HET OUDERWETSE CORPSLID IS NIET MEER
DOORSTROMING IN BEELD
Ontgroenen is voorbij, maar de schaar roept: hoe lang meneer?
corpsbal is zo dood als een pier.
iatst zag men er nog een. Een trotse
t terug uit het Oostenrijkse
jrsportplaatsje Hinterglemm, alwaar hij
m roekeloze afdaling van de Zwölfer
rijn ski's een kruis sloeg en daarna
/am in een plaatselijk hospitaal. Zijn
rbeen was verpakt in een dikke laag
uw. wat later gips bleek te zijn. Maar
stond hij dan op de trap van het
je station, steunend op een
coreerde wandelstok met naast hem
lederen vliegtuigkoffers. De
feetdruppeltjes parelden langs zijn slapen
nek in en kwamen tot stilstand op een
den shawl, die met een zwierig boogje
er zijn schouder was geslagen. Hij droeg
iuwe blazer en een grijze pantalon.
- arts was hij een man met maar één
ie rij taxi's. Een van de auto's maakte
los en stopte voor de trap. De
licaan vertrok geen spier van zijn
cht toen hij met een paar driftige
en van zijn stok een teken gaf. De
ïk hij omhoog naar die deftige
er komen". Het commando
en noemenswaardige
ri zijn lippen uit zijn mond
een salvo droge knallen uit
dubbelloops jachtgeweer. De chauffeur
n eerbiedig een stapje hoger. ..Verder"
n het dreigende gebaar van de
Indelstok op het grijze beton. De
buffeur, een stoere Buffalo Bill van een
jr of veertig, was door het laatste schot
lakt. Gedwee klom hij de trap op. waar
iblauwe blazer, de twee koffers en die
j> schoen in een onbeweeglijk gelid
>nden te wachten. De Mohicaan zelf
ek niet op of om, alleen zijn wandelstok
rak. Deze zei:, .Op naar d
erenvolk
hj meiCOfT:,sba' (sPreek uit: koorbal), de
nte. die aan het volk in vuur verhitte
livers uitdeelde en zich een kriek lachte
,L( l men zich daarbij brandde, de puber
wea r het kaal9eschoren hoofd en een hete
j 9 rdappel in zijn keel, de hoogedel bijna
leerde heer is niet meer. Hij leidt een
ruggetrokken bestaan en denkt met
ie zic!*emoetJ ,eru9 aan de dat alles n°9
In hefnaar k°n' van herenv0,k en
lechtenvolk. De zeden en gewoonten zijn
de landelijke Corpora dusdanig
'levig geweest aan gevoelige
ien en stromingen, meest van
il-hervormende aard, dat deze de
(de gedragsregels van de student)
igemoeid hebben gelaten. „Alleen
het protocol, het decorum, doen we
zegt één hunner, een
de Leidse
iging Minerva, de grootste
Nederland en tevens ook
iudste. Jan studeert rechten in Leiden,
is vanaf het begin van zijn studie lid
Minerva Deze vereniging noemt zich
De corpsbal: is niet meer, de schaar vraagt evenwel: „hoe lang meneer".
thans sociëteit en de sociëteit noemt zich
vereniging, maar iedereen weet dat het
gaat om het voormalige Leidse Studenten
Corps. Een jaar of wat geleden is het
predikaat ..Corps" uit de banieren
verdwenen, gelijktijdig met de integratie
van de WSL, de Vereniging Vrouwelijke
Studenten Leiden.
Meisjes
Jan vindt die verandering „uiteraard"
prachtig. „Sedert hier in het gebouw aan
de Breestraat ook meisjes mogen komen
is het er een stuk gezelliger op geworden.
De mooiste meiden vind je hier, waar de
poen zit. De meeste meisjes zoeken hier
hun man uit, trouwen dan, zonder hun
studie afgemaakt te hebben en gaan dan
huisvrouw spelen. Het moet gezegd dat
een heleboel studenten van Minerva niet
aan dergelijke flauwekul meedoen, maar
de fanatieke leden hangen in deze stad
nogsteeds de bal uit".
Maarten van Berckel, de praeses
(voorzitter) van Minerva, is duidelijk
geschokt als hij van dit soort „lasterlijke,
liederlijke en onzinnige nonsens-
verhaaltjes" op de hoogte wordt gebracht.
