Stadsbouwhuis: nieuw bolwerk
van Leidse Gemeentewerken
Frederik is een gemoedelijke kater
Wekelijks verschijnt in de Leidse Courant de rubriek „Hond
zoekt huis". In deze rubriek wordt een hond beschreven die
in het asiel verblijft om daar een zekere dood tegemoet te
gaan... tenzij het dier een goed tehuis vindt. De in de rubriek
beschreven honden zijn alle door hondenbezitters naar het asiel
gebracht. Om uiteenlopende redenen, vaak begrijpelijk, maar
soms ook volslagen onzinnig. De in hond zoekt huis" beschre
ven dieren zijn alle goed gezond, hebben een wormkuur
ondergaan en zijn volledig ingeënt. Tegen betaling van ca. 60
gulden ten bate van zwerfdieren zijn ze af te halen. Adres:
Nieuw Leids Dierenasiel, Besjeslaan 6b, Leiden. Tel.: 131670.
Geopend di. t/m vt. 10.00-12.00 en 14.00-17.00 uur. Zaterdag van
10.00-12.00 en 14.00-16.00 uur. Zondag en maandag gesloten.
e laatste weken zijn er opvallend weinig
utaties in het hondenbestand van het
'idse dierenasiel geweest. Dat is waar-
bi jnlijk niet in de laatste plaats te wijten
het weer. Ook de feestdagen hebben
!n belangrijke rol gespeeld. Het was dan
tegen deze achtergrond dat beheerder
'lil Tiele voorstelde om, bij gebrek aan
den, althans voor deze rubriek, geschik-
honden, voor deze keer weer eens eep
H aan bod te laten komen. Hoewel de
ittenafdeling ook niet met bijzonder gro-
problemen kampt, vond Will Tiele het
'c/j wel terecht om de kater Frederik voor
stellen.
federik heeft in de afgelopen maanden
Hsrschijnlijk wel het een en ander meege-
aakt. Heel veel is hier niet over bekend
'aar vast staat wel dat Frederiks (bange?)
iek P*™ op 28 december voorbij waren.
oen werd hij door de huisdierenvervoers-
toisf naar het asiel gebracht. Het verhaal
udde dat Frederik door een dame in
EE e,derdorP van de straat werd opgevist en
aanvankelijk bij haar thuis mocht wonen.
Frederik verkeerde toen namelijk in betrek
kelijk verwaarloosde toestand en de vrouw
had veel medelijden met hem. Maar na twee
weken traden ook de nadelen van haar
nieuwe huisdier op de voorgrond. De stank.
Frederik bleek niet gecastreerd en de katte-
bak bleek het aanbod niet geheel te kunnen
verwerken. Al gauw was het hele huis
vergeven van de penetrante geur. Daarom
is het ook heel begrijpelijk dat de vrouw
na twee weken de dierenvervoersdienst
belde om Frederik naar het asiel te brengen.
En zelfs Will Tiele, die toch wel wat gewend
is wat betreft luchtjes van katten, maakte
per omgaande een afspraak met de diere
narts om Frederik zo snel mogelijk te laten
castreren. Dat is namelijk het enige middel
om de stank die nu eenmaal bij echte katers
hoort, te verdrijven. Maar behalve dit, levert
het ook nog een ander voordeel op. Katers
worden op die manier een stuk huiselijker
en gezelliger. Dit was met Frederik ook
het geval. Ook zijn leeftijd, viereneenhalf
tot vijfjaar, speelt hier een rol mee.
Al met al is Frederik dus omgetoverd in
een gemoedelijke, plooibare kat die niets
gezelliger vindt dan bij de kachel of op
schoot te zitten. In de loop van zijn leven
is hij gewend geraakt aan andere dieren
zoals in het asiel wel bleek. Alleen de
categorie vogels zal wel problemen blijven
opleveren.
De kleuren van Frederiks vacht zijn zwart
en wit. Hij heeft een mooie dikke vacht.
Een bijzonder kenmerk is het zwarte vlokje
aan de rechterkant van de neus. Op die
manier is hij uit duizenden te herkennen.
De hond van vorige week, Rik, de koning
spoedel heeft een prachtig nieuw thuis
gekregen bij een wat oudere dame in
Warmond. Ook Blacky, de hond van twee
weken geleden heeft alsnog een nieuwe baas
gevonden. Een gezin met kinderen mag nu
van de aanwezigheid van Blacky genieten.
Zijn nieuwe woonplaats is ook al Warmond
geworden.
Bart Spijker
LANGS
Op mijn omwegen door stad en land kom
ik graag mensen tegen. Elke morgen fusSen
tién en elf uur kunt u mij telefonisch vértel
len wie u graag in deze rubriek zou willen
tegenkomen. Het nummer van mijn geduldi
ge telefoon is 071-122244; u kunt dan naar
toestel ,18 vragen.
