Livinus van de Bundt - Haagse lichtkunstenaar - Overleven op Heiner Müllers Traktor" met veel spanning vertolkt KUNST LEIDSE COURANT/ VRIJDAG 2 MAART 1979 PAGINA 9 AMSTERDAM Peter Diamand die vele jaren het Holland Festival en het Edingburgh Festival bestuur de, is 1 november j.l. general mana ger geworden van het in Londen gevestigde Royal Philharmonic Or chestra, een jong orkest dat pas kort na de tweede wereldoorlog door de legendarische Sir Thomas Beecham in het leven werd geroe pen. Verder bleef Diamand wat hij al was: adviseur van het Orchestre Symphonique de Paris zodat hij naar eigen zeggen betrokken is bii twee orkesten die op een volstrekt tegengestelde wijze worden geëxploiteerd. Het Parijse orkest is tot op grote hoogte een soort overheidsdienst waar de musici natuurlijk vaste salarissen hebben en bo vendien overdreven gunstige secondaire arbeidsvoorwaarden. Toch ervaren zij een werkweek met acht diensten al als ondraaglijk zwaar en moeten er voor het minste geringste extra vrije dagen wor den gegeven. Daartegenover het Londense orkest dat met een minimaal kleine subsidie door de musici zelf op wankele, coöperatieve basis wordt gerund. Het ensemble voert een harde strijd om het bestaan, met veel overwerk, omdat alles moet worden aangenomen wat geld in het laatje kan brengen, niet alleen concerten in zalen, voor radio en tv en uiteraard begeleidin gen maar ook film- en platenwerk dat een meer beschermd orkest waarschijn lijk niet zou doen. Merkwaardig genoeg voelen deze Londense musici niet veel voor een meer zekerheid schenkend sy steem van overheidssubsidie, mede om dat zij vrezen dat hun die bij een kerend politiek en economisch getij weer wordt ontnomen en zij dan nog verder van huis zullen zijn. Peter Diamand laat er geen twijfel aan bestaan dat hij noch het ene noch het andere systeem bevredigend vindt. Hij deed zijn uitlatingen naar aanleiding van een korte tournee van zijn Royal Phil harmonic in ons land. Het Londense or kest speelt in Utrecht, Rotterdam en Groningen in totaal vier maal in abonne mentseries van de plaatselijke orkesten. In Amsterdam wordt voor de VARA een matinee op de vrije zaterdag gegeven met daaraan gekoppeld een opname voor latere radio-uitzending. Hoewel de Lon- denaren daarvoor de gebruikelijke uit koopsommen ontvangen, is de totale op brengst onvoldoende om de tournee mo gelijk te maken. In tegenstelling immers tot een Nederlands orkest dat in het bui tenland optreedt, gaan de „salarissen" van de Londense musici als zij hier wer ken niet gewoon door. Zij moeten ook hier eerst die salarissen verdienen, bo vendien hun algemene kosten goed ma ken en dan ook nog proberen er hun reis- en verblijfkosten uit te halen. Het is dan ook geen wonder dat de Londense sponsors die het orkest in Engeland op de been houden - banken, grote verzeke ringsmaatschappijen, andere ondernemin gen - naar vermogen hun Nederlandse relaties hebben opgepord wat te doen voor de Royal Philharmonic bij het be zoek aan ons land. Daarvoor worden zij alleen in de programmabladen netjes be dankt. In Engeland is het sponsorship echter meer gereglementeerd. Het werkt er vol gens Diamand goed. Daar krijgen de sponsors hun naam op alle affiches, bij alle aankondigingen en ook in de pro gramma's van de concerten die zij steu nen. Bovendien wordt sinds kort hun naam genoemd bij radio- en tv uitzen dingen wat de animo bij de sponsors sterk heeft gestimuleerd. Lachend merkt Diamand op dat aan die concerten door de sponsors vaak recepties en parties worden verbonden voor de speciaal door de sponsors uitgenodigde relaties die dat kennelijk zeer op prijs stellen. Uit zijn werk in Edinburgh weet hij dat die par ties de sponsors vaak meer kosten dan het bedrag dat zij voor die manifestaties zelf hebben neergeteld. Genoeg te sponsoren De sponsorbedragen zijn in Engeland naar beneden gelimiteerd. Wie voor een concert in de Royal Festival Hall in Lon den als sponsor wil worden beschouwd, moet tenminste met twee duizend pond over de brug komen. Voor een concert in een andere zaal, of in de provincie is het minimum zeshonderd pond. Aange zien elk van de vier Londense orkesten elk seizoen ruim dertig concerten in de Festival Hall geven, valt er genoeg te sponsoren. Met uitzondering van het BBC Symphony Orchestra dat als onder deel van de