WtÊ m IH DE BRUGKLAS MET EEN LEUNING Ia] '■TM BRUGKLASPROJECT MOET OPVOLGER VAN DE MIDDENSCHOOL WORDEN ONDERMJSBULAGE Alom hebben de deskundigen het vorig najaar bij zijn tweede lustrum geconstateerd: de mammoetwet, In september 1968 Ingevoerd, heeft niet aan de verwachtingen voldaan. Maar een nieuw model voor de Inrichting van het onderwijs na de lagere school Is nog bij lange na niet voorhanden. Een van de belangrijkste oorzaken van deze teleurstelling moet zeker worden gezocht In het mislukken van de brugklas. In feite ontstonden er direct na het Invoeren van de mammoetwet twee brugklassen, een voor het technisch onderwl|8 en een voor het overige onderwijs; daardoor werd de opzet van deze klas die een brug wilde slaan naar de verschillende onderwljstypen In zijn kern aangetast Later bleek ook dat de brugperlode zelf (slechts een jaar) te kort was om de leerlingen op het juiste spoor te zetten. Zo werd men stilaan rijp gemaakt voor de middenschool, het in Zweden gerealiseerde onderwijsideaal waar progressieve onderwijsvernieuwers al hun hoop op gesteld hebben. Oe middenschool zou alle leerlingen voor drie tot vier Jaar moeten samenbrengen en pas daarna zouden ze een definitieve keus hoeven te maken. Maar komt die middenschool er? Sinds de heer Pais al bij aankomst op het onderwljsmlnlsterle die middenschool als grauwe eenheidsworst heeft betiteld, is de toekomst van ook dat ideaal zeer onzeker geworden. Ir. Pieterse, directeur van de Amsterdamse Open Scholengemeenschap Bijlmermeer (waar met nog twee andere scholen een volledig middenschool experiment gaande Is), schreef de afkeer jegens deze „eenheidsworst" toe aan de polarisatie rond de experimenten. „De middenschool is een politieke speelbal geworden en dat draagt bij tot een totaal verkeerd beeld bij het publiek. Wacht maar af en kijk nuchter naar de uitkomsten van ons experiment". Veel tegenstanders van de middenschool hebben echter voor zich al lang uitgemaakt waar de middenschool op neerkomt: een toenemend niveauverlies en nog meer verschraling van de vakken dan nu al het geval Is. Ze hebben geen boodschap aan het ideaal van de onderwijsvernieuwers die kinderen eens en voor goed gelijke kansen willen geven en vooral waarde hechten aan hun latere functioneren In de maatschappij als democratische burgers. Faire kans De middenschoolexperimenten krl|gen niettemin een wat op het ministerie van onderwijs genoemd wordt, „faire" kans. Maar dan nog is het de vraag of ze zullen uitmonden In een werkelijke middenschool. Mocht ze nog eens ooit uitgroeien tot één van de schoolvormen na de lagere school, dan lijkt het bezwaar dat nu al tegen de middenschool opklinkt, werkelijkheid te worden: ze wordt een vergaarplaats van zwakke leerlingen, terwijl de sterken hun weg zullen vervolgen binnen het geijkte schoolpatroon. Als alternatief voor de middenschool worden nu experimenten voorbereid voor een verlengde brugklas. Zij beogen vooral de keuze voor het schooltype na de brugklas te vergemakkelijken en de doorstroming tussen lagere school en voortgezet onderwijs te verbeteren. Het Is maar een al te bekend gegeven dat die populaire, zo op het kind gerichte lagere school heel ver weg Is af komen te staan van dat op duidelijke prestaties Ingestelde voortgezet onderwijs. Die doorstroming tussen lager en voórtgezet onderwijs zou verbeterd kunnen worden door duidelijke afspraken te gaan maken met betrekking tot de leerstof. Leraren zullen beter psychologisch geschoold moeten worden. En de periode waarbinnen bepaald wordt welk schooltype de leerling kiest moet worden verlengd. Nu al ziet men dat steeds meer scholen op eigen Initiatief overgaan tot een verlengde brugklasperiode of anderszins proberen de doelstellingen van de brugklas te verwezenlijken. Een voorbeeld van een experiment waar men kinderen probeert