'Vrije Piste' moet redding zijn voor Nederlandse circus Rompen f erzuipen DICK HENDRIKSEN HUIVERIG VOOR EIGEN INITIATIEF Dick Hendriksen uit die beschuldiging aan het adres van het Nederlandse circus met een stelligheid die elke schijn van ongeloofwaardigheid direkt uitbant. Voedt zijn stelling bovendien nog eens met een aantal praktijkervaringen waaruit inderdaad mag blijken dat er tussen de Nederlandse circussen onderling een bepaald ongezonde concurrentiestrijd woedt. Daar moet iets aan gedaan worden, meent Hagenaar Dick Hendriksen, wil die strijd niet leiden tot iets waar niemand bij gebaat is: de dood van het Nederlandse circus. Wordt nu niet ingegrepen, dan is die roemloze dood zeer flees: binnen enkele jaren) nabij, profeteert Dick Hendriksen. Dat zou de Haagse circusliefhebber hij groeide min of meer op in het wereldje van het stuivende zand van de piste en het geurende zaagsel als iets bijzonder spijtigs ervaren. Vandaar zijn initiatief om de stichting „Vrije Piste" op te richten. Het mag een publiek geheim heten dat het circus-imago van flonkerende show, bontgekleurd beestenspul, feestelijk trompetgeschal en vrolijke verlichting in wezen een fagade is. Achter al die pracht en praal is het circus een hard en weinig florerend bedrijf waar de ogenschijnlijk vrolijke stemming vaak wordt overschaduwd door een dreigend faillissement. Nogmaals, eenieder weet dat het circus eigenlijk al lang niet meer dat goedlopende stuk volksvermaak is, maar men durft het niet zo gauw uit te spreken. Het circus behoort tenslotte een sprookje te zijn. De enkeling die wat dat betreft eens duidelijk opening van zaken doet, vindt bij het publiek geen gehoor. Het circus moet spelen. Het publiek komt niet naar het circus om meelij te betuigen met de circusdirectie. Toni Boltini kan er over meepraten. Dick Hendriksen kan er evenzeer over meepraten. Van jongs af aan heeft hij een zwak voor het circus. In die vorm van vermaak heeft hij zelfs een flink aantal jaren in de functie van perschef van diverse circussen zijn brood verdiend. Nog altijd heeft hij door zijn huidige baan als directeur van een organisatiebureau bij tijd en wijle contact met het circus („Ik doe bijvoorbeeld de planning van een Nederlandse toernee door een buitenlands circus"), maar hij zou dat contact graag geïntensiveerd zien. Dat gaat nu gebeuren via zijn „Vrije Piste", een stichting die zich officieel ten doel stelt:„De instandhouding van het circus in het algemeen en van het Nederlandse circus in het bijzonder en het bijeenbrengen van de daartoe benodigde middelen". Dick Hendriksen legt uit: „Als ik me even tot het Nederlandse circus mag beperken kun je gerust stellen dat het circus kapot gaat. Of liever, dat het circus zichzelf aan het kapotmaken is. Iedereen begint dat zo langzamerhand te erkennen, iedereen begint ook de knelpunten te erkennen. Punt is alleen dat er niets aan gedaan wordt. Het is de hoogste tijd dat er een overkoepelend orgaan komt dat zich gaat toeleggen op het j uit de wereld helpen van de grote problemen waarmee Nederlandse circussen te kampen hebben. Ik hoop dat de stichting „Vrije Piste" dat aankan. Eerlijk gezegd ben ik er een beetje huiverig voor. Maar het circus moet gered worden". De Nederlandse circussen, het zijn er momenteel elf, zouden zich veel meer bewust moeten zijn van het gegeven dat een bundeling van krachten noodzakelijk is om het hoofd boven water te houden, zo meent Dick Hendriksen. Eerst dan zou ook de