Sneeuw en ijzel geselen internationaal wegtransport
Bijvoedering
vogels
blijft
noodzakelijk
se
Ondertoon
van veel
sterke
verhalen:
onderdrukte
angst
voorde
gevaren
van
de weg
„Laafde rest
maar zitten....
Met een
zwaargewicht
1.600
kilometer
over een
ijsbaan
*n BINNENLAND/BUITENLAND
LEIDSE COURAN"
DINSDAG 9 JANUAR11979 PAGINA 11
Een Nederlandse
vrachtwagenchauffeur plast op een
Duitse parkeerplaats. De immer
aanwezige Duitse politie wijst hem
erop dat dat verboden is. Gesetz
ist Gesetz". Hij bekeurt de
chauffeur. Tien Mark. De laatste
geeft hem twintig Mark, waarvan
de politieman niet terug heeft.
het erg boor", zegt de chauffeur,
„laat de rest maar zitten, ik heb
ook nog een wind gelaten".
Bij de barre winterse
omstandigheden kan vooral het
internationale wegtransport in grote
problemen komen. Zware sneeuwval
en gladde wegen zijn
vanzelfsprekend de grootste
boosdoeners. Maar daarnaast wordt
er van mens en machine het
ui terste gevergd.
Duimdikke ogen, maagklachten
enerzijds, bevroren olieleidingen,
vastzittende remmen en
startmoeilijkheden anderzijds.
Maar groenten, fruiten vlees
kunnen niet blijven liggen. Dat
moet zo snel mogelijk worden
afgeleverd. Vandaar dat ondanks
alle moeilijkheden er hoe dan ook
gereden wordt.
Samen met Jan Doornink uit
Vorden reed een onzer
verslaggevers mee naar München
om varkens af te leveren. Een tocht
van meer dan 1600 kilometer uit en
thuis in Siberische kou.
an
j De koplampen boren grote gaten in de
Duitse nacht. In de stralenbundels flit
sen achter elkaar drie omgekieperde
vrachtwagens voorbij. Ze liggen rechts
en links van de Autobahn als uitgetelde
zwaargewicht boksers tegen het canvas,
nadat ze door een onzichtbare, maar oh
zo venijnige vijand onderuit zijn ge
leid! haald
de,] Dit is de barre werkelijkheid als
sneeuw, ijzel en ook nog koele regen het
wegverkeer geselen. De weg is als een
toffj ijsbaan.... Dit is ook het harde leven
van de zwaargewichten van de weg.
Groenten, fruit en vlees zijn niet alleen
kostbaar, maar ook bederfelijk Ze moe
ten hoe dan ook worden vervoerd.
ijh
Achter ons schommelen 400 halve var
kens. In een koelruimte op weg naar
Amberg (even achter Neurenberg) en
München. Vandaag nog moeten ze als
Schinken en Koteletten in de Duitse eta
lages lekker liggen te wezen. Jan Door-
'rinj nirik (40) zit gespannen als een veer aan
geü zijn halve meter in doorsnee grote stuur,
^lij Het tuurt op de spekgladde weg. Zijn
jj{ snelheid is amper 30 kilometer per uur.
Jan zegt boven het geraas van de 375 pk
Scania Dieselmotor uit: „Ik heb liever 10
centimeter sneeuw, dan een gladde weg.
Net een ijsbaan. Je hebt er niets aan.
Voordat je het weet, lig je. ook net als
zij op je kant in'de berm".
We rijden nauwelijks meer. Vrachtwa-
hj gens met aanhanger zowel als persone
nauto's schuiven als het ware verder.
„Geen risico's. Nee, doen we niet. Als je
maar van de rem afblijft en niet behoeft
ni terug te schakelen, lukt het misschien
wel roept hij.
Buiten vriest het 20 graden. „Het ligt een
beetje aan jezelf natuurlijk, als er wat
gebeurt. Afstand houden is ergbelang
rijk...".
he De radio meldt mistbanken en sneeuw.
