VAN GLIMWORM TOT GLOEILAMP 21 oktober 1979 is het precies honderd jaar geleden dat de Eens. miljarden jaren eleden, kwam het licht over de aarde. De bijbel jrarhaalt erover: En God zeide: ..Er zij licht"; en er was licht. Aan de hemel stond overdag de I- zon.'s nachts glansde de maan en twinkelden de sterren: het begin ran de geschiedenis van et licht. Miljoenen jaren gaan voorbij, de mens dfoaat de aarde bevolken. een intelligente levensvorm, die de irworvenheden die de aarde hem biedt gaat gebruiken ten eigen nutte. Ook het licht. Misschien is een van de illerprimitiefste mensen op het idee gekomen om een tak van een harsige boom, in brand eraakt door de bliksem, in een rotsspleet te hangen als fakkel en cwam een tweede tot de conclusie dat men j voortaan takken met hars moest besmeren 1 om ze langer te laten branden. Al vrij shel moet de mens bedacht hebben dat men vuur met zich kon dragen, smeulende houtskool. varenbladeren, mos misschien, zoals dat nu nog gebeurt bij zeer primitieve stammen. Het vuur kwam uit de hemel weliswaar, maar niet op de momenten dat men het nodig had. In een veel later stadium moet de mens hebben ontdekt dat hij zelf vuur. dus licht kon maken dooreen vonk van tegen elkaar geslagen stenen af te laten springen of door wrijving hitte op te wekken. De top van een takje snel gedraaid over een blokje hout geeft die mogelijkheid die ook heden ten dage nog door stammen in de oerwouden wordt gebruikt. Glimwormpjes Misschien ook maakten onze voor-voorvaderen wel gebruik van glimwormpjes of vuurvliegjes om hun holen mee te verlichten. Het lijkt een onmogelijk idee, maar als men bedenkt dat tot in de huidige tijd toe de glimwormen voor verlichting dienen bij sommige indianenstammen dan is dat nog niet zo gek. Die indianen binden de glimwormen met plantvezels aan hun enkels of in hun haar. Trouwensin Brazilië was het ook gebruikelijk om veel vuurvliegjes in een uitgeholde kalabas te doen en die als lantaarn op te hangen. Ook gaat het verhaal dat arme studenten in China en Japan bij het licht van gevangen vuurvliegjes studeerden. En in Indonesië werden vuurvliegjes, gevangen tussen twee klapperdoppen, gebruikt om het nachtelijk pad van de dieven mee te verlichten. Eventjes de doppen open. een sprankje licht op het dievenpad: een echte dievenlantaarn. Koud licht Over die vuurvliegjes valt trouwens een heleboel interessants te vertellen. Want hoe kunnen ze bijvoorbeeld hun lantaarntje laten branden zonder zelf te verbranden? Met „koud licht". Een ingewikkeld chemisch proces zorgt daarvoor. Hun „lampje" is een doorschijnend huidgedeelte waarin een chemische stof, luciferine geheten, is opgeslagen. Die luciferine wordt langzaam verbrand. Onder invloed van een enzyme, luciferase, oxydeert het luciferine tot oxyluciferine, welke stof weer regenereert tot luciferine. Waarmee de lamp van de vuurvlieg of glimworm die alleen maar bedoeld is om mannetjes te lokken, nooit opbrandt: De geschiedenis van het licht kent grote stappen. Wie is de eerste geweest die ontdekt heeft dat plantaardige oliën een uitstekende voeding voor een brandende pit waren? De Grieken, de Perzen, de Romeinen later, kenden de kleine olielampjes. Evenmin weten we wie van dierlijk vet dat natuurlijk ook in de olielampjes werd verbrand of van bijenwas de eerste kaars heeft gemaakt. Toevalstreffers in het zoeken naar licht? Beredenering in eeuwen die over het algemeen niet bol stonden van de uitvindingen? Het is onbekend. Wat wel duidelijk is. dat in alle culturen en in alle talen die daaruit zijn overgebleven, het licht een hoofdrol heeft gespeeld. Kijken we alleen al naar ons nedendaagse Nederlands dan komen we een zeer groot aantal uitdrukkingen tegen die iets met licht te maken hebben. Het licht zien (geboren worden). Iets in een zeker licht stellen. Mij gaat een licht op. Hij is ook niet zo'n licht. Het licht van zijn roem. En wat te denken van woorden als: lichtmis, losbol of lichtekooi? Lichtjaar Elk woordenboek zal ook het woord lichtjaar geven. Dat is de afstand die het licht in één jaar aflegt, oftewel 9,5 miljard kilometer. De afstand in de onmetelijke wereldruimte wordt zo berekend. Vreemd trouwens te bedenken dat