3
Paul van Gorcum
ziet borstbeeld
van Ko van Dijk
bij voorkeur aan
Lange Voorhout
VHP
mm
X m
iELMj
Den Haag Op de Haagse dodenakker Westduin
fluisterende populieren geven er constant
commentaar op vergoten tranen, onder schuifelende
voeten knispert het zand op eindeloze paden, die
elkaar onder rechte Mondriaan-hoeken snijden, en
daarboven bidden kraaien en meeuwen de seizoenen
aan elkaar als kralen in een rozenkrans—zullen
vrienden van Ko van Dijk op zes mei een jaar na
zijn sterfdag opnieuw rondom zijn graf staan.
Onder hen de acteur Paul van Gorcum, die na de
dood van de kroonprins van het Nederlands theater
de taak van executeur-testamentair kreeg
opgedragen.
„Vreemd", herinnert hij zich met pijnlijke scherpte,
„Kozat in mei 1978 nog boordevol plannen; hij moest
en zou van alles aanpakken. Maar toch had ik de
indruk, dat hij steeds serieuzer rekening hield met zijn
plotseling afscheid. Drie dagen vóór zijn dood hebben
we samen nog gesproken over een nostalgisch reisje
naar Florence. We beschikten over een rugzak vol
herinneringen aan die stad en Ko, die een tijd in
Florence gewoond had, zag die trip helemaal zitten".
„Geweldig", riep hij steeds, „eindelijk gaan we terug
naar de bronnen van onze jeugd". Maar met diezelfde
gretigheid besprak hij met mij tot in details zijn
begrafenis. En ook dat werd vanzelf weer een vrolijk
middagje. Het moest een feestelijk afscheid worden,
vond hij, veel hinnikende paarden en mannen in
wapperende, zwarte capes en met pluimen op hun
hoeden. Ik heb alle interviews, die Tony van Verre in
de maanden vóór zijn dood met hem heeft gehad, op
band staan. En ook in die gesprekken heeft Ko het
voortdurend over de tijd dat hij er niet meer zal zijn.
Haast had hij, vliegende haast om nog te redden wat
er te redden viel".
„Ik zet die banden vaak op de spoel en luister naar
zijn vertrouwde stem. Hij kon moeiteloos het geluid
van een orkaan produceren. Als ie lachte leek dat
onveranderlijk op een aardbeving. En als hij zijn
De tienduizend gulden, die tot nog toe zijn gegeven
om een borstbeeld van Ko van Dijk te kunnen
bekostigen, zijn bij lange na niet voldoende. Wilt u
daarom alsnog uw financiële steentje bijdragen, dan
is dit zeer welkom op postgiro 6730 of bij de
Nederlandsche Middenstandsbank, nummer
66.75.62.540 onder vermelding „Monument Ko van
Dijk".
emoties eenmaal de vrije teugel liet kon hij de kalk
van het plafond schreeuwen. Maar in die interviews
leek zijn stem opeens een murmelende bergbeek, die
nauwelijks meer vooruit kwam".
„Ik heb haast", hoor je hem fluisteren, „ik ben een
man van 61ik rijd zo'n 50.000 kilometer per jaar. Ik
lees óók kranten en ik weet dus: morgen kan het met
me gebeurd zijn. Waarom niet? De hartinfarcten om
me heen stoeien rond. Waarom ik dus niet? Ik kijk
naar mijn zonen, naar Peter-Jan en Kees. Mijn God, ik
zou ze wel willen opvreten. Ik mis ze als ze er niet
zijn. En ik ben zo bang dat hun de tijd zal ontbreken
om hun vader echt te leren kennen.
Ik was 54 toen ik mijn eerste kind kreeg. En vanaf
dat moment is mijn gretigheid om te leven, om vol
te houden, alleen maar groter geworden. Maar de
haast waarmee ik nu alles doe is een andere haast
dan die waarmee ik vroeger rondraasde. Toen ging
het om de knikkers, om mijn eigen spel. Nu pak ik
links en rechts de schnabbels aan om er toch maar
vooral voor te zorgen dat mijn zonen eens iets zullen
weten van de vent die hun vader was. Om die reden
verzamel ik ook videotapes, boeken, foto's en
radiobanden. Het is een investering voor de jaren dat
ze oud genoeg zullen zijn om er iets van te
begrijpen".
