„DE KNEET"
FIETST ZIJN
EIGEN ELLENDE
BIJ ELKAAR
SPORT
1978
TE KIJK
is
el csspekgladde Nürburgring inde
d tefse Éifel, de verraderlijke lasso van
mebere Hein, die al menige autocoureur
oor een snelle hemelvaart heeft
toedrikt, won Gerrie Knetemann (met
raëliie ennen, meneer doet maar dik)
je maanden geleden met een
ordefdlengte voorsprong op zijn
concurrent Francesco
vanpef het wereldkampioenschap voor
en. f jepsrenners op de weg. „Een zuivere
rtg te as-overwinning", hoonden gelijk de
n vajfiotoriseerde jakhalzen, die hem 273
:et meter lang op de hielen hadden
agisjeden. „Hij heeft het met Moser op
irtjg akkoordje gegooid en zijn zege
t hij, ocht voor 40 mille. Ze hebben met
rijde' tar gesmoesd. Het is allemaal
ngsti
doorgestoken kaart".
„Allemaal geklets", herhaalt Gerhard
Friedrich Knetemann nog maar eens ten
overvloede. „Ik heb op die Nürburgring
inderdaad tien woorden Frans met
Moser gewisseld. Meer ken ik er
trouwens niet. Ik had indertijd de mulo
na twee jaar wel bekeken, omdat ik
geen kop heb voor talen. Ik heb eens
een week lang geblokt vooreen
proefwerk Engels en toen haalde ik voor
de afwisseling nou eens geen 1maar
een 2. Ik zou niet eens weten hoe je
„40 ruggen" in het Frans moet zeggen.
Waar had ik ze trouwens vandaan
moeten halen? Dan had ik toch eerst
mijn nieuwe huis in Huybergen moeten
vérkopen. En dat zijn geen tien
regenboogtruien me waard.'Kom nou
asjeblieft! Als Moser wat slimmer
gekoerst had en in die laatste kilometers
niet gedacht had, dat ik finaal kapot zat,
zou hij me waarschijnlijk aan de meet
vierkant in mijn ponem hebben
uitgelachen".
Aldus spreekt de 27-jarige Knetemann,
bijgenaamd „De Kneet", die hard op
weg is om als het praatgraag orakel van
de Nederlandse wielersport een rappe
legende te worden. De bebrilde neo-prof
uit Amsterdam-West, die jarenlang voor
zijn broodwinning door de knieën ging
en als straatmaker zijn steentje bijdroeg
aan de verkeerschaos in Mokum,
timmert nu, al dansend op zijn
vederlichte velocipede aan diezelfde
weg. Hij laat ie overigens met liefde een
puntgaaf stukje tegelwerk op de
Amsterdamse Dam zien, dat hij er
eigenhandig waterpas heeft ingeramd.
En bij Den Uyl voor de deur in
Buitenveldert heeft hij indertijd ook nog
vooreen klinker-resultaat gezorgd. „En
niet één bakkie koffie hoor! Terwijl ie
toch thuis was. Ik zag hem duidelijk
achter het raam zitten".
De Kneet „Ik stem op Van Agt. Dat
is voor mij een gouden vogel. Met een
man die zo'n kapsel heeft, kan ons land
gewoon niet naar de bliksem gaan"
heeft in 1978, ondanks die hardnekkige
hooikoorts en de veelvuldige
regentranen opzijn brilleglazen,
zeventien overwinningen behaald: Parijs-
Nice, Ronde van de Middellandse Zee
en nog wat ander snel werk over twee
banden. Meneer vraagt of het zo goed
is? Daarnaast heeft hij tijdens de Tour
de France van 1978 elke dag voor de
NOS-microfoon zijn verhelderende kijk
op het kreunende, scheldende en
zwetende circus gegeven: Knetemann
kretenman.
„Het is natuurlijk bar ongezond", geeft
hij grif toe, „om dag na aag honderden
kilometers bij zo'n 40 graden Celcius als
een dolle stier door Frankrijk te sjezen.
Zo'n Tourmalet is misschien een leuke
kluif voor een afgetrainde berggeit. Maar
ik verlies daarop binnen tien minuten
drie kilo vocht. Kijk, en dat kan nooit
de bedoeling van de schepper zijn
geweest. Maar al die ellende, dat
mateloze afzien tijdens de koers, vergeet
je op slag, als het goed gaat. Als je
merkt, dat je benen doen, wat je kop
wil, is fietsen het fijnste, dat er in de
wereld is".
Nou vond de Voorzienigheid op een
gegeven moment, dat voor De kneet de
tijd gekomen was om wereldkampioen te
worden. En dan word je het ook. Dat
houdt niemand tegen. Ook Moser niet.
Moser is uiteraard een natuurtalent en
een krachtmens, maar hij is geen
slimme rakker. Hij verloor dan ook.door
tactische fouten.
