerhoeken en duidelijke looplijnen. Maar o wee. die vaste rolpatronen. De opvattingen van Goed Wonen daarover zullen menig geëmancipeerd mens van heden als een gruwel in de oren klinken. De vrouw werd vooral gezien als huisvrouw. Het was haar taak praktisch en gezellig te zijn en voor een goede sfeer in huis te zorgen. „Ook later denken de kinderen steeds terug aan het vertrouwde uurtje als moeder op hen zat te wachten met een glas melk of een kop thee. Moeder die altijd een opgewekt humeur had, nooit klaagde dat zij moe was en vader, als hij vermoeid thuis kwam, eerst tot rust liet komen". Jazeker: tot diep in de jaren vijftig was dit het uitgangspunt. En de man? Die studeerde of werkte Rechts: Een modelwoning van Goed Wonen uit 1955. Het accent 'lag hier duidelijk op ruimt en functie. en daarmee basta. Een duidelijke rol in de woning had hij niet. Zijn beroepsmatige bezigheden bepaalden zijn functie; de rol van opvoeder huisvader werd hem zelden toebedeeld. Vaak hield men bij de inrichting van een huis rekening met zijn beroep. Als hij nachtdienst had, zette men bijvoorbeeld een extra bed voor hem in de kinderkamer. Had hij een goede betrekking, dan diende het gezin een representatief interieur te hebben, wat dat ook wezen mocht. Wanneer hij militair was, hield men er bij de inrichting rekening mee dat hij vaak verhuisde. Aanzienlijk eigentijdser daarentegen klonken de opvattingen over het kind. „Het is een volwaardig lid van het gezin en heeft, net als de volwassenen, recht op eigen ruimte. Het is goed dat wij bij de inrichting van ons huis rekening houden met het spel van de kinderen. Het kind dat de kans geboden krijgt tot spel, heeft daarmede tevens grote ontwikkelingsmogelijkheden en wij zouden het niet alleen de kans moeten bieden, wij zouden het huis zodanig in moeten richten dat het spel van het kind een onderdeel van het wonen wordt". Tot het eind van de jaren vijftig stond het gezin centraal in de ideeën die Goed Wonen uitdroeg. Pas tegen het einde van de jaren zestig kreeg men ook aandacht voor de specifieke eisen van alleenstaanden en bejaarden. Het beeld van Goed Wonen als instelling die werkte aan de verbetering van het interieur, was toen al ingrijpend aan het verschuiven. Het inzicht groeide dat de voorwaarden voor het goede wonen niet alleen gelegen waren in de inrichting van het huis. maar dat ook het exterieur en de relatie tot de bebouwde omgeving van belang waren. Hiermee verplaatste de aandacht voor de individuele woonaspecten zich naar die van de gemeenschap als geheel. En toen gingen de ogen open. Het optimisme veranderde gaandeweg in teleurstelling en pessimisme. De eens zo bejubelde frisse en open nieuwbouwwijken werden nu als slaapsteden en betonwoestijnen gezien. In plaats van een stimulans voor de bewoner begon men de buitenruimte een bedreiging te vinden. „Door de onmenselijke schaal die louter afgestemd lijkt op produktiemethoden en het bereik van bouwkranen, vervreemdt de mens van zijn omgeving,' We hebben bij de ontwikkeling van het moderne bouwen kennelijk een paar dingen over het hoofd gezien, of anderzijds te eenzijdig benadrukt". Twintig jaar had Goed Wonen de zegetocht van de functionalistische architectuur begeleid en wat bereikt was, bleek precies het tegendeel van wat men had willen bereiken. Niet langer ijverde de stichting voor de open, zonnige, luchtige en doelmatige woning die in direct contact stond met de maatschappij. Nu ging de voorkeur uit naar een besloten interieur dat de beschutting van een schuilplaats biedt. Wat men vroeger als valse behoeften had ontmaskerd, werd weer in ere hersteld. Sterker: er ontstond een stroming om het interieur als onbelangrijk af te doen, als een kwestie van smaak, niet iets waar je je als maatschappelijk bewuste stichting mee bezig kunt houden. De uitgangspunten van de eerste jaren, hoe kort nog pas geleden, verdwenen in een prullenmand die niet langer verantwoord belijnd hoefde te zijn. Het optimisme over de vrije mens in de open maatschappij stierf een treurige dood. Niet zonder een tikkeltje tragiek is de tentoonstelling over de Nederlandse wooncultuur tussen 1946 en 1968. De speciale uitgave van het blad „Wonen TA- BK" zegt het in zijn voorwoord zo: „Goed