ASTAD/REGIO LEIDSECOURANT ZATERDAG 13 JANUAR11979 PAGINA 5
Frederik de kater
„Staat in de stad", waar ook planten een eigen leven leiden
verschillende andere
panden in de Leidse
binnenstad naar het
nieuwe onderkomen
van Gemeentewerken
aan de Langegracht:
het Stadsbouwhuis
genaamd, een naam
waar geen lettergreep
Spaans aan is, maar
eerlijk Germaans van
constructie. Er zijn
trouwens mensen
genoeg, ook geletter
den, die menen dat
het Nederlands een
Laagduits dialect is.
Never mind, om het
maar eens anders te
zeggen: het Stads
bouwhuis staat er en
de bewoners voelen
zich er, na de aanvan
kelijke ongemakken,
best op hun plaats.
Zo tegen Kerstmis konden
de meeste afdelingen al
redelijk draaien, ook al was
het tussen vaak bergen
uitgediend karton en lu
kraak neergezette kasten
van allerhand kaliber. Met
grappen en grollen en af en
toe een welkome afdaling
naar de voortreffelijke en
riante kantine kreeg men
heel wat moeilijkheden
onder de knie. Na Nieuw
jaar is het langzaamaan
wel duidelijk geworden, dat
heel wat Gemeentewerkers
in het Stadsbouwhuis hun
beloofde land hebben
gevonden. „Nog een jaar",
zo kun je hier en daar
tersluiks horen zeggen, „en
de meeste van ons weten
niet eens meer, dat er
„ergens" nog een stadhuis
bestaat..."
Het verhuizen zelf, in
december, was een formi
dabele onderneming. Het
gebeurde in nachtelijke
uren, om „de handen vrij te
hebben en niemand te
hinderen". Het stadhuis
was een stadhuis op stelten,
met voor de deur een paar
elkaar in de weg staande
verhuiswagens als enige
calamiteit. Daar was ook
meneer D. H. de Beer van
Beheer Gemeentelijke
Gebouwen, met de scherpe
blik van een coördinator en
gewapend met portafoon:
„u moet dit zien als een
onderneming die als een
militaire operatie is ge
pland. Het moet allemaal zo
perfect mogelijk kloppen,
anders ga je met je hele
opzet de mist in. Je hele
logistiek staat op het spel:
eten, drinken, schaften,
werken. Op tijd je kop
koffie, de hete soep, beleg
de broodjes, anders is om
twaalf uur 's nachts de fut
er al uit en we moeten toch
echt tot een uur of zeven
morgenochtend door..."
Zo ging dat, bij die ingrij
pende gemeentelijke verhui
zing. Het ging om een
operatie waarbij 1500
„kuub" aan goederen en
ruwweg 300 ambtenaren
gemoeid waren. De aanvoer
verliep niet steeds even
gladjes: één ingang van het
gebouw aan de Lange
gracht was hinderlijk
versperd door stenen van
de bestrating. Met die
bestrating is het nog steeds
De fraaie kantine
niet best gesteld, maar daar
is het slechte weer van de
laatste tijd niet vreemd
aan. Het vervoer van de
„grote stukken" in het
Stadsbouwhuis was niet
altijd eenvoudig: de versge
schilderde muren gaven al
gauw aardig wat krassen te
zien, veroorzaakt door al
die stalen bureaus, kasten
en dozen op rollers en
trekwagens. De liften liepen
constant warm door het
intensieve gebruik. Het
verhuizingsleger bestond
die laatste nacht op 14
december uit 28 verhuizers
en zes verhuiswagens, een
zeer deskundige bezetting
op het gebied van mam
moetverplaatsingen. De
heer De Beer keek toen
bijna triomfantelijk: „Ge
meentewerken in volle actie
op trek, met honderddui
zenden tekeningen..; dat zie
je nooit meer terug.."
De planten mochten niet
meeverhuizen van het
stadhuis en andere huizen
naar het Stadsbouwhuis. In
het Stadsbouwhuis name
lijk worden alleen planten
toegelaten die gekweekt
zijn in een „hydro-cultuur",
op waterbasis zogezegd,
met meststoffen erin. Daar
heb je weinig omkijken
naar. Zo zullen ook de
mensen van het Stadsbouw
huis zelf geen plantjes
water mogen geven. Dal
hoort bij de huisregels. De
kwekelingen van de hydro
cultuur worden gewoon
„.centraal" verzorgd. Daar
mag geen enkele andere
plant bij, al was het maar
een cactus. Plantsoenen
dienst nijdig; zo heb ik
vernomen... lederen mocht
met de verweesde planten
in het stadhuis - voor zover
ze bij Gemeentewerken
hoorden - doen wat men
wilde. Zelfs fraaie bakken
werden min of meer aan
hun lot overgelaten. Zo zag
ik die trieste avond op de
vierde verdieping van het
stadhuis een treurende
Dieffenbacchia staan tussen
de tientallen gevulde grijze
plastic vuilniszakken: de
plant mocht niet mee.
Na de laatste afvoer naar
het Stadsbouwhuis bleef
het stadhuis met de over
schotjes zitten: bureaus,
stoelen, kasten waarmee
anderen bijvoorbeeld
semi-gemeentelijke instan
ties zoals Jeugd-Actie,
Welzijnsraad en zo, weer
blijgemaakt konden wor
den.