Er klopt letterlijk niets van. Als hem wordt
verteld dat voor deze rapportage
ruimschoots de medewerking is toegezegd
van verschillende vogels uit het
Minervanest, wil hij direct namen horen.
Deze echter worden hem niet verklapt, dat
was zo afgesproken. Hoog in het kapitale
sociëteitsgebouw in het centrum van
Leiden is de voorzitterskamer van Van
Berckel gevestigd. Tijdens de klautertocht
over de brede trappen naar het kleine
heiligdom van de praeses ontwaart het
oog een lange reeks van curiosa, die
herinneren aan de glorieuze tijden van
weleer. Foto's van kaalgeschoren foeten,
dansende mantelpakjes, proostende
stropdassen, klakkende hoeden, tintelende
glazen: kortom geen spoor van verveling
daar langs de trap, maar een en al
gezelligheid, zoals was verwacht. Maarten
staat al aan de deuropening te wachten,
keurig in blauwe blazeren een passend
stropje. Zijn haar zit correct, een tikje
ouderwets: een symmetrische golf, die zijn
oren onbedekt laat. Eersteen „sapje"
drinken (dat kan van alles zijn, maar
zonder alcohol erin) en dan steekt hij met
zijn verontwaardiging van wal.
Melodie: Jodokio
O, Sociëteit, o, Sociëteit,
Hoe node ist dat wij scheiden.
Ik laat u los en juich van vreugd
Ik heb er één die beter deugt.
Ik had jolijt, maar nu ist tijd,
Ik ben al dertig jaren.
Minerva lief, o, Sociëteit,
Toch ist niet zwaar te scheiden,
Want alle mores zijn eraan,
Je mag niet eens meer foeten slaan.
De zaak is ook de zaak niet meer,
Want hij zit vol met meiden.
Belast verleden
„Kijk, als je iemand op zijn hart wil
trappen, dan is dat niet zo moeilijk,
ledereen, iedere vereniging, heeft zo zijn
zwakke zijden. Minerva heeft een belast
verleden, ontgroeningen, de roetkap en dat
soort zaken, waarvan ieder Corps of
voormalig Corps te lijden heeft. Maar dat
zijn mythes, die allang zijn doorgeprikt. Als
we de exponenten van het ouderwetse
corpsleven bij elkaar zouden zetten, dan
passen ze met z'n allen gemakkelijk op
een klein en benauwd zolderkamertje, waar
ze hun strategieën kunnen uitdenken hoe
ze de Rote Armee kunnen grijpen en meer
van dat soort waanzin. Hooguit heb je bij
Minerva nog tien van deze types die zich
zo gedragen; de overige leden
onderscheiden zich echt niet van die uit
andere verenigingen in Leiden. We zijn
een club van bijna 2500 leden en als daar
halen ze het vandaan. Bijna de helft van
de Minervaleden zijn vrouwen, misschien
wel meer dan de helft, en die zouden hier
allemaal wel hun mannetje kunnen vinden,
kom nou...".
Hermes
In Rotterdam, bij het studentencorps
Hermes. gevestigd in hetsjieke Kralingen,
maakt verontwaardiging zich eveneens
meester van de aldaar gestationneerde
praeses, Diederik Karsten. Hij vindt het
jagen op de laatste der Mohicanen een
walgelijke bezigheid. Hém wordt verteld
dat de heer in de blauwe blazer niet zo
lang geleden in zijn stad is gesignaleerd,
een heer die ongevraagd aan zijn
toehoorders had verkondigd dat zijn pa
zo'n goeie vent was, met een bom duiten,
een dure villa en een gebeitelde positie in
de oliewereld. Was deze student een copie
van het verleden, een laat ontwikkelde
verschijning uit een vergeelde
studentenalmanak, een komediant of
gewoon een corpslid, waarvan er wel meer
over straat lopen?
Het gezellig samenzijn van proostende stropdassen, kaalgeschoren foeten. klakkende hoe
den en tintelende glazen.