sommige sterren zo ver van ons af staan dat we nu pas het licht zien datv^le honderden jaren geleden die sterren heeft verlaten. Eeuwen en eeuwen later, we beginnen dan al aardig onze eigen tijd te benaderen beginnen petroleum en gas op te komen als verlichtingsbronnen. De petroleumlamp zelfs op twee manieren. Allereerst als een modernere versie van de oude olielampen, waarbij de in de olie gedompelde pit brandde. Daarnaast als petroleumvergasser waarbij de petroleum onder druk vergaste. Deze lampen vereisten een gloeikousje, net als de gaslampen. Wie vandaag de dag een campinggaslamp gebruikt weet precies hoe het eraan toegaat. Langzamerhand zijn we echter aan de tweede helft van de vorige eeuw aanbeland. De elektriciteit was als verschijnsel reeds geruime tijd bekend, maar het duurde tot 1860 voor de Engelse scheikundige Swan ontdekte dat, als hij door een stukje verkoold papier een elektrische stroom leidde, dat stukje papier ging gloeien en daardoor licht gaf. Het zou echter nog negentien jaren duren voor de vinding van Swan enig practisch nut zou afwerpen. Swans grootste probleem was. dat het verkoolde papier dat hij gebruikte onophoudelijk doorbrandde. De oplossing van dat probleem kon hij niet vinden. Wel echter Thomas Alva Edison die in 1878, na een uitgebreide studie, proeven ging nemen met andere materialen dan Swan had gedaan. In plaats van een „gloeidraad" van verkoold papier gebruikte hij er een van platina, van stro, van houtvezels. Alle hadden ze één nadeel: ze brandden al zeer snel door. Katoenen draad Een jaar ging voorbij met het nemen van duizenden proeven. In zijn laboratorium in Menlo Park werkten Edison en zijn assistenten koortsachtig door. Ze waren op de goede weg, maar van welke stof moesten ze de gloeidraad fabriceren? op de 21ste oktober 1879. bijna honderd jaar geleden, juichte Edison: „Ik heb 't gevonden". Een katoenen draad, verkoold, opgesloten in een luchtledige glazen ballon, de eerste gloeilamp. Bijnawas het nog misgegaan. Zesendertig uur hadden Edison en zijn helpers erover gedaan om een katoendraad op de juiste manier te verkolen. Het eerste draadje brak toen men het oppakte, het tweede bleef heel, maar sneuvelde even later toen een van de helpers een schroevedraaier uit zijn handen liet vallen. Het derde draadje kwam heel in de glasblazerij aan de andere kant van het laboratorium en het werd in een glazen ballon gezet, die daarna luchtledig werd gepompt en dichtgesmolten. De draden werden aangesloten en voor de eerste maal brandde er een echte elektrische gloeilamp. En hij bleef branden: 45 uren lang. Op 4november 1879 vroeg Edison er patent op aan. Swan had inmiddels echter niet stilgezeten. Evenmin enkele andere uitvinders. Zo waren eerdere patentaanvragers Sawyer en Man op 7 januari van hetzelfde jaar. Daarvoor maakte Swan in Engeland. Newcastle op 18 december 1878 een gloeilanpmeteen gloeidraad eveneens bestaande uit verkoold papier. Eerst veel later in 1893 is het inventieve werk bekend geworden van Heinrich Goebel, een opticiën uit New York. Hij zou al in 1854 lampen hebben gemaakt die waren samengesteld uit een luchtledig gemaakt parfumflesje en een ingesmolten verkoolde draad van bamboe. De lampjes hadden al de enorme levensduur van ongeveer 220 uur. Hij gebruikte ze o.a. voor de verlichting van zijn etalage. De belangrijke bijdrage van Edison is dan ook niet het bovengenoemde onderzoek, maar veel meer al het andere werk dat hij daaromheen deed. Massagebruik Edison was het die heel goed begreep dat. wilde men de gloeilamp voor massagebruik geschikt maken er heel wat meer ontwikkeling gebracht moest worden. Hij ontwierp in korte tijd schakelaars, zekeringen, elektriciteitsmeters, fittingen, geschikt koperdraad, dynamo's en al die andere dingen die nodig zijn voor het opbouwen van een elektriciteitsnet, geschikt voor elektriciteitsverlichting in woonwijken. Edison en alle andere onderzoekers mochten dan juichen over het behaalde resultaat, het publiek was sceptisch gestemd ten opzichte van de nieuwe lamp, die zonder walm of reuk branden kon en zelfs in de felste wind niet uitwoei.... Om dit wantrouwen voorgoed uit de wereld te helpen besloot „de tovenaar van