In het nieuwe „koninkrijk"
aan de Langegracht ont
moette ik drs. D. J. Cas-
pers, economisch adjunct
directeur, die deed alsof hij
al jaren thuis was in dit
heiligdom in statu nascendi.
Hij liep mee. We begonnen
de vluchtige rondgang
ambtenaren en bijwerkende
schilders overal storend
in de kantine: badend in
het licht dat weerkaatste op
de witte stoeltjes, de wat
minder witte tafeltjes en
tegen de „zonwering" van
de verticale „Louvre dra
pes". Een gezelligheidscen
trum, voorzien van een
complete keuken die onder
andere goed is voor een
beste lunch. „Die kantine
vind ik heel erg geslaagd",
aldus de heer Caspers;
„buiten is het iets minder,
daar moet je nu nog door
de modder waden. Enfin, in
één week tijd ging alles
erin, behalve de wethouders
Verboom en Waal die iets
later zouden komen, gerei-
lig bij hun eigen afdelingen,
waar ze ook een eigen
kamer hebben. Commissie
vergaderingen worden hier
niet gehouden, want be
stuurlijk blijft alles in het
stadhuis. Bij het oude, zal
ik maar zeggen,"
Begin deze maand begon
alles goed te functioneren
in het Stadsbouwhuis:
„lijfelijk" was de zaak in
gebruik genomen. In het
labyrinth met veel gangen,
waar je dwaalt door uitge
breide „kantoortuinen", trof
ik ook de schepper van al
dit schoons, ir. F. A. Tem-
me, man van Gemeentewer
ken, ontwerper van het
Stadsbouwhuis dat menige
andere gemeente een aan
val van jaloezie zal kunnen
bezorgen bij nadere kennis
name. De heer Temme,
speler met licht en kunstig
verwerkte in- of uitsprin
gende dakterrassen, glim
lachte en scheen in z'n
nopjes, min of meer al
thuis op z'n eigen stek.
Niettemin gaf hij me zijde
lings te kennen, „bijna
verdwaald te zijn" binnen
zijn bloedeigen conceptie.
„Maar wacht maar, als de
bewegwijzering er eenmaal
is vind je hier de weg
blindelings, hoop ik." En de
heer Temme ging op de
tast verder.
Verrassende uitzichten
vanuit de „binnenring"
rond het Binnenhof, het
centrale plein waar het
complex om „draait".
Rondom de zwevende
tuinen, klaar voor de
speciaal gekweekte planten-
toestanden. Veel licht alom
in het doorzichtige gebouw,
tot in de vele lange nissen
in allerlei hoeken toe. De
heer Caspers vond ook de
„wandelbrug", op de eerste
verdieping aan de Lange
gracht, erg functioneel en
hij wilde er best een kwink
slag aan wijden: „van
hieruit kun je controleren
wie er allemaal binnenkomt
en weggaat. Of je kunt er
het volk vanaf toespreken."
De nog meer dan kale
binnenplaats is al „ver
sierd" met een „kunst
werk", door het personeel
gemeenlijk ook wel „steen
des aanstoots" genoemd.
Een geweldig brok kade
muur van baksteen met
natuursteen, die bij de
fontein aan de Vismarkt
tevoorschijn is gehaald.
Dienst Gemeentewerken-di
recteur ir. H. H. Vos:
„toevallig hadden we een
stuk te pakken dat ter
plaatse lang geleden ver
zakt was en waarin een
„wig" was gemetseld,
bovenop het oudste gedeel
te dat van rond 1600 da
teert. Voorlopig laten we
het brok staan op de bin
nenplaats. Als het in de
smaak valt, houden we het
er misschien, met een
verklarend bordje erbij."
Het Stadsbouwhuis is tot
leven gebracht. Een „Staat
in de stad". „Vijfennegentig
procent van de mensen is
tevreden", meent de heer
Caspers. „Zeker; min
stens vindt de heer
Vos, die het gebouw „een
bijzonder goed stuk werk
van Temme" noemt. Er
moet nog van alles gedaan
worden binnen dit openba
re bolwerk. Neem de balie,
met de telefooncentrale.
Daar moet een stuk infor
matie ingebracht worden.
Nu zit er nog een meisje
van een uitzendbureau,
maar er komt een eigen
kracht als informatrice met
specifieke kennis van zaken
betreffende het Stadsbouw
huis, daarbij hechte voeling
houdende met het Buro
Voorlichting ten stadhuize.
Kinderziekten worden
overwonnen, de centrale
verwarming wordt „ingere-
geld" en juist afgesteld,
beschadigde plekken wor
den af- of opgeschilderd.
Over de officiële opening
schijnen B en W nog te
overleggen. Wellicht wordt
het begin februari, als ook
het stadhuis jubileum wordt
gevierd.
De mensen van Ge
meentewerken i ,i
Leiden beginnen zich
een beetje thuis te
voelen na de Grote
Volksverhuizing die
zich de eerste helft
van vorige maand
afspeelde. Bijna 300
ambtenaren trokken
vanuit het stadhuis en
Ruime receptie
Het Stadsbouwhuis, gezien vanaf de Maresingel