Duizenden
kinderen
wachten
nog op
„ouders
ROEP OM HULP
NOG NIET
OVERAL GEHOORD
j J
(DEN HAAG „Het kind van de rekening" een
de meest treffende spreekwoorden uit onze
^geliefde Nederlandse taal. Er schuilt een enorme
M waarheid in deze vijf simpele woorden. Overal in
;de wereld wordt aan kinderen de rekening gepre
senteerd voor dingen die hun ouders hebben ge
daan of nagelaten. Aan jonge medemensen die
weerloos zijn en vaak alleen het gezelschap heb-
:>en van hun lotgenootjes. Kinderen die zijn veria-
en door hun ouders, oorlogsweesjes, hongerende
:?ruiten die zonder hulp nauwelijks uitzicht hebben
op verbetering in hun situatie. Vele duizenden zijn
er zo aan toe. Gelukkig gaan steeds meer mensen
inzien wat het westen door de eeuwen heen de
verschillende culturen heeft aangedaan. Men ziet
nu eindelijk in, dat er juist vanuit dit westen wat
gedaan dient te worden aan de erfenis die de kin
deren uit die landen hebben gekregen zonder dat
zij er ooit om gevraagd hebben. Er zijn de laatste
tientallen jaren organisaties in het leven geroepen
die voor deze verschoppelingen opkomen. Instellin
gen die deze mensen in elk geval op een gezonde
manier volwassen laat worden, zodat ze later aan
hun eigen maatschappij kunnen werken.
Na de Tweede Wereldoorlog kwam in de wereld
een anderssoortige hulpverlening op gang dan voor
heen het geval was geweest. Het waren niet lan
ger alleen de geestelijken die de kinderen in nood
de helpende hand boden. Er werden onafhankelijke
organisaties voor het kind, waar ook ter wereld,
opgericht. Deze organisaties hadden tot doel hulp
te geven zonder politieke of religieuze achtergron
den, met gelden van de mensen uit de westerse
samenleving. Het idee voor de individuele hulp aan
kinderen werd geboren naar aanleiding van de
vele oorlogsweesjes die na de Tweede Wereldoor
log op de wereld rondliepen. Zo ontstond bijvoor
beeld hei Foster Parents Plan (FPP). Deze organi
satie zette in de gehele wereld individuele hulpver
lening op om kinderen in moeilijke situaties te
voorzien van de eerste levensbehoeften.
De gelden hiervoor komen op een nieuwe unieke
manier binnen, door de zogeheten financiële adop
tie. Dit systeem houdt in dat mensen uit hét wes
ten een kind tegen een vast maandelijks bedrag fi
nancieel voor hun rekening kunnen nemen.
Niet alleen de wijze waarop de geldelijke bijdrage
aan het werk wordt geleverd is uniek. Ook de in
schrijving van de „ouders" en de manier waarop
het contact met de financieel geadopteerde kinde
ren wordt onderhouden zijn opzienbarend. De aan
melding is daarom zo uniek omdat niet alleen ou
dere voor deze regeling in aanmerking komen,
maar ook groepen mensen of alleenstaanden. Dit
gebeurt door simpelweg een inschrijfformulier in te
vullen. Zo verplicht de persoon of groep in kwestie
zich elke maand het afgesproken bedrag over te
maken. Op het inschrijfformulier kan kenbaar wor
den gemaakt of contact met het kind wel of niet
gewenst is. Het voordeel van deze opzet is dat
door de vele mogelijkheden vrijwel iedereen op zijn
eigen manier zijn bijdrage voor de kinderhulp kan
leveren.
Al gauw werd het voorbeeld van het FPP door een
aantal andere instellingen gevolgd. Zodoende zijn
er op de dag van vandaag in Nederland meer dan
tien verschillende organisaties die zich met de fi
nanciële adoptie bezighouden.
Tussen de maandelijkse bijdragen van de verschil
lende instellingen die zich met deze geldelijke hulp
bezighouden zit in Nederland nogal wat verschil.