omroep gesalarieerd wordt en is veilig gesteld, werken alle Londen se orkesten op deze manier. Dus ook het London Symphony Orchestra, het Lon don Philharmonic Orchestra en het (New) Philharmonia Orchestra. Wat is nu de invloed van dit systeem op de kwaliteit van het gebodene en het ka rakter van de programma's? Bij de be antwoording van die vraag moet voorop worden gesteld dat in Londen het bij ons en ook in de meeste ons omringende landen bekende abonnementensysteem daar niet wordt toegepast. In die grote stad waar het publiek zich niet gebonden zou willen voelen, moeten ook de orkes ten het helemaal hebben van losse kaar- ten-verkoop en het ligt voor de hand dat daar bij de programmasamenstelling wel rekening mee moet worden gehouden. Hans Vonk die sinds 1976 als vaste gast- dirigent aan het Royal Philharmonic is verbonden en ook de Nederlandse tour nee leidt, vertelt dat hij het Nederlandse tournee-programma in Londen zelf niet ongewijzigd kan herhalen. Twee 20ste eeuwse composities op één programma is daar financieel te riskant. Vandaar dat naast Strawinski's Petroesjka de Partita van Sir William Turner Walton (een naam die de Engelse eigenliefde toch zou moeten strelen) niet kan worden gehand haafd en vervangen moet worden door een pianoconcert van Liszt als trekpleis ter. Al te voorzichtig Diamand plaatst hierbij twee kantteke ningen. Hij is van mening dat de Lon dense orkesten het abonnementensysteem niet zorgvuldig en lang genoeg hebben toegepast. Hij zegt er van overtuigd te zijn dat dit financiële zekerheid biedende systeem in Londen evengoed mogelijk is als in wereldsteden van het formaat van New York en Chicago. Verder gelooft hij dat de Londense orkesten in hun pro gramma-politiek al te voorzichtig zijn en, zonder in uitersten te vervallen, best wat meer kunnen wagen. In dit verband wijst hij op zijn Parijse ervaring. Nog nooit is de Franse hoofdstad op muziek gebied zo conservatief geweest als in de jaren zestig en het begin van de jaren zeventig. Toen kreeg Liebermann de kans de Parijse Opera te hervormen en keerde Boulez naar de stad van zijn pio niersarbeid terug. En zie: het artistieke klimaat veranderde op slag. Nu zijn ook daar geheel aan Messiaen gewijde pro gramma's voor uitverkochte zalen moge lijk. Daarom wil Diamand proberen of hij bij de Royal Philharmonic niet toch met abonnementen kan gaan werken en de programma's niet wat kan vemieu- De vraag dringt zich op hoe orkestmusi ci die als het ware voor eigen risico als vrije ondernemers werken, zich bij pro grammavernieuwing zullen opstellen, mede omdat aangenomen moet worden dat zeker zij naast hun orkestdienst met lessen, kamermuziek en schnabbels moe ten bijverdienen. Dat probleem is vol gens Diamand echter in de practijk niet groter dan bij de wel gesubsidieerde or kesten met hun vastgestelde werktijden. Volgens hem is het tegendeel waar, om dat de Londense musici zich geweldig loyaal tegenover hun orkest opstellen en vaak lucratieve bijverdiensten afzeggen voor hun onzekere orkestdiensten! Huiswerk Op dit punt gaat Hans Vonk weer mee praten. Hij zegt dat de orkesten in Lon den maar bij voorbeeld óók die in de Verenigde Staten, opmerkelijk sneller en alerter werken dan de orkesten op het Westeuropese vaste land. Hier studeren de orkestmusici htm partijen in hoofd zaak op de repetities in, in plaats van vooraf thuis. Het is in Londen echter heel gewoon dat voor een concert slechts één repetitie beschikbaar is en het is ook heel gewoon dat de uitvoering dan toch veelal verrassend goed uitvalt. Niettemin vindt Vonk één repetitie voor een con- Hans Vonk die in het seizoen 1980- 1981 de leiding van het Residentie Or kest van Ferdinand Leitner gaat over nemen, spreekt als vaste gastdirigent van het Royal Philharmonic, waarvan Antal Dorati „ere-dirigent" is. eert te riskant en daarom onbevredigend, maar zeven of acht repetities zoals bij onze of bij de Parijse radio vindt hij ook verwerpelijk. Dan boeit de muziek de musici niet meer en raken zij er steeds minder bij betrokken. Vonk juicht het dan ook toe dat Dia mand in zijn nieuwe functie gaat probe ren in Londen wat te doen aan de gerin ge repetitietijd maar hij stelt uitdrukke lijk dat daar niet de weg moet worden ingeslagen die hier door de musici ken nelijk als ideaal wordt ervaren maar het in