Diederik Karsten - „Voor mij is de
ouderwetse corpsbal hartstikke dood. Zijn
geest waart nog steeds door de
universiteit en de straten. Als de mensen
denken dat zij hem tegenkomen, zien ze
in feite een stelletje studenten, die het
grappigste uit het verleden hebben
meegenomen; dat zijn de verkleedpartijen
met smoking en rokkostuum. met
lustrumfeesten zie je dat nog wel, maar
dat is gewoon traditie en men denkt dan
dat het elitaire knapen zijn, die willen
provoceren. In de laatste tien jaar is er
van het verleden zo goed als niets meer
terug te vinden. Ontgroeningen bestaan
niet meer, de Tres-affaire (waarbij een
Utrechtse student stikte in een roetkap
red) ligt allang achter de rug en de
studenten van Hermes gaan gewoon
gekleed in vrijetijdskleding, een
spijkerbroek en een trui De echte fanaten,
die om bloed en macht schreeuwen, zie je
in Rotterdam niet meer. Die melden zich
nu aan bij het leger om de communisten
te gaan bestrijden. Ik zou er niet aan
moeten denken dat ik die ooit nog tegen
zou komen. Nee, voor mij is de corpsbal
zo dood als een pier en hoeft hij niet
meer terug te komen".
Nolstalgie
De tijd is niet meer terug te draaien.
Degene die dat betreurt, kan zich
niettemin als troost overgeven aan de
grote nostalgiegolf, die op dit moment met
grote schuimkoppen over de Hollandse
dijken heen slaat. Het oude is weer
helemaal nieuw, deftigheid raakt weer in
de mode, de elegante damesbladen zijn
onlangs een wervingscampagne gestart in
studentenhuizen, iets dat een paar jaar
geleden niets uitgehaald zou hebben, want
geen studente las destijds de Elégance.
Nostalgie is een kwestie van het getij,
straks trekt de golf weer terug en laat
daarbij een leeg strand achter met
levenloze schaaldieren. De
studentencorpora maken vooralsnog
gebruik van de nostalgische hausse. De tot
voor kort kwijnende verenigingen in het
land, een duidelijk voorbeeld was het
Amsterdamse Studenten Corps, wat mindei
Phoenix in Delft, verheugen zich de laatste
tijd weer in een gestage groei van
grotendeels eerstejaars studenten. Het
Corps (van het Latijn „corpus" - lichaam),
aanvankelijk een schaal met een dode
mossel, ziet zijn levensgeest weer
langzaam terugkeren. „Wat mij betreft", zo
zeot een eerstejaars rechten, „mogen ze
n kop daarvoor kaalscheren. ik vind dat
da. bij hoort. In feite zie ik het ook wel
zitten als er weer ontgroeningen plaats
gaan vinden. Dat moet je er gewoon voor
overhebben".
Zal de doodgewaande corpsbal het dan
toch nog halen, komt hij weer terug? „Ik
vrees het", zegt Pia Bloem, de vroegere
praeses van het Leidse Minerva. Haar
woorden hebben kennelijk toch niet zoveel
uitgehaald toen zij enige jaren geleden
stelde: „Er is nog te weinig afgerekend
met de carriérevereniging. Vroeger was het
alleen een aanbeveling wanneer een
sollicitant kon vertellen lid te zijn g
van het Corps. Ik heb gehoord dat
tegenwoordig iemand niet wordt
aangenomen bij Albert Heijn als hij
Corpslid is geweest".
PETER VIERING
Wie de moeite neemt de kleine lettertjes
op de tekening te lezen krijgt enig inzicht
in het Nederlandse onderwijsstelsel. Met
name de soms moeilijk te omschrijven
doorstromingsmogelijkheden, zowel naar
„boven"als tussen de verschillende typen
van scholen, komen goed uit. De paden
daarvoor zijn echter niet zo gemakkelijk
begaanbaar als de vrolijk rondhuppelende
poppetjes suggereren. In dat opzicht heeft
de Mammoetwet niet opgeleverd wat
beoogd werd. Ook het „blijven zitten" is
gebleven hoe gek het ook is dat de
leerling met teveel onvoldoendes ook de
vakken moet overdoen waarvoor hij wel
voldoende heeft. Vandaar de op een
publicatiebord geschreven plannen voor
een middenschool, een bovenschool en
één soort van hoger onderwijs waar de
student al gauw duidelijk wordt gemaakt
dat hij bezig is een beroepsopleiding te
volgen en dat hij die alleen bij
wetenschappelijk onderzoek en onderwijs
kan vinden als hij eerst toont daarvoor de
nodige capaciteiten te bezitten. Allemaal
nog plannen die veel tegenstand
ontmoeten, ook al omdat nog lang niet
duidelijk is hoe het onderwijs dan
ingericht moet worden en de Mammoet
en de Universitaire Hervormingswet
geleerd hebben dat er een enorme
adminstratieve rompslomp
aan verbonden is. -