verhouding tussen de lokale en landelijke overheden en de circussen verbeterd kunnen worden, ook al zo'n heet hangijzer. Dergelijke actitiviteiten rekent de stichting „Vrije Piste" tot haar takenpakket Dick Hendriksen vertelt waar het momenteel aan schort: „Er zijn enkele belangrijke knelpunten. Bijvoorbeeld de sociale voorzieningen voor het personeel. De belasting pikt het gewoon niet langer dat er door circus-directeuren geen premies worden afgedragen". Financiële perikelen karakteriseren het huidige circus. Het circus schreeuwt om subsidie en aangezien CRM niet aan die „wens" tegemoet kan of wil komen néémt het circus subsidie. Door geen sociale premies af te dragen. Klein succesje op dat geldelijke terrein dat onlangs werd bereikt: het BTW-tarief voor circussen wordt niet zoals gevreesd werd van vier naar achttien procent verhoogd. Volgende knelpunt: de ongezonde concurrentiestrijd tussen de circussen onderling. Dick Hendriksen ontvlamt:,Het is ongelooflijk hoe de circussen elkaar dwars zitten. Ze maken elkaar kapot. Ze willen bijvoorbeeld niet eens vertellen hoe hun tournee is opgebouwd. Daarom krijg je van die belachelijke situaties dat er binnen een straal van pakweg vijftien kilometer vier circussen tegelijk draaien. De tournee planning zou via een overkoepelend orgaan geregeld moeten worden. Ik wil dat met mijn stichting op me nemen. Het is toch ontzettend stom dat circussen elkaar de grond in boren. Daarbij worden de meest smerige praktijken gehuldigd. Circussen leggen een tournee van 200 voorstellingen vast waarvan een aantal onder namen van circussen die helemaal niet bestaan. Ze spelen er bijvoorbeeld maar 110 van de 200 die ze hebben vastgelegd. Zo blokkeren ze wel de weg voor andere circussen. Want de meeste gemeenten redeneren zo dat ze maar twee circussen per jaar willen hebben. Als die twee vastliggen komen de andere negen Nederlandse circussen dus mooi niet aan bod". Alsof hij vindt dat de werkelijke omvang van de problemen waarmee circussen geconfronteerd worden nog niet voldoende geschetst is, zet Dick Hendriksen de woordenstroom onverdroten voort. „Gemeenten vragen soms waanzinnig hoge staangelden. Groningen bijvoorbeeld vraagt duizend gulden per dag. Dat is natuurlijk belachelijk. De gemeente maakt gewoon misbruik van het gegeven dat de Groningers erg circus-minded zijn. Elk circus wil ook graag in Groningen spelen. Het moet natuurlijk niet zo zijn dat een gemeente het binnenhalen van een circus als een winstobject ziet. Dat gebeurt nu wel". „Of wat denk je van de precario-rechten op de reclameborden. Voor één zo'n groot bord moet je al gauw 120 gulden betalen. Moet je eens rekenen als je er zeshonderd plaatst. Dan moet de gemeente natuurlijk niet gaan klagen over wild plakken. Het is logisch dat elke schutting wordt gepakt Waarborgsommen worden ook vaak enorm opgedreven. Als je van een gemeente een vergunning hebt gekregen moet je een bepaalde waarborgsom voldoen. Er zijn gemeenten die er niet voor schromen 3000 gulden te vragen. Belachelijke bedragen natuurlijk. Dus wat krijg je? Niet gedekte cheques worden afgegeven. Ja, ze vrógen om knoeierij". „Het pijnlijke is dat het circus door al dit soort zaken in zjjn algemeenheid een negatieve klank heeft gekregen. Het circus zelf is daar ook wel debet aan moet ik eerlijkheidshalve zeggen. Sommige circussen bedonderen bijvoorbeeld hun sponsors en dat moet je natuurlijk nooit doen. Ik weet een circus dat van zijn sponsor een paar duizend