De bedragen lopen uiteen van 15 tot 65 gulden per
maand. Op het eerste gezicht lijkt dit uiterst
vreemd. Het is net alsof het ene kind meer geld
krijgt dan het andere. In werkelijkheid is dit echter
niet zo. De hoogte van de bijdragen hangt af van
de bestemming van het geld.
Er zijn organisaties, zoals bijvoorbeeld Terre Des
Hommes, de stichting Mensen in Nood of de SOS-
Kinderdorpen, welke hun gelden bestemmen voor
kindertehuizen, klinieken of zelfs volledige kinder
dorpen. Een bekend voorbeeld van dit laatste is de
bouw van het kinderdorp Go Vab, dat temidden
van het wapengekletter in Vietnam in 1969 werd
gebouwd. Duizenden Vietnamese oorlogsweesjes
vonden daar toen een goed onderkomen. Andere
instellingen, zoals bijvoorbeeld het Foster Parents
Plan, besteden het binnengekomen geld aan kinde
ren in individuele gezinnen. Zo profiteren ook vol
wassenen van de gelden, gegeven door de wester
se wereld.
Het FPP helpt zo op dit moment ongeveer 650.000
mensen verspreid over de gehele wereld. De indivi
duele hulpverlening blijkt meestal meer geld te
vergen dan de collectieve. Daardoor liggen de be
dragen voor de meer individuele projecten vaak
wat hoger.
Enkele hulporganisaties leggen hun verantwoording
ten aanzien van de besteding van de gelden in
hun eigen hulp-kranten" af. Andere sturen Iedere
„ouder" een jaarrekening toe. In de kranten van
de instellingen staan vaak verslagen van mede
werkers over de gehele wereld. Zij vertellen de
„sponsors" hoe het werk gedaan wordt en hoe de
situatie van de kinderen is. De regering draagt op
een indirecte manier haar steentje bij aan de fi
nanciële adoptie. Alle giften voor het financieel
adopteren van een kind zijn aftrekbaar van de be
lastingen. Niets kan dus schijnbaar de mensen nog
tegenhouden financieel pleegouder te worden.
Schijnbaar, want duizenden kinderen wachten nog
op hun „ouders".
Een andere vorm van kinderhulpverlening is de in
terlandelijke adoptie. Dit is de adoptie van kinde
ren zoals wij die in Nederland kennen. Een kind
wettig adopteren en in onze eigen maatschappij en
cultuur opvoeden.
Met opzet is deze adoptie naar de tweede plaats
verwezen. Allereerst moeten de mogelijkheden voor
hulp aan het kind in het land van herkomst worden
bezien. Pas als daar echt geen uitzicht is op een
oplossing, wordt eventueel tot adoptie overgegaan.
Directeur J. van Deth van het Bureau Interlandelij
ke Adoptie (BIA) in Den Haag, dat 60 procent van
de adopties in Nederland verzorgt, vindt dat de
adoptie een noodoplossing is, waarvan alleen ge
bruik gemaakt mag worden als het echt niet an
ders meer kan. Het is natuurlijk nooit heleméél
goed om een kind in een geheel andere cultuur te
plaatsen.
Toch is de belangstelling in de westerse samenle
ving hiervoor erg groot. Ook veel Nederlandse
echtparen gaan over tot inschrijving voor adoptie
van een buitenlands kind. Het is echter onjuist hier
van een modeverschijnsel te spreken. Het is veel
meer een grotere bewustwording van de Nederlan
der dat aan de kindemood in alle uithoeken van
de wereld iets gedaan dient te worden.
Het bureau heeft tegen dit toenemende enhousias-
me wel een bezwerende vinger. Van Deth: We
hebben op dit moment voor jaren genoeg aspirant
adoptie-ouders. Tegenover de ongeveer twaalfhon
derd kinderen die jaarlijks voor adoptie in Neder
land aankomen, staan zevenduizend wachtende as-
pirant-ouders ingeschreven". Lange wachttijden
dus.