Menlo Park" om op de laatste dag van het jaar 1879 een grote demonstratie te geven. Het succes was enorm. Duizenden stroomden toe om het fantastische schouwspel te zien en zich te overtuigen van het resultaat, dat na maanden en maanden van teleurstelling was bevochten. Aan lange draden, die tussen bomen waren gespannen, wiegden honderden gloeilampjes, waarvan het schijnsel door het sneeuwkleed dat de grond bedekte, zó gunstig werd gereflecteerd, dat het geen wonder was. dat de Amerikaanse bladen, die Edison zelf als jongen had verkocht, onder sensationele koppen geestdriftig schreven over „hemelse" effecten. De kwaliteit der lampen bleef echter onbevredigend. Nergens méér dan in het laboratorium te Menlo Park, was men hiervan doordrongen en daarom ging men verder met op grote schaal proefnemingen te doen, die mogelijk tot een betere gloeidraad zouden leiden. Alles wat maar enigszins in aanmerking kwam werd verkoold. Zelfs de paraplu's en wandelstokken van de bezoekers en de strooien hoeden van het personeel vielen ten offer aan het onderzoekingswerk. Bamboe Reeds in juli 1880 vond Edison een stof, waarvan hij het beste verwachtte en wel op een wijze, waaruit goed blijkt, hoe grondig allerlei materiaal, tot het vreemdste toe, werd onderzocht. Zijn oog was gevallen opeen Japanse waaier; hij nam hiervan een bamboevezeltje, verkoolde het en....de grondstof voor de kooldraad van de tweede practische lamp was gevonden. Naar alle delen van de wereld werden nu medewerkers gestuurd, ten einde zich te verzekeren van grotere hoeveelheden bamboe van de juiste soort. De opmars van de gloeilamp kon beginnen. Hij begon snel en vorderde gestaag. Leek het in het begin louter een Amerikaanse zaak. waarover enthousiaste maar schaarse berichten tot Europa doordrongen, sneller toch dan men verwachtte kwam in Europa Edisons uitvinding in het brandpunt der belangstelling te staan. In 1881 namelijk werd de eerste internationale elektriciteits tentoonstelling geopend in Parijs, een gebeurtenis van de eerste orde die haar invloed op velerlei gebied en in het bijzonder op dat van de industrie zou doen gelden. Bij geen betere gelegenheid hadden de gloeilamp en de daarbij behorende verlichtingsinstallatie hun intrede kunnen doen. De kracht van Edison was. het is al gezegd, dat hij had ingezien dat de gloeilamp voor de particulieren zonder toelevering van elektriciteit geen waarde had. Edison ontwierp een methode om met een „lichtmachine" de noodzakelijke elektriciteit op gemakkelijke wijze aan particulieren te leveren. Wanneer deze immers op dezelfde manier in de huizen kon worden gebracht als het destijds algemeen gebruikte gas. dan pas zou een gebruik op grote schaal van het elektrische gloeilicht mogelijk zijn. Hierdoor bleef de grootste aandacht geconcentreerd op de uitvinding van de Amerikaan. In verschillende landen werden al vrij gauw Edison-maatschappijen opgericht, die niet alleen optraden als leveranciers van gloeilampen, maar tevens de andere uitvindingen van Edison verkochten. Ook Nederland kwam aan bod. In juli 1891 werd door het gemeentebestuur van Eindhoven vergunning verleend tot het oprichten van een stoomfabriek van gloeilampen en andere elctro-technische artikelen, een bedrijfje, dat spoedig grote invloed zou krijgen op het commercieel technisch en wetenschappelijk aanzier van Nederland. Ir. G. L. F. Philips durfde het aan, om met de financiële steun en hulp van zijn vader, de fabricage van gloeilampen te beginnen. De eerste zending van 50 Philipslampen in april 1892 was —een vreemde speling van het lot aan de fabrikanten van de oude verlichtingsmiddelen, namelijk de Stearine Kaarsenfabriek te Gouda. Geen wonder dan ook dat in 1979 het honderdjarig bestaan van de gloeilamp in Eindhoven met de nodige feestelijkheden wordt omringd. Na de kooldraadlamp kwam de TL-lamp, de gasontladingsbuis, het neonlicht. Misschien zijn we binnenkort wel weer in het glimwormtijdperk terug, want naar verluidt wordt er in de laboratoria naarstig gewerkt aan lichtgevende panelen met „koud licht", waarvan het principe niet zover van de lichtbron van de

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidse Courant | 1978 | | pagina 17