Mwë dier verliest endemens Strabrechtse heide weer witgewold SKHMHMHHKHnUHHBBBHHBHH eer e overlevering ze ■eden Sal vergeten had. Kemj naar verloren /orden n dierenrassen die in het werk van oude meesters vereeuwigd zijn (de krombek-eenden van Jan Steen en d'Hondecoeter) bestond er van het Kempische heideschaap geen enkel schilderij, laat staan een foto. Zelfs Pieter Brueghel de Oudere, toch een Kempenaar van geboorte, heeft er geen verf aan vuil gemaakt. navraag BeWOldepluifTI Beschrijvingen in de vakliteratuur bleken echter voorhanden, met name van dezelfde Alexander Numan die met zijn kruisingen het Kempische heideschaap ten dode had gedoemd. Daarmee gewapend sloegen dokter Wille en de zijnen aan het vorsen. Eerst volgden ze een vals spoor. Ze gingen fokken met schapen waarin ze vage kenmerken, een zwakke erfelijke echo meenden te bespeuren van het gezochte beest, maar het viel per nieuwe generatie steeds duidelijker door de mand als zijnde een Groninger pinstaart met een miezerig aanhangsel op de plaats waar een lange, bewolde pluim de spiegel had dienen af te ronden, liefst hangend tot vlak op de grond. Dat vindt herder Theo Oomen althans het mooist. Teleurgesteld toog men ter markt in het Belgische Sint- Truiden waar Kempische boeren uit de wijde omgeving hun voortbrengselen, ook schapen, proberen te slijten. Men legde contacten. Men ving adressen op van veehouders in afgelegen uithoeken waarde nieuwlichterij van Alexander Numan met zijn Lelcèster schapen en van Liebig met zijn kali, fosfor of stikstof nauwelijks of niet was doorgestraald. En ziet: daar werden dieren gevonden met kenmerken die duidelijk herinnerden aan het uitgestorven ras. Produkt van kruisingen met Engelse weliswaar, maar met weinig Tessels bloed en duidelijk van Kempische origine. Dokter Wille, zichtbaar vergenoegd: „We konden een deel overnemen, een paar bokken en een stel ooien, zo'n twintig in totaal. Nou, dat vond je al veel. Met die groep zijn we gaan fokken. In 1967 was dat. Via inteelt kwamen de splitsingen weer op, schapen die steeds Engelser, maar ook schapen die steeds meer Kempisch werden. De Kempische stammen kruisten we weer onderling; één ram bij een stel ooien van vier of vijf lijnen en dan maar kijken welke combinatie het meest geschikt was. Voor het terugfokken van een ras heb je globaal tien generaties nodig ofwel tien jaar. Die zitten er nu precies op en wat zien we? Jawel: het uitgestorven, oorspronkelijke Kempische heideschaap is terug waar het thuis hoort, in een oorspronkelijk Kempisch landschap." Da's dan mooi voor al wie hunkert naar verleden tijd. Hoe zit het ondertussen met de doelstelling die uitgangspunt was, namelijk goedkoop onderhoud van de Strabrechtse Heide? „Geslaagd", meent dokter Wille. „De hei wordt mooier, vlakker. We hebben de berkopslag beter in de hand. 0, vindt u berken op een hei best een schilderachtig gezicht? Da's dan een kwestie van smaak. Ik vind dat een hei een hei moet zijn. En om dat resultaat te bereiken, beveel ik voor alle heidegebieden in Nederland het houden van een kudde heideschapen aan. Het fokmateriaal kunnen ze bij ons krijgen. Dat levert ons dan weer samen met de subsidies van de omliggende gemeenten het nodige geld op om een kudde van zo'n 300 stuks in stand te houden, het meest wenselijke aantal". Door het voortbestaan van het Kempische schaap blijft erfelijk materiaal bewaard dat bijna verloren was gegaan, maar best eens van pas zou kunnen komen. Dat is nog een geoogst voordeel. De onderliggende argumenten zijn te ingewikkeld voor het bestek van dit verhaal. Laat ons volstaan met een verwijzing