„Want wat weten ze nou helemaal? Wat zullen Peter-
Jan en Kees me nu nog ooit zien spelen? Welnee, dat
is flauwekul. „Herfst in Riga", dat zien ze niet. Daar
hebben ze niks aan. Daar begrijpen ze geen donder
van. Over tien jaar misschien, wie weet. Maar dan ben
ik al 71doe me alsjeblieft een lol. Tegen die tijd ben
ik al lang gepiept. Trouwens, wat moeten ze aan met
een stokoude man op het toneel? Ben je gek, neen,
hun vader zullen ze leren kennen uit foto's, boeken,
tapes en videobanden. Daar zullen ze tenminste een
vader in terug vinden, toen ie nog potent was.
Toen ie nog waar maakte wat ie droomde".
Lieve vriend
„Ko", zegt Paul van Gorcum, „was voor mij alles
tegelijk: sterke vader, grote broer en lieve vriend.
Vreemd: zo'n man kruist je pad en bepaalt gelijk voor
een groot deel je leven. Vijftien jaar geleden speelde
Ko bij „Ensemble" de rol van Andrewja Sergewitsj in
„De Drie Zusters" van Tsjechov. Twee dagen vóór de
première werd Cor van Rijn ziek en moest ik de
schoolmeester Koelygin van hem overnemen. Ik was
dertig jaar, veel te jong voor die rol. Nu ik 46 ben zou
ik hem stukken beter neerzetten".
„Maar toch lag het niet alleen aan mijn leeftijd, dat ik
Koelygin maar niet in mijn vingers kreeg. Dat was ook
de fout van Sjarof, die de regie had en mij per se in
een bepaald keurslijf wilde dwingen. Sjarof was de
grote Tsjechov-specialist en had diens stukken over de
hele wereld geregisseerd. En daarom verwachtte hij
van mij dat ik Koelygin zou spelen zoals acteurs het
in Oostenrijk, Polen en God weet waar hadden
gedaan".
„Ik raakte op die manier steeds verder in de knoei,
moest zinnen zeggen die ik niet uit mijn strot kon
krijgen. Het zat er gewoon niet in. wat Sjarof wilde.
Paul, waar ben jein vredesnaam mee bezig?, dacht ik,
als ik een woord als „lieveling" riep op de manier
zoals Sjarof het had voorgedaan".
„Tijdens de generale repetitie stond ik weer te
modderen. En toen ik even opzij keek zag ik Ko
hoofdschuddend tussen de coulissen staan. Na afloop
zei hij: „.Meneer Van Gorcum, mag ik u iets vragen?".
Ik dacht: waarom zegt zo'n man nou: „Menéér Van
Gorcum?". Door de grond ging ik".
„Meneer Van Gorcum", hoor ik Ko zeggen, „wat deed
u daar op het toneel?". „Ik probeer de rol van
Koelygin te spelen", antwoordde ik. „En waarom doet
u dat dan niet?", roept Ko vriendelijk. „Ik begrijp u
niet", zei ik, „Sjarof wil het zo". „En wie speelt die
rol?", vraagt Ko. „Dat doe ik", waagde ik te zeggen.
„Speel hem dan ook, zoals jij denkt dat het moet",
riep Ko, „met de rest heb je geen donder te maken".
„Uitgerekend die scène is later vermeld in het 15e
theaterjaarboek en ook nog op een langspeelplaat
vastgelegd. En sinds die middag was het „Dag meneer
Van Dijk" en „Dag meneer Van Gorcum" als we
elkaar weer eens tegen kwamen. Van echte
vriendschap was toen nog geen sprake, dat kwam pas
een paar jaar geleden, toen Ko weer alleen was".