een meer verantwoorde keuze te laten maken in het brugjaar Is de Christelijke Scholengemeenschap in Assen, dat men elders op deze pagina beschreven vindt. Het laat de voordelen, maar ook de begrenzingen zien van het daar toegapaste experiment Er zijn in Nederland waarschijnlijk al een kleine honderd scholen die door het Invoeren van een verlengde brugklas, In verkapte vorm weliswaar, Iets reallserei van de middenschool: alle leerlingen bij elkaar houden en de keuze voorlopig uitstellen. Maar niet vergeten mag worden dat de voornaamste strekking v|jw de middenschool niet tot zijn recht kom leerlingen gaan immers na de lagere school al uit elkaar In twee richtingen, die van het algemeen voortgezet onderwijs en die van het technisch f'9 onderwijs. Juist die scheidslijn die de de middenschool had willen opheffen, blIJfljM bestaan. De conclusie voor veel M' onderwijsvernieuwers is dan ook sombi een van hogerhand geregelde, verleni brugklasperiode (waarvoor de experimenten momenteel op stapel worden gezet) zou kunnen betekenen d( de middenschool voorgoed op de langej2 n baan geschoven wordt PAUL VAN VELTHÏ Hoeveel ouderparen zullen al de teleurstelling van hun leven hebben meegemaakt? Het ging zo goed met hun kind. In de brugklas haalde het alleen maar goede cijfers. En nu, in die hogere klas. op de havo of het atheneum, gaat het langzaam bergafwaarts. Hoeveel ouderparen laten die teleurstelling uitmonden in mopperen op het kind, in onverantwoord opjagen tot prestatie? Vaak met tegengestelde gevolgen. „De mooie cijfers die eén leerling in de brugklas haalt zijn helemaal niet zo belangrijk". Deze opmerking komt van de 41-jarige schoolpedagoog F. K. Swager, verbonden aan de Christelijke Scholengemeenschap te Assen. Een uitspraak die in eerste instantie wat merkwaardig overkomt, „leder kind kan als het wil goede cijfers halen. Cijfers vormen slechts één gegeven. Belangrijker is echter om erachter te komen waaruit die cijfers voortkomen", laat hij erop volgen. Daarmee raakt de heer Swager de kem van het werk dat hij doet. Als pedagoog probeert hij van ieder kind in de brugklas uit te vinden welke mogelijkheden het heeft. Komen die goede cijfers van louter uit het hoofd leren of ontstaan ze vanuit beredeneerd en inzichtelijk werken? Daartussen zit een groot verschil, dat bepalend is voor de verdere studie. „Hoe verloopt het denkproces van de leeriing?" Dat is dé grote vraag waarop de heer Swager steeds een antwoord probeert te vinden bij de beoordeling van de brugklasleerlingen. Daarbij gaat hij niet over één nacht ijs. Observatie Een jaar lang komen de brugklassers in kleine groepen van veertien leerlingen elke week een uur onderzijn hoede. In dat jaar schept hij zich in een vertrouwensrelatie van iedere leerling een beeld aan de hand van persoonlijke observatie en het laten verrichten van allerlei proefjes en spelletjes. Testen vindt de heer Swager in dit verband een te zwaar beladen uitdrukking. Naast het observeren van de leerling ziet hij de begeleiding van „het kind met problemen" als zijn tweede taak. „Het kind moet leren leren en dat leerproces moet worden ontwikkeld", zegt hij. Het is volgens schoolpedagoog Swager van het grootste belang om uit te vinden of de leerling zich in de jaren na de brugklas kan handhaven op het geadviseerde niveau. Om teleurstelling van de ouders te voorkomen en het kind te behoeden voor mislukking. Aan het einde van de brugklasperiode is er van elke leerling een dossier ontstaan aan de hand waarvan een gedegen advies aan de ouders kan worden meegegeven. De ouders hoeven niet direct na het eindgesprek met de schoolpedagoog te beslissen of ze dat advies zullen opvolgen. Men krijgt de gelegenheid er enige tijd over na te denken. Cyclus De gehele beoordelingscyclus begint al voordat het kind op de de school komt. Alle hoofden