„De hiele waersitewaesje yn Europa" wijst op toch nog een Elfstedentocht De tocht die blijft leven, ook als er geen schaats op het ijs komt „Wv hoopje dat de saek der sa gau mooglik üt giet. Wy rekkenje op in nije winter, wy bliuwe optimlstysk. Wy hoopje dat dit net de iêste kêns wie dit jier. Dat liede wy hwat of ut de hiele waersitewaesje yn Europa". En dat waren dan tot nu toe ae laatste officiële woorden, gewijd aan de Elfstedentocht die (nog) niet doorging. Zij werden uitgesproken door voorzitter drs. Jan Kuperus tijdens een van de laatste vergaderingen van de Vereniging De Friesche Elf Steden. En er werd mee gezegd, dat „het bestuur hoopt op een snelle en afdoende dooi, gevolgd door een nieuwe vorstperiode. Verder, dat het bestuur optimistisch blijft en dat de hele weersituatie in Europa erop wijst, dat de winter zó terug kan komen". In afwachting daarvan enkele gedachten over het fenomeen Elfstedentocht. De krachttoer van tweehonderd kilometer, die van een Fries onderonsje uitgroeide tot een nationaal evenement. De monsterrit, die slechts door weinigen helemaal wordt uitgereden. In 1963 haalden bij de toertocht 69 van de 6300 deelnemers de eindstreep; bij de wedstrijd waren het er 57 van de 568. Zo ver ligt de laatste Elfstedentocht in het verleden, dat een hele generatie schoolkinderen er alleen van horen zeggen iets van weet En toch kan je de Friese kinderen er de laatste tijd over horen praten, alsof ze er ooit een keer bij geweest waren. De Elfstedentocht lééft, ook zonder dat zij gereden wordt. De sneeuw was twee weken geleden spelbreker, .maar het ziet er naar uit, dat bij een aanhoudende vorstperiode de tocht alsnog zal kunnen worden gereden. En als het lukt, is dat voor een belangrijk deel te danken aan de enthousiastelingen, die op het ogenblik experimenteren met het onder water zetten van grote delen van het traject om op die manier een „natuurlijke kunstijsbaan" te verkrijgen. BINNENLAND LEIDSE COURANT DINSDAG 23 JANUAR11979 PAGINA {SF Leeuwarden, Sneek, Ijlst, Sloten, Staveren, Hlndeloopen, Workum, Bolsward, Harllngen, Franeker en Dokkum. De elf Friese steden, die „voor een sterke kerel allemaal op één dag te bereiken zl]n, als het Ijs goed Is". Dat was de uit daging, die In een zeer ver verle den een handjevol Friezen naar de startplaats van de eerste Elf stedentocht lokte. Het moet lang voor 1909 geweest zijn, het |aar van de eerste officiële tocht. In elk geval kon nog niemand dro men van een ANWB-route, waarbij je al die steden ook op één dag kunt aandoen. En, terzijde, van schaatsende vrouwen droomde blijkbaar ook nog niemand. Maar goed Leeuwarden, IJlst, Sneek enz. Als schaatsenrijder kun je op 't ogenblik wel zeggen: „Als Je er één gezien hebt, heb |e ze alle maal gezien". Overal hetzelfde beeld: lelijk Ijs met brokken half- gesmolten sneeuw, waarin de gro te vergeler zich heeft genesteld. En toch maar hopen op de Elfste dentocht 1979. Vast en zeker zullen dan nieuwe helden op dagen, zonder dat de roem van de oude, zoals Jeen van de Berg en Reinier Paping verbleekt. Ook de nieuwe helden zullen weer jaren lang meegaan, zelfs als in al die jaren geen Elfstedentocht meer wordt ge houden. Vraag voor de aardigheid maar eens aan een aantal willekeurige landgenoten of ze nog weten wie in 1963 minister-president van het Koninkrijk der Nederlanden was. En daarna, of ze nog weten wie in 1963 de Elf stedentocht gewonnen heeft. Een tocht, die de toenmalige president van het gerechtshof te Leeuwarden tot een zodanige geestdrift bracht, dat hij met vele anderen overi gens bovenop de dranghekken bij de fi nish klom. Een geestdrift, die duizenden andere toe schouwers het leven van hun bloedeigen koningin en kroonprinses in ernstig gevaar deed brengen. Jazeker, ze stonden met z'n allen op een krakende ijsvloer waar al een decimeter water op was gekomen. De man aan de luidspreker kon brullen wat hij wil de, niemand luisterde. Op 't laatst slaakte hij een wanhoopskreet: „Wil het publiek voor de veiligheid van het koninklijke gezin ruimte maken aan de finish?". Maar het publiek dacht zeker dat hij een grapje maakte, want als enig antwoord kwam een vrolijk gelach. De koningin en de prinses maakten toen zelf maar ruimte en het is allemaal op een haar na goed ge gaan. Maar wat bezielt ons dan toch bij de Elfstedentocht, waarover we al beginnen te praten bij het eerste streepje vorst en die ons daarna niet meer loslaat, zolang het blijft winteren? 