Om een kind te adopteren moeten de aspirant-ou
dere nogal wat doormaken: de beslissing waar het
kind vandaan moet komen, het gezinsonderzoek
dat door sommigen als een „huiszoeking" wordt
ervaren èn het wachten. Vooral het eindeloze
wachten is iets waarop nogal wat ouders afknap
pen. Op dit moment staat er voor de adoptie van
een buitenlands kind een tijdsduur van ongeveer
drie jaar. BIA-directeur Van Deth: „Je moet wel erg
sterk in je schoenen staan als je als ouder een
buitenlands kind wilt adopteren". Het gaat hierbij
veelal om twee groepen echtparen. Ten eerste zijn
het de echtparen die ongewenst kinderloos zijn.
Voor hen is dit meestal de enige manier om een
gezin te stichten. De rest van de zogeheten aspi-
rant-adoptie-ouders wil zijn gezin, waarin plaats is
voor nóg een kind, uitbreiden met een kind uit de
derde wereld.
Tot dusverre zijn de meeste interlandelijke adopties
goed verlopen. Dit betekent echter niet dat er geen
problemen zijn. Er blijken nog al eens wat moeilij
ke situaties rond de kinderen voor te komen. Een
voorbeeld hiervan is een jongetje dat vanuit Zuid-
Amerika- in Nederland aankomt voor adoptie door
een Nederlands gezin. Het kind begint vrijwel on
middellijk na de eerste kennismakingsdagen, als hij
een keer mee mag naar de supermarkt, als een
razende te stelen. Raar zullen velen zeggen. Lo
gisch zegt het BIA. In zijn vorige leefsituatie was
stelen een bittere noodzaak om in leven te blijven.
Een doodnormale zaak dus dat het kind na aan
komst reageert vanuit zijn oude leefsituatie.
Slechts enkele kinderen zijn in gezinnen gekomen
waar ze niet konden aarden. Van Deth: „In zo'n
geval wordt voor het kind een nieuw gezin ge
zocht. Meestal slagen we hierin ook wel. Slechts in
twee gevallen zijn kinderen die voor adoptie naar
Nederland waren gekomen in een kindertehuis te
recht gekomen". Het gaat op dit moment dus goed
met de kinderen die via het BIA naar Nederland
gehaald worden. Het BIA weet echter niet zeker of
dat later ook zo blijft Een vraag die de mensen
van het BIA vrijwel onafgebroken bezighoudt is
hoe het met „hun" kinderen zal aflopen als dezen
volwassen zullen zijn. Op dit moment zijn de sprui
ten die via het BIA het land binnen zijn gekomen
nauwelijks boven de tien Jaar. Het BIA kan dus
niet uit ervaring spreken als het de toekomstige
oudere voor discriminatie in Nederland waarschuwt.
De heer van Deth: „We zouden heel graag tien
jaar verder zijn en terug willen kijken hoe het alle
maal is verlopen".
De cultuurverschillen die de jonge buitenlandse
medemensen moeten overbruggen vallen over het
algemeen wel mee. Door de buigzaamheid die kin
deren nu eenmaal bezitten en de jonge leeftijd
waarop zij worden geadopteerd wordt dit probleem
tot een minimum beperkt. De verschillende landen
reageren met enige terughoudendheid op het voor
hen nieuwe verschijnsel adoptie. De maatschappij
van die landen is er vaak op gericht dat de kinde
ren de oude dag van de ouders verzorgen. Adoptie
gaat natuurlijk dwars tegen de normen en waarden
van deze landen in. Het komt nog wel eens voor
dat landen om politieke of religieuze redenen de
adoptiekraan dichtdraaien. Gelukkig gebeurt het
ook dat landen naar aanleiding van het adoptiebe-
leid van de verschillende internationale organisa
ties zelf voorzichtig enige schreden op dit voor hen
gladde ijs zetten
Bangladesj is daarvan een goed voorbeeld. De re
gering van dit land heeft de eerste stappen naar
een adoptiebeleid gezet. Alleen is de adoptie van
uit Bangladesj een aantal maanden geleden om
onduidelijke redenen stopgezet. Maar zoals het
zich nu laat aanzien zal eind volgende maand de
groep, waarvan de voorbereidingen ten tijde van
de stopzetting al vergevorderd waren, naar Neder
land komen. Het wisselt dus nog wel eens.