50 Meter verder...., daar is de mist. Jan
remt prompt op de motor af, maar dan
is de mist weer voorbij. Het was de rook
en de damp uit een fabrieksschoorsteen.
„Ik doe het toch maar kalm aan. Ik heb
liever dat ze' zeggen: Doar geet der. dan
doar ligt der", grijnst Jan, een van de
topchauffeurs van de firma Woltering uit
Vorden. Dat bedrijf voert vrijwel dage-
'ijks vlees van de omliggende slachte
rijen naar Duitsland en Frankrijk. Jan
doll
rijdt al meer dan veertien jaar voor Wol
tering. „Ik ben best tevreden hoor, riiets
te klagen. Maar de weersomstandighe
den, daar kan Woltering ook niets aan
doen".
Via Aalten zijn we de grens overgedo-
ken. Douanemannen hebben loodjes op
de laadbakken geknepen en die zullen er
weer in Bocholt worden afgehaald. Van
elk varken snijdt de slager een stukje af,
waarna het op strychnine wordt onder
zocht. In een Duitse krant lees ik dat
vrachtwagens bij tientallen te kampen
hebben met bevroren olieleidingen. Wol
tering heeft daarom laten weten dat er
een goede remedie tegen is: superbenzine
door de dieselolie mengen in de verhou
ding van 1:40. Een uitstekende tip, zoals
later zal blijken.
Even schone wegen. Jan vertelt: „Giste
ren lyas er hier geen doorkomen aan
toen ik uit München terugkwam. Er lag
.een pak sneeuw, reken maar dat ze er
veel zout op hebben gegooid!"
Het leven van een vrachtwagenchauffeur
op internationale routes is in deze Siberi
sche kou hard en zonder enige roman
tiek. De werkelijkheid is, dat het 18 me
ter lange, 3,60 hoge en 2,5 brede
gevaarte op de verraderlijke weg moet
worden gehouden.
„München is ver genoeg voor mij. Italië
hoeft voor mij niet. Eens heb ik vijf da
gen in de Italiaanse bergen ih de sneeuw
vastgezeten. Grietje mijn vrouw dacht
dat ik nooit meer thuis kwam. Ach je
verdient best, maar het moet niet te gek
worden". Jan zwijgt verder. Het rijden
vergt al zijn aandacht.
Een half uur later laat hij weten: „Als ik
maar eerst in München ben. Het loopt
tot nu .toe wondergoed. Hét valt mee,
echt waar. Daar verderop ligt veel
sneeuw en ik heb geen sneeuwkettingen
bij me, daar krijg ik te koude handen
van....".
Politie zie je niet. „Zomers krijg je ont
zettend veel controle, nu niet. Krijgen
die politiemensen ook wel koude handen
van....".grijnst Jan.
Er staan ontelbaar veel vrachtwagens
langs de kant van de weg. Bij de Eiser-
berg - onder Keulen - waarschuwt een
katterug elke autorijder voor groot ge
vaar. „He", roept Jan, „da's gek. Nou
mag je met 80 de berg af en anders
maar met 40. De 80-borden zitten vastge
vroren en kunnen niet op 40 worden ge
draaid. De politie kan je niks maken
maar ik doe het toch maar kalm aan.
Die borden staan er niet voor niets".
Bij Frankfort en, Offenbach is het een
autokerkhof gelijk. Drie vrachtwagens op
hun kant en verscheidene personenauto's
in de bermsloten. Jan neemt geen enkel
risico. Al hebben de klanten altijd haast,
ik haast me niet. Ze zeggen ook niks als
ik op mijn kant lig", gromt Jan.
We glijden bijna verder. En dan roept
Jan blij: „Ik voel niets meer in het
stuur, dus niet glad meer, kijk die auto's
spatten pekelwater op, dat is een goed
teken
Zo snijden we de Duitse nacht doormid
den. Volgens Jan is het een wonder dat
het zo goed gaat, want de dag ervoor
was het hopeloos. Na Neurenberg begint
het te sneeuwen. Een wijze radiojuf
frouw wenst ons Gute Nacht. Jan met
een: „dat hoop ik, ja".