van basisscholen van waaruit kinderen zijn aangemeld worden in de maanden april en mei bezocht. De schoolpedagoog doet dat in samenwerking met de conrector. Op de basisscholen wordt ook gesproken met andere leerkrachten om op die wijze een al te eenzijdig beeld van slechts één onderwijzer te voorkomen. „Dat is niet alléén een kwestie van selecteren, maar mede om te weten te komen of een kind een speciale opvang nodig heeft", aldus de heer Swager. Met deze gegevens is hij in de zomervakantie al druk bezig. „Op de eerste dag van het nieuwe schoolseizoen zal de leraar toch moeten weten wat voor leerlingen hij krijgt. Stel je voor dat er bijvoorbeeld gehoorgestoorde of motorisch gestoorde kinderen bij zitten en dat de leraar dat niet of te laat in de gaten krijgt". Werkkamp In de tweede week van het nieuwe schooljaar wordt er in vijf boerderijen in Appelscha een werkkamp met alle brugklassers gehouden. De bedoeling hiervan is de leerlingen met elkaar en met de docenten kennis te laten maken. In deze werkweek zijn allerlei onderwijsfacetten in spel- en doe-vorm verweven. Ook hiervan komen observatiegegevens bij de pedagoog binnen. Vóór 1 november hebben de klasseleraren intussen alle ouders bezocht, waarvan de heer Swager eveneens een kort verslagje krijgt. „Huiselijke omstandigheden kunnen ook het leerproces beïnvloeden", verduidelijkt hij. Aan het begin van het seizoen zijn alle ouders van nieuwe leerlingen tegelijk uitgenodigd op een beslissingen kan nemen voor het toekomstige niveau van werken. Daarom zou het beter zijn die brugklas tot twee jaar te verlengen. Dan kan er met veel meer zekerheid een besluit worden genomen", meent hij. Jammer vindt hij het dat het huidige onderwijssysteem ook zijn school ertoe dwingt al in februari een scheiding in tempo en niveau bij de leerlingen aan te brengen. Swager: „De capaciteiten van de kinderen liggen bij binnenkomst ver uit elkaar. Ze beginnen allemaal op mavo niveau. Als je dat handhaaft rem je in dit systeem de kinderen die meer aankunnen af Leerlingen met een behoorlijk inzicht die zelfstandig kunnen werken en meer leerstof aankunnen gaan door naar havo- of vwo-niveau. Ook dat wordt met de ouders doorgepraat". Aan het eind van het brugjaar gaat het observatierapport, waarin de leerling door pedagoog, conrector én ouders precies is getypeerd, mee naar de conrector of de mentoren van de afdeling waar het kind naar toe gaat. Dat gaat gepaard met een bespreking aan het begin van het tweede jaar. Daarna houdt het niet direct op. Volgens de heer Swager komen vele leerlingen en ouders er in de volgende jaren nog op terug. Vertrouwelijk Gebleken is dat hij -inmiddels voor velen een vertrouwenspersoon binnen de school is geworden. Niet alleen op het gebied van schoolzaken, maar ook in de sociaal- pedagogische sfeer. Dat wil zeggen, het oplossen van problemen tussen leerlingen Drs. Swager bijeenkomst waar de werkwijze van de schooi is verduidelijkt. In november volgt dan nog eens een klassikale ouderavond, waar problemen wat gedetailleerder aan de orde kunnen worden gesteld. Onderwerpen als het geven van strafwerk of een bepaalde leraar die niet goed overkomt, zijn slechts enkele voorbeelden. „Het contact met de ouders vinden we heel belangrijk. Dat hebben we in het brugjaar dan ook veelvuldig", zegt pedagoog Swager. onderling, moeilijkheden in de huiselijke kring of in de vriendenkring.. Volgens de heer Swager is het kind in de prè-puberteit bezig zichzelf te ontdekken. In deze fase komt het tevens in een nieuwe schoolsituatie. Zijns inziens een ongelukkig tijdstip om een andere vorm van onderwijs te starten. Dan kunnen bijkomende problemen moeilijk voor de school zijn om er wezenlijke veranderingen in aan te brengen. De Christelijke Scholengemeenschap heeft dan een „luisterend oor" en probeert het kind te