't Is nooit zeker De secretaris van de vereniging „De Friese Elfstedert", jhr. Gustaaf G. Witsen Elias, wil daar desgevraagd wel wat over filosoferen. Hij moet over het wel of niet doorgaan van de tocht een veelgeplaagd man zijn ge weest, maar dat is hem niet aan te zien. In een allerzonnigst humeur vertelt hij, dat zijn zakelijke contacten de laatste tijd steevast beginnen met de vraag van de andere par tij, hoe het met de Elfstedentocht staat. Pas daarna' worden er zaken gedaan. „Dét is nog eens een voorbeeld van hartelijke be langstelling, nietwaar?". Maar wat dan de intense bezieling betreft, waarmee de Elfstedentocht wordt begeleid en de helden worden geïnspireerd, een ge makkelijke vraag vindt hij dat niet. „Er kan een element van spanning in zitten door het ongewisse. Niet alleen is het aan het begin van de winter nooit zeker of de tocht er komt, een paar dagen tevoren kan dat ook nog het geval zijn. Heel anders dan bijvoorbeeld bij een evenement als de Vier daagse, dat je maanden van tevoren in je agenda kunt schrijven. Verder is er onge twijfeld een element van romantiek: de grootste tocht ter wereld op natuurijs, langs al die steden. Dat blijft, hoe je 't wendt of krert, toch anders dan twintig ronden op De doortocht in Hindeloopen van de kopgroep in de Elfstedentocht 1956. Daarna ging het pal tegen de ijzige naar het noorden. Jeen van de Berg, glorieuze winnaar, held van 1956. een Fins meer, hoe groot ook die prestatie mag zijn. Ook zit het wel een beetje in de aard van de mens, zich uit te laten dagen door gevaren, zoals de tochtrijder die onte genzeglijk op zijn weg ontmoet: scheuren in het ijs, het attent zijn op het bevriezingsge vaar van lichaamsdelen". Jhr. Witsen Elias, zelf ooit Vierdaagseloper maar nog nimmer Elfstedentochtrijjler, zegt in de volle wetenschap dat hij ffen aantal boze brieven riskeert: „De Elfstedentocht is toch wel een stukje zwaarder dan de Vier daagse". Aan een beschrijving van „de" tochtrijder waagt hij zich liever niet. „Er be staat geen type van, al moet je wel een doordouwer zijn. Zo schaatst de bankwerker naast de notaris, het meiske van achttien ja ren naast de man die haar opa had kunnen zijn. Een volksgebeuren, zowel op het ijs van de baan als thuis aan de buis. En ver geet het kruisje niet, dat het onvervreemd baar eigendom wordt van degenen, dié het halen. Een hoogleraar aan een onzer univer siteiten werd getroffen door het vreselijke malheur, dat hij het kwijt raakte. Nieuwe kruisjes worden niet gegeven, omdat er in het verleden toch wel mee geknoeid is. Maar de professor was ontroostbaar". Als het er toch van komt dit jaar, zal de Elfstedentocht er dan anders uitzien dan in 1963? We zijn toch weer zestien jaar verder en in zo'n tijd gebeurt er van alles. Jhr. Witsen Elias venvacht, dat in elk geval de entourage er gans anders uit zal zien. „De mensen zijn veel mobieler geworden en bovendien kunnen ze zich makkelijker vrij maken. Er valt dus meer bezoek te ver wachten. De televisie zal er, met de grotere mogelijkheden die zij nu heeft, zeker ook veel meer aan gaan doen. Geen belangstel lende kijker zal nog genoegen nemen met af en toe een uurtje Elfstedentocht. Dat Koningin Juliana en prinses Beatrix kwamen in 1963 per helikopter om het slot van de Elfstedentocht mee te kunnen maken. Reinier Paping, die de laatste Elfstedentocht op zijn naam schreef, held van 1963. wordt een hele dag aan de buis". „Het algemene beeld van de Elfstedentocht kan ook haast