naar het smalle hoofd en de lange, ranke bouw die een gemakkelijke geboorte van lammeren mogelijk maken. Wanneer men een Tesselaar kruist met een Tesselaar, ontstaan meer geboorteproblemen dan bij een kruising tussen een Tesselaar en een heideschaap. Dit opent horizonten voor wie de schapen wil gaan houden vanwege het vlees dat een kudde opbrengt. Geen beweegreden om aan voorbij te gaan, gezien het feit dat er binnen de EEG een tekort is aan lamsvlees (50 procent moet worden ingevoerd). Dokter Wille ziet een gat in de markt. Genoeg daarover echter. De idylle van de Strabrechtse Heide mag niet ontheiligd worden door met een schuin oog te lonken naar het abattoir. Aankleding Zoetgevooisder klinkt het argument van de landschap aankleding. Doorde overproduce in de landbouw, door de bio- industrie ook, komen steeds meer lappen grond vrij. Wij Nederlanders, wereldkampioen worstelen met het water, geven polders aan de golven terug omdat we ze niet meer nodig hebben en er dan tenminste plezierjachtjes op rond kunnen dobberen. Nu leent niet alles zich voor inundatie. Noch kun je alle braakliggende grond met bossen beplanten, want het onderhoud van bos kost meer dan het oplevert. „Jaag er heideschapen op", zegt dokter Wille slim. „Dan ziet het er toch leuk uit". Nu is de pech van schapen dat ze, wanneer er geen afrastering met roosters is, gehoed moeten worden door een herder, en liefst een goede. Daar hebben ze in Heeze wel eens mee getobd. Dokter Wille: „Alle begrip, hoor. Een achturige werkdag is er niet bij. Maar herders die's morgens met de kudde de hei optrekken en 's middags om 2 uur zeggen: de beesten hebben gegeten, dus ik kan naar huis...; dat gaat onmogelijk. Een herder moet met zijn hond altijd bij de kudde zijn wanneer die lust krijgt om te trekken; anders loop je kans dat er schapen gaan dwalen en terugvinden doe je ze niet makkelijk op de lap van 1500 ha die de Strabrechtse Heide groot is. Ik heb er zelf eens te paard vier uur rondgedoold. Ik was finaal mijn oriëntatie kwijt. Met geluk ben ik bij de snelweg uitgekomen. Toen wist ik pas waar ik was. Nou, zo'n herder zit dag in dag uit op die hei. Weer of geen weer. De kaas regent ervan je boterham af. Maar toch willen de schapen 's ochtends om een uur of vijf de hort op. Dan heb je maar te gaan". Bellen jatten Theo Oomen, de huidige goede herder, lijkt het met de herboren Kempische heidschapen niet moeilijk te hebben. Meer eigenlijk met het publiek en dat is raar, want voor wie anders zou je een landschap witgewold aankleden? „Ik heb een paar schapen, de leiders van de kudde, een bel omgedaan. Ach, weet u, als je zo'n hele dag op een hei zit, is dat klingelen een pracht geluid. Maar de mensen jatten ze. Ze lokken zo'n schaap met een stuk brood naar zich toe hoeft niet eens; als je een hand ophoudt, komen ze al en dan maken ze de hondenriem los waaraan dé bel hangt. Nou kost zo'n riem toevallig wel vijf gulden. Daarom ben ik kettingen gaan gebruiken. Moeten ze tenminste een betonschaar meebrengen voordat ze een bel kunnen jatten". Andere jammer betreft niet aangelijnde honden en een brutale bek als je er wat van zegt. Belhamels die op brommers achter de schapen aanjagen. Amazones die hun paarden dwars door de kudde laten galopperen. Dit horende, bekruipt je het gevoel dat over de Strabrechtse Heide soms de zachte weeklacht waart: „Ach, was ik maar niet als Kempisch heideschaap herboren". vl verband zijn spelen voor ieder mens integrale en dynamische bestanddelen van het onbewuste levensplan. Ze vormen de tekst voor zijn rol In het leven. Ze cjlenen om de tijd te vullen terwijl