repen kreeg om tijdens middagvoorstellingen uit te delen aan kinderen. Dan moet je natuurlijk niet stiekem een kwartje gaan vragen voor die repen. Maar het gebeurde wel". Het zoeken naar goede sponsors zou ook tot het takenpakket van de stichting Vrij e 1 Piste" moeten behoren, meent Dick Hendriksen. Hij verkondigt met grote stelligheid dat hij „zo" een paar sponsors kan opnoemen die bereid zijn „een paar ton" in een circus te stoppen. Wat de opgesomde problemen betreft, Dick Hendriksen schrijft ze voornamelijk toe aan een slechte verstandhouding tussen overheden en circussen. Werk aan de winkel voor de stichting „Vrije Piste" dus. Hoe de werkzaamheden van de stichting er exact moeten gaan uitzien is vooralsnog een open vraag. Dick Hendriksen ziet zijn stichting als een soort belangenclub die zich, zoals gezegd, bijvoorbeeld gaat bezighouden met een toufneebeleid voor alle circussen, met het bepalen van waarborgsommen en staangelden en die gaat bemiddelen bij geschillen tussen circussen en overheid. Dick Hendriksen besluit: „Ik heb een goede entree bij CRM en ook bij Sociale Zaken. Zo door de jaren heen ben ik wel eens ingesprongen bij problemen tussen een circus, en de overheid. Mijn huivering ten aanzien van het slagen van de stichting is eerder in de richting van de circussen zelf bedoeld. Ze verenigen zich niet zo snel, dat weet ik. Maar goed, ik nodig ze uit want de behoefte bestaat zeer zeker". MARCEL VAN LIESHOUT WOENSDAG 27 DECEMBER 1978 PAGINA 11 Het echtpaar Hendriksen is zeer eensgezind in zijn mening, dat de Nederlandse circussen bezig zijn elkaar kapot te maken ele uren na ons liep de Orowa uit Harlin- binnen, een houten zelfbouw catamaran, boord waren Gini, Henk en hond Fanino il snel kwamen ze in de bijboot even szij om kennis te maken. Vorig jaar len ze al enkele maanden langs deze kust iren en van hen kregen we heel wat rmatie over de kleine vissershaventjes, r naar Oporto konden we beter niet gaan, g jaar waren ze herhaaldelijk gewaar- iwd voor een daar opererende „aardige" tugees die alle talen sprak, bij je aan boord m met zijn gitaar maar daarna niet meer te krijgen was. Ook zijn vrienden werden r hem uitgenodigd, er werd een maaltijd ookt en alles was leuk en gezellig tot je d dat ze maar eens vertrekken moesten, d je onaardig, dan kreeg je later moeilijk en. Dan belde hij bijvoorbeeld een sleep- t om je weg te slepen.. (In Oporto lig je nkerd op de rivier, en vertel maar eens et Portugees dat jij hem niet besteld hebt), lijkt een wat onwaarschijnlijk verhaal, ar ze hadden het van meerdere boten oord en vertelden het nu maar verder, inderdaad, later zouden we Engelsen ankomen die in handen van deze Antonio allen waren, wat hen de nodige proviand, nk, ergenis en geld gekost had. I dag later liep nog een Nederlands schip aen, de trimaran Triple Trappel uit Dord- tt, met aan boord Mieke en Kees, op weg r de Middellandse Zee. Het bleek dat dit schip was, dat we onderweg op zee in verte hadden zien zeilen, maar waar we Schots en scheef lagen de vissersboten naast ons. niet naar toe gevaren waren. Jammer, want zulke ontmoetingen op zee zijn erg leuk en we namen ons voor in het vervolg altijd te proberen contact met andere zeilschepen te zoeken. Wij voeren geen vlag, maar hebben een rood-wit-blauwe windvaan en regelmatig wor den we, hoewel we dit niet begnjpen, voor Fransen aangezien, zozeer zelfs, dat we regel matig enthousiast ratelende Fransen langszij kregen, zodat onze kennissenkring