niet onberoerd blijven door de sterke toeneming van het aantal kunstijs banen. Veel meer mensen hebben gelegen heid gekregen om te trainen. En veel meer mensen hebben er ook aardigheid in het schaatsen door gekregen. Voorzover dit de kwaliteit van het rijden in de Tocht ten goe de komt is er geen vuiltje aan de lucht. Maar moeilijker wordt het, als er veel meer inschrijvingen komen dan het bestuur kan honoreren. De baan is namelijk niet van elastiek en met zestienduizend deelnemers is het onherroepelijk bekeken". „Het bestuur wil dan ook een beroep op de belangstellenden doen niet lichtvaardig in te schrijven. Daarbij gaat het er natuurlijk niet om, dat de deelnemers tevoren zeker moe ten weten dat ze de tocht uitrijden. Het ge middelde percentage van degenen die daar in slagen schommelt immers zo om en na bij de tien. Maar wèl wil men graag af van de lieden, die alleen maar voor de aardig heid een kilometertje of twintig meehobbe- len en dan afhaken. Ze kunnen dan wel zeggen dat ze hebben meegedaan in de Elf stedentocht. maar intussen hebben ze de plaats ingenomen van iemand, die wel se rieus mee had willen doen". „Naar verwachting zal het verder merkbaar zijn, dat in de afgelopen jaren ijverig ge sleuteld is aan de verbetering van de orga nisatie. Ook de samenwerking met overheid, defensie, politie, medische diensten e.d. is onderwerp geweest van positieve kritische bezinning". „De strijd tegen de oprukkende commercie is manmoedig voortgezet, want men wil op eigen ijzers blijven staan. Een probleempje is nog de shirtreclame, die we hier beter truireclame kunnen noemen. Weliswaar neemt het rugnummer heel wat reclamemo gelijkheden weg, maar als het goed is heeft iedere rijder ook nog de beschikking over een borstpartij, waarop je nog heel wat kwijt kunt. Even simpel als doeltreffend is het al in het bestuur geopperde plan: een nummer achter èn voor". „Wie dan nog reclame op de baan wil bren gen zal een hoge hoed moeten opzetten of zoiets, maar dat beeld zal ons voorlopig wel bespaard blijven". Achter de kachel Inmiddels was in de afgelopen week het ru moer over het niet doorgaan van de Elfste dentocht nog lang niet verstild. In kring had men moeite met het je 't ene jaar wèl met sneeuw op de kunt schaatsen en het andere jaar met name niet. Maar de Friezen pal. Zij wezen op het door niets te gen feit, dat baanvegers met licht door het ijs van de route zakten, vaarlijk. De vroegere directeur van KNMI, die voor het doorgaan van de ijverde, kreeg te horen: „Om zoiets te nen zeggen moet je niet alleen hebben van het weer, maar ook van ijs!" Commentator Willem Stegenga sprak Leeuwarder Courant over achter-de-kachel, die met gemeen hebben dat ze het beter weten de mensen, die daadwerkelijk op het zaken moeten regelen. Ook met de die honderden vrijwilligers wilden ren om de route toch sneeuwvrij te veegt Willem onvervaard de baan aan: honderden vrijwilligers een baan erdoor gen heb je duizenden vrijwilligers de schaatsers te weren, die erop den. Het bestuur werd venweten dat tocht niet düride te organiseren! Zo was het ook precies. Het bestuur niet. En dat is in dit geval te prijzen", Willem Stegenga. Laten we overigens voor de volgende dit onthouden: het mag gerust de baan, als het ijs maar sterk Opgewaaid zand is veel erger. En dat juist door de sneeuw tegengehouden. Recht vooruit We gaan dus met z'n allen weer de in van stille spanning en zal gaan vriezen. Komt de die gaandeweg uitgroeit tot ding, terug? De Fries denkt en zegt er volgende van: „Jullie denken dat hier lopen op te winden over de tocht, of die er dit jaar nog komt is het niet. Wij kijken gewoon de waar onze neus heensteekt. En steeds recht vooruit. We zien wel beurt". Maar intussen houden die Friezen op eigen nationale poolcirkel de boel wel gaten. Ze houden er gewoon rekening dat de Elfstedentocht er dit jaar eens zou kunnen komen.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidse Courant | 1979 | | pagina 12