Wonen is niet meer. Het tijdperk van de schaarste en van de idealen over een op de geestelijke belangen van de consument afgestemde produktie is vervaagd. De meubelpaleizen zijn daar een uitdrukking van. Als kolossale zitbanken zijn ze langs ons net van autosnelwegen neergezet. Het loodzwaar eikehout heeft het met behulp van prettige credietregelingen van het lichte en praktische meubel gewonnen, de risico's van een hernia en een droge boterham ten spijt. De Stichting Wonen is Goed Wonen Opgevolgd. Nu luidt de doelstelling: het wekken van belangstelling voor de betekenis van architectuur en stedebouw en voor de voorwaarden waaronder onze omgeving op een democratische en rechtvaardige wijze kan worden ingericht". Foto boven: Nieuw antiek. De zogenaamde boe- renmeubels met beschilderde panelen. Onder: Hout, hout en nog eens hout. Van de kast, het bed, de stoelen tot de nachtkastjes KEULEN Eiken geeft de toon aan in de meubelwereld. Dat bleek overduidelijk op de Duitse Meubelbeurs die onlangs voor de vijftigste keer In Keulen werd gehouden. Insiders spreken niet zozeer van een trend als wel van een rage, precies zoals tien jaar geleden met teak het geval was. Nu is het eiken, eiken en nog eens eiken. Dat betekent tegelijk dat het, geheel tegen de verwachting van de marktexperts in, afgelopen Is met plastic- en kunststofmeubelen die men vijf jaar geleden nog zo'n grote toekomst had voorspeld. De oorzaak van deze ontwikkeling wordt gezocht in de hang naar „Gemütlichkeit", naar warmte en gezelligheid in huis, als vlucht voor de technische, geplastificeerde wereld die men buiten aantreft en waar men de hele dag in moet leven. Eerlijke materialen zijn gevraagd: (massief) hout, wol. leer, katoen. Synthetische stoffen hebben het hiertegen af moeten leggen. De meubelbranche verwacht dat de „eiken-trend" nog wel een jaar of vijf zal duren. Waarschijnlijk zal deze dan worden gevolgd door mahoniehout, dat op dit ogenblik al sterk in opmars is. De huiskamer Comfortabel, functioneel en eerlijk, dat zijn de eisen die men op dit ogenblik aan woonmeubilair stelt. Er is steeds meer vraag naar sets, naar op elkaar afgestemde componenten die als een geheel worden verkocht. Wandmeubels zijn er te kust en te keur en ook hier: eerlijk, massief materiaal. Opvallend is dat de recreatie-elektronica (hi-fi-apparatuur, tv) steeds meer in het meubelpakket wordt geïntegreerd. Ondanks de serieproduktie van meubilair is het aanbod van de fabrikanten zodanig dat het tegemoet komt aan de wens om op individuele wijze de ruimte in te delen. Alles wat hierboven is gezegd geldt zowel voor klassieke als moderne interieurs. De keuken Keukens worden steeds completer en luxueuzer ingericht: welvaartssymptoom en statussymbool! In tegenstelling tot de woonkamer is hier nog wel veel kunststof te vinden vanwege de prijs en omdat het makkelijk schoon te houden is. Het meest gevraagd zijn combinaties van kunststof en hout (meest eiken) in het front. De steeds grotere hoeveelheid elektrische apparatuur en automatische bediening wordt in de keukenaankleding opgenomen. In de keuken is hef tegenwoordig alles eiken (In combinatie met kunststof) wat de klok slaat Ook in de slaapkamer steeds meer luxe en „sets". De moderne bedden zijn eilanden van rust en genot. Naast massief houten zijn er ook veel bedden die geheel zijn gestoffeerd. De fabrikanten van keuken en slaapkamermeubilair hebben hun werkterrein ook al lang tot de badkamer uitgebreid, die niet meer de koele, sobere ruimte van vroeger is maar waarin nu veel hout en textiel worden verwerkt: het „woon- bad". Nostalgie In Duitsland blijkt weer een grote vraag te bestaan naar zogenaamde „boerenmeubels": beschilderde meubels in rustieke stijl. Zij worden nieuw gemaakt of het zijn getrouwe nabootsingen van antieke kasten. Tuinmeubelen De moderne wooncultuur en al zijn huidige trends zetten zich buiten voort. Er is een enorm aanbod van compleet tuinmateriaal. vervaardigd van massief hout (ook rotan) en bekleed met fraaie stoffen. De tijd van het opklapstoeltje van buizenframe en linnen lijkt voorgoed voorbij. Maar er moet wel wat meer geld voor op tafel komen.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidse Courant | 1979 | | pagina 19