zich gesta dig uitbreidde. Rustig voor anker liggend kun je het zo nog best druk hebben: een praatje maken, even met een klusje helpen, kijken naar boten die binnenkomen, lachen om de vreemde capriolen die mensen in hun wankele bijboot uithalen, even boodschappen doen aan de wal, uitgelezen boeken ruilen, kortom, het leven is plezierig en een dag is zó om. Maar ook: 't ene moment zit je invergenoegd op je dek te bedenken hoe goed alles bij jou aan boord gaat terwijl je kijkt hoe op de boot naast je vier man zwoegen om hun anker, dat ergens achter blijft haken, op te halen, terwijl je eèn moment later je reis letterlijk en figuurlijk bijna in het water ziet vallen. Jan stoot „iets" te hard tegen een afsluiter in de motorruimte aan, de afsluiter breekt af en met een akelig geluid begint het water naar binnen te stromen. En dan ben je toch nog aan het klassieke „pompen of verzuipen" toe. Ik dus aan de lenspomp, terwijl Jan met stukken dweil provisorisch het lek stopt Daarna een houten prop gemaakt en die van NENLAND/BUITENLAND LEIDSE COURANT/ DERDE VERSLAG VAN DE REIS MET DE NAMASTE II buiten af (en dan merk je dat het ook in Spanje in oktober beslist geen zomer meer is) erin slaan. De dag dat we willen vertrekken staat er een pittige wind, precies uit de verkeerde richting en we besluiten maar niet uit te varen. Opeens horen we „Namasta, ahoy" en iemand spreekt ons in het Nederlands met een dik Amerikaans accent aan. Blijkt de „Kenne- mer" te zijn, met naar Amerika geëmigreerde Nederlanders met een Engelse boot. Martin vond op z'n 50e dat hij nu wel lang genoeg gewerkt had en zei zijn laboratorium vaarwel, het huis werd verkocht en daar gingen ze, richting Europa. Nu zijn ze op de terugweg, naar het Caraïbisch gebied, waar ze wat charterwerk willen gaan doen. Samen met de „Kennemer", een 40-voeter, vertrekken we enkele dagen later als de wind is gaan liggen op een windstille dag, richting Zuiden. De Portugese Noord, een constant waaiende noordenwind, waait in oktober kennelijk niet meer en in plaats van de heerlijke trajekten zeilen die we verwachtten, varen we dagtra- jekten, veelal op de motor, l^ngs de naar ons idee altijd in mist gehulde Spaanse en Portu gese kust. We zijn nu wat blij met onze radar, die beslist overuren maakt. Dat heeft wel weer het voordeel dat je veel leuke vissershaventjes aandoet en regelmatig de collega-zeilers weer ontmoet. La Guardia, Leixous, Figueira da Foz, Peniche, Cascais, het zijn voor ons geen welluidende namen op de zeekaart meer, maar havens waar we met meer of minder plezier lagen. La Guardia, 16 mijl van Bayona, well maar toen, als elke over steek, vermoeiende tocht van Engeland naar Spanje, rustten we uit in de schitte rende baai van Bayona. On ze bedoeling was het, hier één week te blijven en dan langs de kust naar Lissabon te zeilen, met één stop, in Leixoes of Oporto. Maar, en dat is zeilende vaak het geval, het zou heel anders lopen. Bayona was prettig om te liggen. Het stadje had een leuke overdekte markt met groente, fruit en vis en we legden er de eerste kontakten met de beman ningen van andere scher pen. -ens is een druk sociaal verkeer. Met bijbootjes worden frequent bezoeken aan elkaar was de eerste, en tevens onze laatste Spaanse haven die we aanliepen. Een lange dag op de motor varen voert ons 44 mijl verderop naar Leixous, de volgende dag door naar Figueira da Foz, 64 mijl, en weer helemaal op de motor. Hier liepen we met ongunstig tij binnen. Het is ondiep, de oceaandeining rolde naar binnen, maar de rivier veroorzaakte een stroom van ca. 3 mijl naar buiten, wat tussen de pieren een enorme branding gaf. Van „Kennemer", die vlak achter ons voer, zagen we als we in de golfdalen zaten, alleen het deel van de mast boven de zalingen en beiden waren we bang de grond te zullen raken. De binnenhaven was vol en we meerden tegen een kade. 