Onder de adoptie-oudere blijkt dikwijls angst te be
staan dat de kinderen als ze eenmaal volwassen
zijn, terug zullen keren naar hun land van her
komst De heer van Deth acht dit erg onwaar
schijnlijk. „De kinderen zijn doordat ze op erg jon
ge leeftijd naar Nederland zijn gekomen, helemaal
in de Nederlandse samenleving ingepast. Vooral
doordat de geadopteerden niet in groepsverband
leven gaat de assimilatie erg snel. Het geadopteer
de kind zal dus vrijwel zeker volgens de Neder
landse cultuur gaan leven. Verder wemelt het In de
landen waar ze vandaan komen van speciale ge
bruiken en beleefdheidsvormen. Van een Nederlan
der accepteert de bevolking van dat land wel dat
hij niet van de gebruiken op de hoogte is. Van ie
mand die uit het land zelf afkomstig is wordt dat
niet aanvaard. Het kind kén dus eigenlijk niet meer
terug".
Zoals in vrijwel alle sectoren van het menselijk be
staan zijn ook in het vaarwater van de adoptie ele
menten bezig zichzelf ten koste van het goede
werk te verrijken. Het is niet de eerste keer dat
het woord „kinderexport" in dit verband naar voren
wordt gebracht. Al tijdens de oorlog in Vietnam
kwam een aantal kinderen op een niet gebruikelij
ke manier ons land binnen. Het was een publiek
geheim dat voor een som geld in Libanon zonder
veel papierrompslomp een kind gekocht kon wor
den. Verhalen van vrouwen die met een kussen
onder de trui naar het buitenland gingen waren
niet vreemd. Dezen zonderden zich na hun aan
komst met een hoogzwangere inheemse af. Wat
daarna gebeurde is wel duidelijk. De kinderophaai-
ster bevalt plotseling van een blakend buitenlands
kind en de inheemse van een rolletje bankbiljetten.
Ook de verdere moeilijkheden worden met een
simpele greep in de geldbuidel opgelost. De Instan
ties staan dan voor een voldongen feit Om hef
kind niet weer de dupe te laten worden, wordt het
toch opgenomen.
Veertig procent van de adoptie-oudere is zoge
naamd „doe het zeiver". Niet dat deze mensen
van kwaden wille zouden zijn, of dat bij hen de
adoptie altijd op een verkeerde manier verloopL
Nee, het zijn mensen die het lange wachten beu
zijn en zelf wat willen ondernemen. Zij kunnen ech
ter in handen vallen van onzuivere organisaties.
Door hun verlangen naar een adoptief kind kan dit
tot grote desillusies leiden. Vaak moeten voor de
kinderen grote sommen geld worden neergeteld.
Van een advocaat in Zuid-Amerika is bekend dat
hij als slogan gebruikte: „Wij voeren koffie uit om
dat wij daar te veel van hebben, wij voeren kinde
ren uit omdat wij er daar eveneens te veel van
hebben".
Dergelijke kwalijke praktijken zijn meestal nauwe
lijks aantoonbaar, maar zijn reden genoeg om de
mensen, die zelf iets willen ondernemen, ernstig te
waarschuwen. Gelukkig zijn er genoeg goede hulp
verlenende organisaties op te noemen. Organisa
ties die het eigenlijk verdienen om In een lange
lijst vermeld te worden. Zowel de grote als de klei
ne. Want elke bijdrage tot verbetering van de situ
atie van de kinderen, die de bakermat vormen van
hoe het verder moet in de wereld, moet worden
geaccentueerd. Ook de bijdragen van de mensen
moeten met superlatieven worden aangeduid. AJ
zijn er op dit moment nog vele duizenden kinderen,
van wie de roep om hulp nog niet werd gehoord.
Vele duizenden die het bitterhard nodig hebben om
een financieel pleegkind te zijn.
KOOS WOLTJES