„Nou moet je vooral niet denken dat ik
mezelf een kleine god voel. Je hebt
wielrenners, die zichzelf gewèéeldig
vinden. Maar zó is De Kneet niet. Ik sta
wel eens in mijn blootje voor de spiegel
in de badkamer en dan denk ik: daar
staat ie toch maar: de kampioen van 'de
wereld. Van Mexico tot Wladiwostok.
Maar op datzelfde moment denk ik ook:
gewoon blijven doen, Gerrie. Dan is er
niks aan de hand". Dat was ook het
eerste, wat ik als kersverse
wereldkampioen door de telefoon tegen
mijn vrouw zei: „Gré, als we nou
asjeblieft maar gewoon blijven". Toen ik
haar vroeg: „Hoe vind je het nou dat je
man gewonnen heeft?", riep ze: „Ja,
wel aardig". En zo moet het maar
blijven ook. Wielrennen moet je vooral
niet te serieus nemen. Het is geen
religie. Ik herinner me, dat er na een
wedstrijd eens een vrouw naar Eddy
Merckx liep en hem vroeg, of naar kind
hem mocht aanraken. Ik werd er
spontaan niet goed van. Wat is die
jongen nou helemaal?, dacht ik, ia, hij
fietst inderdaad wat harder dan de rest.
Maar voor het overige is het ook maar
een gewone bal gehakt".
Van zichzelf zegt ie: „Zolang ik geen
last heb van hooikoorts, heb ik een
enorm lange adem. Dan kan ik tot het
bittere einde doorgaan. Harken, jassen,
snorken. Ik ben er een van erin rossen.
Ik ben beslist geen plakker. Geen
mannetje, dat het in een peloton kan
maken. Ik heb al moeite met één
ellebogie, terwijl ik collega's ken, die
zich met drie ellebogen tegelijk naar
voren werken. Ik niet: ik ben een grote
nul in de massasprint en voel me pas
jofel in een tijdrit. Dat geeft me een kik
van jewelste. Dan trek ik mijn plan en
laat ik me door niemand opjuinen. De
Kneet heeft toevallig meer in z'n kop
dan hooikoorts. Die weet daarom ook,
dat winnen nooit een toevalstreffer is. 't
Is een kwestie van bekijken. Als ik soms
dat soepzootje zie staan, denk ik: Kneet,
jongen, vandaag rij je ze hartstikke plat.
En dan gebeurt het ook".
Afgezien van zijn kop en benen
ondervindt De Kneet volgens zijn eigen
zeggen ook veel steun van een
konijnestaart, die zijn zwager hem
onlangs heeft toegespeeld. Vroeger vond
ie veel baat bij een afgetrapte tennisbal,
die hij in een broodtrommeltje naar elke
wedstrijd meenam. „Ik ben inderdaad
extreem bijgelovig", geeft ie stralend
toe. „Ik weiger dan ook pertinent om
als nummer dertien te starten. Op de
Nürburgring had ik startnummer 76.
„Dat gaat fout", zei ik door de telefoon
tegen Gré, „want zeven en zes is nog
altijd dertien". „Ja", zei ze, „en zeven
min zes is één". Gre had gelijk.'lk werd
wereldkampioen".
„Wielrennen is gewoon een kwestie van
rekenen."
Het eerste applaus voor wereldkampioen wielrennen bij de profs, Gerrie Knetemann, kwam uit de volgerswagen.
Het toernooi om de wereldcup hockey mag beschouwd worden als de strijd om de hoogste titel. De
Nederlandse damesploeg kwam ermee terug uit Madrid.
Ik ben weer de grootste. En dat was Mu-
hammed Ali die de formidabele prestatie
leverde voor de derde keer de wereldtitel
zwaargewicht te veroveren.
Vreugde en leed liggen in de sport akelig dicht bij el
kaar. Dit is het leed van Hennie Kuiper, die bij de afda-
iing van de Granier ten val kwam, zijn linker-sleutelbeen
brak on dus was uitgeschakeld in de Tour 1978
i Buenos Aires die een repri-
Harry Kip, de aanvoerder van Parker-basketbal in mei op de
schouders: het kampioenschap van Nederland is een feit.
maandenlange tumultueuze strijd, waarbij ook alles werd be-
dat weinig met schaken heeft te maken, prolongeerde
j Karpov zijn wereldtitel
[oblauw hoort bij jou maar dan liefst niet op beide ogen.
etbalprofs hebben er een taak bij: het kalmerend toespreken
n een te opgewonden en uit de band springend publiek.
De wonderbaarlijke wederopstanding van
Tom Okker op Wimbledon waar hij pas in
de halve finales werd geëlimineerd door
de latere kampioen Björn Borg
Getooid met de geruilde shirts van tegenstander Bastia vieren aanvoerder Willy van der
Kuijlen (links) en Renè van de Kerkhof het veroveren van de UEFA Cup.
arte dag in de autorensport. De ravage op de baan van Monza nadat pal na de start elf bolides crashten, waarbij