's Nachts voer de hele vissersvloot full speed uit en de golven die dit veroorzaakte maakten dat we de hele nacht in de weer waren met stootwillen en touwen. Soms sloegen de. ver stagingen van „Namaste" en „Rasmus", een langszij afgemeerde Deen, tegen elkaar en dan verging horen en zien je. Ook de volgende dag bedrijvigheid alom. We bleken voor de dieselpomp te liggen en regelmatig kwamen vissers in volle vaart aanvaren om naast ons af te meren. Nét als we het idee kregen door deze ware houten schepen gekraakt te zullen worden, minderden zij vaart en meerden zonder slag of stoot naast ons af. We waren steeds vol bewondering hoe deze vissers hun boten in hun macht hadden. Van Figueira da Foz tot Peniche, 46 mijl, eindelijk weer eens een dag heerlijk zeilen: achterlijk windje, goede temperatuur en het leven is weer goed. 's Middags zet de wind door en met stroom mee treinen we er door, rond Cabo Carveiro, en we stormen de haven van Peniche binnen. Net op tijd, want een paar uur later wijst de windshelheidsmeter van Triple Trappel windkracht 8 aan. On danks het minder mooie weer lagen we hier een paar dagen erg plezierig. Zo maakten we met een heel stel mensen een stevige wandeling naar de Kaap, waar de golven nu huizenhoog tegenaan sloegen. In deze nu nog vriendelijke vissershaven waren enorme handwerken aan de gang en er werd gefluis terd dat dit een enorme marinebasis moet worden. Jammer, want dan zal veel van de charmes van dit aardige plaatsje met vriende lijke vissers wel verdwijnen. Dan volgt weer een heerlijke zeildag naar Cascais, ca. 42 mijl, en we stuiven langs Cabo Roca, de meest westelijke punt van Europa. In de loop van de middag weer windstilte en valwinden, zodat toch de motor weer aan moet voor we om 15.30 uur in de baai van het toeristen plaatsje Cascais het anker laten vallen. Bij de jachtclub hier worden we vriendelijk ontvangen, hoeven niets te betalen en krijgen zelfs een miniatuurflesje port aangeboden. Veel schepen blijven hier een tijdje liggen én gaan regelmatig met het treintje naar Lissabon, maar wij besluiten te verkassen en gaan, weer op de motor, door naar het (smerige) Docca de bom successo, vlakbij de schilderachtige Torre de Belém in Lissabon. Las Palmas, 27 november 1978. Lidy Carree DEN HAAG Eigenlijk staat Dick Hendriksen uitermate sceptisch tegenover het welslagen van zijn initiatief. Dat verhult hij ook helemaal niet, sterker zelfs, gaande het gesprek laat hij bij herhaling weten dat hij „nogal huiverig" is over de toekomst van zijn onlangs opgerichte stichting „Vrije Piste". Vanwaar die weinig optimistische kijk op de toekomst, op een moment dat zijn nog zo jonge stichting amper de startblokken heeft verlaten? Ook wat dat betreft laat Dick Hendriksen zich in overduidelijke bewoordingen uit: „Ik wil met mijn stichting het Nederlandse circus nieuw leven inblazen en dat is alles bij elkaar zeker geen benijdenswaardige taak als je weet hoe de Nederlandse circussen bezig zijn elkaar kapot te maken".

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidse Courant | 1978 | | pagina 11