Bij Amberg is de weg slecht, weer rijden
we niet meer dan dertig. Jan zegt al
lang niks meer, ik vraag angstig:
„Glad?". Het antwoord is kort maar
krachtig: „Ja". We zwijgen en letten op
elke vreemde glijer van de motorwagen
en aanhanger. In Amberg laten we de
aanhanger achter. Jan bekijkt de schijf
van de tachometer. Hij had het keurig
gedaan, nooit boven de 80 km per uur.
We pauzeren. Het vriest dat het kraakt
als we op weg gaan naar München. De
nacht is zwart. Om vier uur denderen
we de verlaten stad binnen. Bij de fa
briek parkeren we en daar kunnen onze
slaapzakken op de stapelbedden. Het
wordt koud in de anders zo behaaglijke
comfortabele cabine. Jan slaapt als een
nou ja, als een varken. Ik doe geen
oog dicht. De varkens hangen al aan de
haken. De fabriek werkt op volle toeren.
Veel lawaai en voorbij denderende au
to's.
Dan een stoot op een claxon, ik schrik
op en stoot prompt mijn hoofd. Collega
chauffeur Kees staat met zijn wagen
vlak voor de onze en kijkt met Jan's
zoon Gerrit zo maar onze slaapkamer
binnen. Jan snurkt. Ik moet hem, jam
mer genoeg, na acht uur slapen, zoals
verplicht is, wakker maken. Kees moet
nog naar Baden-Baden en weer terug
naar München. „Het gaat wel", zegt
Kees. „Maar je moet steeds opletten".
Hij kent de gevaren van een omgeslagen
vrachtwagenNa een paar koppen ster
ke koffie gaan we weer op pad. Het is
schitterend weer en alles blinkt in het
zonlicht. „Als we nou maar eens op Hol-
lenau aanrijden", meen ik dat Jan zegt.
Ik begrijp er niets van. Als caravanrij
der volg ik altijd de richtingaanwijzers.
Hollenau zegt me niks. Maar al gauw
snap ik met mijn van slaap tollende
hoofd dat vrachtwagenchauffeurs niet op
richtingborden rijden, maar via restau
rants. De wegen kunnen ze wel dromen.
Elke kruising of Dreieck kennen ze als
het interieur van hun auto.
De terugrit wordt een toeristische attrac
tie. Het landschap is uitbundig mooi in
zijn wit gewaad. Onderweg laat Jan aan
het thuisfront weten dat de lading op
tijd is afgeleverd. „Doe maar kalm aan",
zo raadt directeur Jan Woltering hem
„Kijk", zegt Jan, „da's nou mijn baas.
Die jaagt je niet op als het niet echt no
dig is. Woltering is een goed bedrijf, het
had als een van de eerste een cao voor
vrachtwagenchauffeurs. Moet je eens aan
anderen vragen. Die rotzooien maar aan
en het gehele Nederlandse transport
krijgt daardoor een slechte naam".
In een Rasthof zitten verschillende Ne
derlandse chauffeurs. De verhalen ko
men los bij Schweinenbraten en Eiersa-
lad. Sterke verhalen natuurlijk, maar de
ondertoon is de onderdrukte angst voor
de gevaren van de weg. De meeste ogen
staan hol in ongeschoren gezichten. Een
piepjonge chauffeur heeft trillende han
den. Hij kijkt me aan en denkt dat ik
een van hen ben. Hij praat en praat en
praat. Zijn hart mag hij best luchten.
Hij klaagt over startmoeilijkheden, pijn
in de maag en zere ogen, die blijkbaar
alleen maar kunnen staren. Een angstige,
kleine jongen die eigenlijk bij zijn moe
der thuis hoort te zijn. Ik klop hem op
de schouder en probeer hem moed in te
spreken. Dan blinkt er een traan in zijn
ogen en hij snottert wat door een grijn
slach heen. Eten doet hij nauwelijks.