„Voor hem was de scheiding van zijn vrouw Pia een
bittere teleurstelling, een douceurtje van de duivel. Ko,
het eeuwige zondagskind, dat altijd spelendenwijs door
het leven was gevlinderd, die nooit had hoeven
worstelen met een rol en schijnbaar moeiteloos elk
karakter neerzette, werd opeens met eenzaamheid
geconfronteerd. Je hoort hem daarover ook klagen in
die radio-interviews. „Wat jammer, dat we niet met zijn
vieren gelukkig kunnen zijn", zegt hij, „want ik kan
niet alleen zijn. Het is om gek van te worden. Je komt
thuis, steekt de sleutel in het slot en vindt een leeg
huis. Je ontbijt alleen, kijkt alleen televisie. Dat is
afschuwelijk. Opeens is je leven in een baan gekomen
waarin geen plaats meer is voor plezier. Je wenst
soms dat je maar dood zou zijn. Maar je meent het
toch maar al te serieus. Want daarvoor mis je je
kinderen en je vrouw te veel".
Een feestje
„In die periode", zegt Paul van Gorcum, „kwam Ko
vaak bij ons thuis. En elke keer opnieuw was zijn
komst een feestje. Het leek alsof een dierbare oom
terugkeerde van een expeditie in Afrika Als hij had
gezegd: „Zondagmorgen ben ik om half elf bij jullie",
dan hoorden we zijn auto precies op tijd de straat
indraaien. We stonden meestal in de erker al op de
uitkijk en hadden zijn eigen luie stoel vast klaar gezet
bij de haard. Ook het krukje voor zijn benen, want hij
had constant pijn aan die poot. Het was een hel voor
hem, maar hij sprak er nooit over. Steunend op zijn
stok en met een boeket bloemen voor mijn vrouw in
zijn hand, kwam hij boven en kuste ons overvloedig
op beide wangen. Voor mijn kinderen was hij „Oom
Op
sterfdag
onthulling
grafsteen
op
Westduin
„EERBEWIJS
AAN NEDERLANDER
DIE WE
NIET KUNNEN
EN WILLEN
VERGETEN"
Paul van Gorcum: „Als
Hagenaar beschouw ik
het domweg al als een
dure plicht om op
passende wijze de
herinnering aan Ko van
Dijk levend te houden".
Ko", een lievelingsoom, die verwend moest worden".
„Die zondagse visites waren voor hem waarschijnlijk
even kostbaar als voor ons. En toch gebeurde er niks
bijzonders. Er werden wat klassieke platen gedraaid en
voor het eten dronken we een whisky. Ko deed altijd
onwaarschijnlijke hoeveelheden water in zijn glas,
zodat hij er langer mee kon doen. Hij was geen
zuiper, dronk eigenlijk alleen voor de gezelligheid mee.
En na het eten ging hij weer terug naar zijn stoel en
deed hij een middagdutje. Dan gingen de schuifdeuren
dicht en liepen we op onze tenen door het huis".
„Niets bijzonders dus. Maar het was wél warm. En
vredig. Vaak zei hij ook: „Jongens, ik ga zondag met
jullie naar de kerk". En dan straalde hij. alsof hij naar
een deksels mooi feestje ging. Hij was niet katholiek,
maar van zo'n heilige mis genoot hij intens. Zoals hij
alles in zijn leven gulzig indronk. Hij zorgde altijd dat
we ruim van tevoren in de kerk waren, zodat hij op
de eerste rij kon zitten en alles goed kon zien. Van
één kerstnacht herinner ik me met name dat hij
zichtbaar ontroerd de plechtigheden volgde. Tranen
liepen over zijn wangen en na afloop zei hij: „Ik ben
zelden zo dicht bij God geweest".
Waarheid als een koe
„Uit de mond van een ander zou zo'n bekentenis
zwaar overdreven klinken. Maar als Ko het zei werd
het vanzelf een waarheid als een koe. Hij meende wat
hij zei en geloofde er heilig in. De onwaarschijnlijke
kracht van Ko was zijn vermogen om met simpele
middelen een ongelooflijke geladenheid te bereiken.
Zijn uitstraling was onweerstaanbaar; daar kon geen
mens tegenop. Als Ko ergens aan begon werd het
gelijk een feestje. Dan kwam hij binnen met een
gezicht van: jongens, we gaan er iets heel fijns van
maken".