begeleiden om zich in deze nieuwe situatie te kunnen handhaven. Een aantal problemen wordt opgelost in samenwerking met de jeugdpsychiatrische dienst, een groepspraktijk en het Medisch Opvoedkundig Bureau. De heer Swager benadrukt dat alle gegevens over de kinderen niet aan de grote klok worden gehangen. „De privacy blijft bestaan. Daar waar nodig wordt summier een en ander doorgegeven aan collega's die het moeten weten in het belang van het kind", verklaart hij. Elke week houdt de schoolpedagoog een spreekuur en probeert dan zoals hij zegt „een rustpunt te zijn voor ouders en leerlingen vanuit het mens zijn". Positief Zijn ervaring in de acht jaar dat hij dit werk doet zijn positief. „De ouders krijgen door het observatierapport een ander beeld van hun kind. Er staat veel achtergrondinformatie in over de manier van werken van het kind (visueel, motorisch of auditief), het inzicht, motivatie, de ijver, innerlijke rust en concentratievermogen. Over het algemeen geen gegevens die direct meetbaar zijn, maar wel door regelmatige observatie zijn te zien. Hoewel de ouders meestal een te groot verwachtingspatroon van hun kind hebben, wordt een in vergelijking daarmee „negatief" observatierapport toch goed geaccepteerd". Duidelijk laat de heer Swager blijken dat hij dit werk niet zou kunnen doen zonder de intensieve samenwerking en medewerking van zijn collega's in de school. Omdat schoolpedagoog als „vak" op school niet bestaat moeten collega's voor hem uren opofferen. Zij geven dus meer uren les om in die vrijgekomen uren pedagoog Swager gelegenheid te geven zijn beoordelingen te doen. schoolpedagoog. Er waren leraren die z wat angstig hebben afgevraagd of zij het wellicht niet goed deden. Al snel kwame ze bij hem met probleemkinderen en he< Swager er verder weinig van gemerkt. doen alles samen en ik zal nooit een leraar betuttelen. Nieuwe leraren die pai van hun opleiding komen krijgen ook ee een begeleiding, een praktische scholin onthult de heer Swager. Pré-pu berteit Hij is van mening dat de brugklas eigenlijk twee jaar zou moeten duren. „Je kunt van een kind op deze leeftijd - de pré-puberteit - niet verwachten dat het al de juiste Studieles Toen in 1968 De Mammoetwet in werking trad werd er overal „gerommeld" met de inhoud van de studieles op de middelbare scholen. Men wist niet wat men er mee aan moest. Het leren leren en begeleiden van de leerlingen kon volgens de Christelijke Scholengemeenschap in Assen niet anders dan door een „vakman" gebeuren. Omdat de heer Swager leraar maatschappijleer was mocht hij erin duiken. „Dat was een uitdaging voor me en ik ben me dan ook direct gaan oriënteren op andere scholen. Het bleek dat er vrijwel geen scholen zijn waar op die manier wordt gewerkt. In de beginfase ging het wat moeilijk met het instituut Uitbreiden Twee jaar geleden is geprobeerd een tweede pedagoog te vinden. Men wilde activiteit uitbreiden door het werk mee t< laten groeien „naar boven" naar de tweede, derde en vierde klassen. Dat is niet gelukt. Zoiets kost teveel uren die ni bekostigd kunnen worden. Bovendien voelden belangstellende pedagogen eri voor om het vak maatschappijleer te geven. „Je wordt van dat vak „moe", het is geen examenvak en er is nauwelijks voorbereide leerstof voor", zegt de heer Swager. Slapeloze nachten heeft schoolpedagoi Swager regelmatig gehad. Niet door de veelheid aan problemen, maar door sommige individuele problemen. Hij is optimist en heeft geleerd afstand van zi werk te nemen, anders zou het allemaal teveel worden. De heer Swager, relativerend: „Er gebeuren hier geen wonderen, hoe mo< het ook lijkt. Er gaat ook veel mis en het f is bij ons niet beter dan ergens anders. Wij hebben nu eenmaal voor déze vorm gekozen". HENI

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidse Courant | 1979 | | pagina 18