werkelijkheid niet is. Als de musici hun partijen op de repetities kennen, moeten in het algemeen drie, vier repeti ties voldoende zijn om tot een eenheid van samenspel en een overtuigende ver tolking te komen tenzij een programma nummer extreem hoge eisen zou stellen. Teveel repetitietijd heeft doorgaans ook een averechtse uitwerking, althans vol gens zijn ervaring. Zo heeft het gesprek met Diamand en Vonk ter gelegenheid van het bezoek van de Royal Philharmonic interessante in formatie opgeleverd. In ons land heeft het Holland Festival het precies één keer met sponsors geprobeerd en is er toen van teruggekomen, al was de start met omstreden rookreclame natuurlijk niet gelukkig. Het bedreigde Nederlands Ka merorkest is intussen dit seizoen openlijk naar sponsors gaan lonken zodat het wel goed is dat men zich hier op de voor- en nadelen van het systeem bezint. Temeer omdat het huidige orkestbestel absoluut te weinig ruimte biedt voor de scheppen de en voor andere vormen van uitvoe rende toonkunst. Dat is hier nu weer het grote probleem! J.KAS ANDER Livinus van de Bundt: lichtkunstenaar. Internationale Nieuwe Scène" in Theater aan de Haven RIJSWIJK „Het moet er niet van komen, dat de mu ziek van Vivaldi in beeld wordt gebracht; dat zou lelij ke kitsch zijn. Hedendaagse componisten zullen muziek moeten schrijven die je kunt zien. Louis Andriessen is daarmee bezig, maar nog niet goed. Wat wij doen, mijn zoon Jeep en ik, loopt voor uit op de dingen. Wat dat be treft zou je me een voorloper kunnen noemen, maar dat ben ik al zo lang1'. Aldus Li vinus van de Bundt, die mor gen 70 jaar wordt en tot en met 15 april exposeert in het Haags Gemeentemuseum. Tal loze videobeelden: kunst ge baseerd op de jongste tech niek. Livinus: „Techniek is hartstikke belangrijk; er zou den meer kunstenaars moeten zijn, die dat begrijpen". Livinus van de Bundt experi menteert al vele jaren met tv- toes tellen, toongeneratoren, osciloscopen en foto-appara- tuur; hij weet dat geluid zichtbaar kan worden ge maakt op beeldschennen (tv) en dat die beelden kunnen worden gefotografeerd of op ander materiaal kunnen wor den vastgelegd (video). Zwart wit, maar vooral ook in kleur. Geluid bestaat uit trillingen en die trillingen kunnen als een schilderij worden vastge legd. Een hele rits van die schilderijtjes achterelkaar, ge baseerd op geluid (muziek) kan film worden. Wanneer een hedendaagse componist daar zin in heeft, kan deze muziek maken voor beeld scherm. De emoties van de componist bereiken de herse nen dan niet via de oren, maar via de ogen. Dat is, wat Livinus van de Bundt wil. De man zelf is nog niet zo ver; daarvoor mist hij de sa menwerking met componisten. Hij werkt wel samen mét zijn zoon Jeep die musicus is (drums en gitaar) en in die samenwerking heeft hij film gemaakt waarbij geluid hoort. Het geluid is er nu nog illus tratief aan toegevoegd; Van de Bundt hoopt het nog mee te maken, dat hele muziek stukken worden geschreven „om naar te kijken". Maar dan wellicht alléén om naar te kijken. Zonder geluid dus, want het geluid IS dan beeld. In het Haags Gemeentemu seum is een voorproefje te bezichtigen: overigens wel het resultaat van vele jaren wer ken, studeren en experimente ren. Van de Bundt: „Als ik iets wil gaan maken, heb ik zo ongeveer in mijn hoofd wat ik wil, precies zoals een beeldhouwer een gedachte in zijn hoofd heeft. Maar het eindprodukt staat lang niet vast; daar komt veel toeval bij. Daarom probeer ik een cursus te volgen, om erachter te komen hoe je de experi menten kan vastleggen. Wat je moet doen, om een bepaal de kleur blauw te bereiken. Maar ik denk niet, dat me dat nog lukt, al moet je het in een computer kunnen op slaan". Rusteloos zoekt Van de Bundt naar beeldvormen en de be heersing van die vormen in kleur. Hij zegt: „Een paar jaar geleden kwam ik even tot rust, toen ik las dat ik binnen afzienbare tijd navol ging zou krijgen, dat andere kunstenaars mijn werk zou den overnemen. Maar ik heb er nog niet veel van gemerkt, al kwam ik mentaal toch wel tot rust". Doolhof Livinus van de Bundt werkt in een doolhof van appara tuur, de laatste jaren met zoon Jeep; het resultaat ligt vast op foto's, die echter nog maar een flauwe afspiegeling vormen van wat Livinus de laatste tientallen jaren heeft gedaan. Vele hedendaagse componisten hebben