„Hij speelde de kroegbaas in de televisieserie „Fanny,
Marius en Cesar" van Pagnol. Ook toen had hij
schreeuwende pijn in die poot, maar dat verhinderde
hem niet om de sterren van de hemel te plukken. Ik
was in de studio toen hij een monoloog deed van zes,
zeven minuten. Dat is voor televisie een bijna
onmogelijke opgaaf. Zeven minuten in je dooie eentje
een tekst opzeggen kan op de buis een dodelijk saaie
gebeurtenis zijn. Maar Ko deed het zo angstig briljant,
dat na afloop alle mensen op de studiovloer spontaan
applaudisseerden. En wat had Ko in feite nou
helemaal gedaan? Hij had weer met niks en volkomen
naturel een wondertje verricht".
Om de herinnering aan die theaterreus levend te
houden heeft Paul van Gorcum een jaar lang stad en
land afgestroopt en mensen gemobiliseerd. Daarbij
kreeg hij spontane steun van Joop Klaassens, een zeer
Haagse Hagenaar, die in de loop der jaren het
Nederlandse volk vakkundig heeft murw gebeukt met
de fraaiste initiatieven. Onderzijn voorzitterschap werd
een nagelnieuw comité gevormd, dat tienduizend
gulden bijeen wist te harken voor een borstbeeld van
Ko van Dijk. Diverse beeldhouwers hebben een
proefopdracht beitelscherp voltooid en binnenkort zal
beslist worden welk werkstuk in augustus of uiterlijk
september 1979 een plaats zal krijgen in de
Koninklijke Schouwburg in Den Haag.
„Persoonlijk", zegt Van Gorcum. „had ik het logischer
gevonden als het beeld een plaats had gekregen op
het Lange Voorhout. In het plantsoen tegenover hotel
Des Indes bijvoorbeeld. Ko was immers tijdens zijn
leven al een nationaal mpnument geworden. Een
figuur die midden tussen het volk stond. Als straks
alleen de bezoekers van de Koninklijke Schouwburg
aan hem herinnerd worden, vind ik dat een misser".
Grafsteen
Van Gorcum heeft maanden geleden ook aan B en W
van Den Haag verzocht om het lichaam van Ko van
Diik alsnoq od een waardige plaats te laten
herbegraven.Het antwoord kwam pas na vele weken:
„Er zijn vele beroemde mensen aan de aarde van Den
Haag toevertrouwd. Als aan uw verzoek voldaan zou
worden, betekent dat een precedent en is het hek van
de dam".
Van Gorcum betreurt die beslissing oprecht, meent
namelijk nog steeds, dat Den Haag een van zijn zeer
grote zonen een ereplaats zou moeten geven.
Nu dit echter op korte termijn niet lijkt te gebeuren,
hebben vrienden van Ko besloten om zijn sobere
rustplaats in de rij op passende wijze te verfraaien.
„Wees gerust", zegt Van Gorcum, „het wordt geen
praalgraf, geen snoeverige tombe met blote engelen
en faunen, die op toeters blazen. Wat op 6 mei, de
sterfdag van Ko. met een kleine plechtigheid onthuld
wordt, zal slechts een fraaie steen zijn. Een klein
eerbewijs aan een Nederlander die we niet kunnen en
willen vergeten".
„Als Hagenaar beschouw ik het domweg als een dure
plicht om op deze wijze de herinnering aan Ko van
Dijk levend te houden. In deze stad heeft hij tenslotte,
bijna aan het einde van zijn rit, gevonden waar een
mens naar zoekt. Hier is hij zielsgelukkig geweest en
heeft hij persoonlijke triomfen behaald".
„Den Haag", zei hij eens tegen me, „is me stukken
liever dan Amsterdam. In Amsterdam werd ik op de
schouder geslagen en aangesproken met „Ha, die
Kootje". In Den Haag word ik ook herkend, maar daar
beperkt men zich tot een ingehouden „Goedemiddag,
meneer Van Dijk".
„Op zes mei zullen we rondom zijn graf op Westduin
zeker ook aan die woorden denken. De één zal op dat
moment bidden, allemaal zullen we aan hem denken.
En stuk voor stuk zullen we weten: Meneer Van Dijk
is op het eind toch thuis gekomen".
„Ko blijft dicht bij zijn vrienden".
LEOTHURING