„Die had het moeilijk he?", zegt Jan la
ter. „Tja, je moet er allemaal doorheen
maar soms zijn ze te jong, vind ik. Ze
denken dat ze, als ze eenmaal het rijbe
wijs hebben de hele wereld aan kunnen,
maar dat verandert wel. Je moet erva
ring opdoen en van ouderen leer je voor
je alleen de weg opgaat".
Als wij terug zijn, zo omstreeks een uur
of twee in de nacht, steekt Jan spontaan
zijn hand uit. „Bedankt", zegt hij, „het
was gezellig zo met z'n beiden". Ik denk:
is het dan toch zo, dat een vrachtwagen
chauffeur eenzaam is op de grote, vaak
zo lange weg? En is de bravour van de
jongen niet veel meer het overschreeu
wen van de eigen angsten? Die angsten
zijn groot. Dat ervaar je als je eens
meer dan 1.600 kilometer in een wegreus
meerijd. Menig chauffeursvrouw staat
doodsangsten uit. Zeker als de wegen le
vensgevaarlijk zijn. Maar.... er moet gere
den worden!
BOB BIRZA
ARNHEM (ANP) Het is erg belangrijk
de winterse bijvoedering van vogels ook
na afloop van een vorstperiode - vooral
bij ijzel - voort te zetten. Dat zegt de
afdeling Vogeltrek van het instituut voor
oecologisch onderzoek in Arnhem nu, na
anderhalve week strenge vorst en sneeuw,
de dooi is ingetreden.
Het instituut acht de winterse bijvoedering
van vogels over het algemeen een goede
zaak: „Uit ethisch oogpunt is het onze plicht
het in nood verkerende dier naar vermogen
te helpen".
Met bijvoedering wordt evenwel over het
algemeen te laat begonnen, zo meent het
instituut, dat verder waarschuwt voor over-
voedering, omdat te veel voedsel ongedierte
zoals ratten aantrekt, terwijl de vogels dan
ook gemakkelijk een prooi van katten
kunnen worden.
De vogelsoorten in ons land, die het meest
te lijden hebben van een strenge winter,
zullen overigens nooit bijgevoerd kunnen
worden door het grote publiek. Daarvoor
zijn specialisten nodig, aldus het instituut.
Soorten, die tijdens de jongste vorstperiode
aanwijsbaar veel te lijden hadden zijn de
blauwe reiger, roerdomp, ijsvogel, roofvo
gels en uilen. Van de uilen vooral de kerkuil.
Strenge winters zijn vrijwel nooit alleen de
oorzaak van het uitsterven van bepaalde
vogelsoorten, aldus het instituut. Mondiaal
gezien is het hoogst onwaarschijnlijk, dat
soorten door de slechte voedselsituatie in
de winter zullen uitsterven. De vogels heb
ben zich in de loop der evolutie aangepast.
Hun aantallen kunnen door strenge winters
tijdelijk sterk dalen, maar tegenover slechte
jaren staan ook goede jaren.
Nationaal gezien zal een bepaalde soort
door een strenge winter kunnen verdwijnen,
maar een dergelijk lokaal uitsterven wordt
op den duur weer ongedaan gemaakt door
aanvulling van de soort uit andere delen
van zijn verspreidingsgebied.
Het voorgoed verdwijnen van een vogel
soort ligt, zeker in Nederland, dus niet aan
strenge vorst, maar vrijwel altijd aan men
selijk ingrijpen, zo meent het oecologisch
instituut, dat volledig instemt met de kortge
leden gepubliceerde richtlijnen van het
Nationaal Comité Wintervoedering Vogels
in Den Haag.
Het instituut geeft tot slot de raad, de vogels
bij het voederen niet onnodig te verontrus
ten. Het vliegen bij lage temperatuur kost
ze veel energie. Deze energie kunnen de
vogels beter gebruiken voor het op peil
houden van hun lichaamstemperatuur.
Voor alles is tijdige bijvoedering noodzake
lijk. Een koolmees bijvoorbeeld kan slechts
enkele uren zonder voedsel. Na een dag
zonder voedsel bestaan voor dit beestje
weinig overlevingskansen meer.