gepro beerd de Rijswijkse kunste naar in dat doolhof te volgen, maar lijken het spoor bijster te zijn geraakt, al bleven er contacten. Livinus: „Het is prachtig dat die apparatuur er is, maar het is allemaal wel erg kost baar. Niettemin moet de kun stenaar er gebruik van ma ken, al zullen velen er nog te genop kijken. Een kwestie van tijd, misschien". Met een handgebaar naar en hoge kast waar een antieke gram mofoon staat: „Dat ding was vroeger ook hoogst modem; moet je eens nagaan hoeveel kunstenaars er nu, als van zelfsprekend, gebruik van ma ken. Er komt een tijd, dat men naar muziek gaat kijken. Maar dat zal voor jonge oren zijn, voor mensen die er aan gewend raken. En dat bedoel ik met de onzin van een kun stacademie als instituut: een jonge kunstenaar moet geen les krijgen in kunst; er moet een verhouding ontstaan tus sen oudere en jongere kunste naar, die van elkaar wat kun nen leren. Al zal die jongere graag willen profiteren van de ervaring van de oudere". Livinus van de Bundt is twin tig jaar directeur geweest van de Haagse Vrije Academie, die hij eigenhandig stichtte. Hij is voorstander van vrije ontplooiing, niet gebonden aan vastgelegde voorwaarden, die in het verleden werden verankerd. Daarom hoopt hij, dat hij en met hem andere kunstenaars dit werk kunnen voortzetten. „Het vervelende is, dat die apparatuur zo kostbaar is. Hoewel CRM, die destijds het professionele er wel van inzag, drie jaar heeft gesubsidieerd, wordt het werk financieel erg zwaar". De expositie in het Haags Ge meentemuseum is geen ver kooptentoonstelling. „Maar", aldus Van de Bundt, „Wie be langstelling heeft, kan altijd bij mij terecht, in m'n atelier aan de Rijswijkse Van Vre- denburchweg 985. Ook telefo nisch". FJ. BROMBERG In Vlaanderen hebben het vormingstoneel en het grens verleggend toneel, om maar een paar moeilijke woorden te gebruiken, het budgettair heel wat minder ruim dan Nederlandse collega's. Dat er in dat soort theater niette min verrassende dingen ge daan worden bewees „Het Trojaanse paard" in het Vrouwen theaterfestival van het Theater aan de Haven, terwijl in datzelfde theater gisteren de Vlaamse groep „'Internationale Nieuwe Scè ne, De Mannen van de dam" met Heiner Müllers „Tractor" eenzelfde staaltje lieten zien. De Oostduitse auteur Heiner Müller is in Nederland, niet terecht, een weinig bekend theaterman. De Haagse Come- die bracht een aantal jaren geleden zijn „Philoktetes", het Holland Festival haalde Mül lers „Die Bauern" door de Oostberlijnse Volsbühne vorig jaar hier naar toe. Verder stilte. Müller heeft het niet al leen hier moeilijk, zijn teksten met een kritische hand in ei gen boezem worden ook in Oostduitsland niet altijd toe gejuicht. „Die Bauem" „mocht" bijvoorbeeld een aantal jaren niet en hetzelfde kan je je voorstellen van „Traktor". Een „klein" stuk dat Duitsers laat zien vlak na de oorlog, bij de opbouw van een nieuwe (socialistische) maatschappij, met alle proble men vandien. Voor wie werkt de arbeider, voor wie draagt hij de verantwoordelijkheden en voor wie zijn de resultaten van zijn ongevraagd helden dom? Die vragen en meer stelt Müller genuanceerd in een wat taal betreft klassiek brok theater. De spanning van tekst en situatie werd door de „Mannen van de dam" in een goed nagebeeld- houwde vertaling van Stefaan van de Bremt en de regie van Herman Gilis, visueel en in houdelijk sterk weergegeven. Alleen al wat dat betreft is een bezoek aan dit Vlaamse werk, tot en met zaterdag in het Theater aan der Haven en 29 maart binnen een Oost- europese week in Amstelveen, meer dan de moeite waard. Men zou gisteren eigenlijk Horvaths „Geloof, hoop en liefde" gespeeld hebben als niet het decor te groot was gebleken voor het Scheve- ningse theater. Als vervanging dus „Traktor" plus Jacques Kraemers (een Franse schrij ver) „De vreemdelingen", een matig gedramatiseerde, sym bolische serie scènes rondom het thema gastarbeider. Wei nig verrassend van visie, bo vendien erg matig gespeeld, maar dat kan te maken heb ben met het feit dat de Vla mingen dit werkje normaliter alleen in niet-theaters, voor een bij voorbaat betrokken publiek brengen. Wat mij be treft is „Traktor" genoeg voor een interessante, bevredigende avond. BERTJANSMA

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidse Courant | 1979 | | pagina 9