hij op de uiteindelijke venrulling wacht en tegelijk brengen ze de handeling vooruit". De historicus Johan Hulzinga kwam in zijn vermaarde verhandeling over de Homo Ludens tot de slotsom: „Het werkelijke, pure spel is een van de grondslagen van de cultuur". Het spel wordt door vertegenwoordigers van de meeat verechlllende denktranten unaniem beschouwd als nuttig, als dienstbaar aan de ernst. De termen die dan vallen, zijn „de ontwikkeling van in het leven noodzakelijke functies", „afreageren van energie- overschotten", „uitlevingof kanalisering van agressie" en nog veel meer. De ernst van spelletjes waaraan ook de moderne mens zich nog met ongecompliceerd plezier overgeeft, gaat verder en dieper terug dan de spelers zouden denken. Dobbelstenen of bikkels bijvoorbeeld behoorden tot het vaste gereedschap van toekomstvoorspellers in voorhistorische tijden; het patroon waarin ze na de worp neerkwamen, legde de wil van de goden bloot wanneer er belangrijke beslissingen te nemen vielen. Touwtrekken is in oorsprong een zinnebeeld van elkaar weerstrevende natuurkrachten. Het hinkelspel heeft banden met de sagen over het labyrint, die sinds mensenheugenis worden overgeleverd. Van jonger datum (Italië, zestiende eeuw) is het fameuze Ganzenbord, maar wie het nu bij dampende chocolademelk speelt, zal nauwelijks bevroeden dat de spiraal van 63 vierkantjes die moet worden afgelegd, vroeger een opvoedkundig en zelfs politiek werktuig was. In de loop der eeuwen verschenen op het bord thema's van de Franse revolutie, van de Dreyfus- affaire, van staatkundige kuiperijen, van beroemde liefdesgeschiedenissen en zelfs van de eerste wereldoorlog. Maar ook onschuldiger zaken kon het kind door middel van zijn Ganzenbord leren: aardrijkskunde, plantkunde en de bijbel. Het spel heeft de krant des tijds geschreven, compleet met stripverhaal eri inclusiefjongste uitvoering —de ruimtevaart. Nieuw betrekkelijk Zeven tot acht nieuwe spellen per jaar dus, alleen al bij Hausemann en Hötte. Zo happig is nog steeds de spelende consument. Verkoopleider Berns ruiterlijk: „Dat nieuwe is dan wel betrekkelijk, want aan de basis van heel ons assortiment staat een handjevol spellen, die al honderden en soms duizenden jaren bekend zijn. We passen ze alleen aan bij de tijd en we verzinnen variaties". Hoe je dat moet dben, heeft een man als Ben van Leeuwen, ideeën-leverancier, laten zien. Kwartetten is een oer-Hollands spelletje, met een geschiedenis van honderden jaren. Toen burgemeester J. Detmers van Zoeterwoude hem om een aardig plannetje vroeg teneinde het 700-jarig bestaan van zijn gemeente luister bij te zetten, kwam Van Leeuwen op de inval: „Ik maak een kwartetspel met Zoeterwoude als onderwerp. Bekende gebouwen, straatjes, scholen, bezienswaardigheden, sportvelden. U noemt het maar". Het werd een succes dat door heel Nederland ging daveren. Zestig steden en dorpen zijn inmiddels van een eigen kwartetspel voorzien. Rotterdam en Den Haag staan te trappelen en zelfs uit Londen is hevige belangstelling gemeld. Ook naar andere kanten zond de steen, eenmaal te water, zijn rimpels uit. Premier van Agt werd met een CD A-kwartet en koningin Juliana met een Oranje-kwartet verblijd. Jongste ingeving van Ben van Leeuwen: vakantiebestemmingen. „Want wat is er leuker dan een kwartetspel van Playa del Ingles waar je drie weken heerlijk hebt gezeten en waarvan je straks al spelend in de huiselijke kring nog eens 32 prachtige kleurenfoto's onder je neus krijgt". Het begin van elk nieuw spel is een nieuw idee. Of dat nu een nieuw idee is voor eert - werkelijk nieuw spel—iel zeldzaams, gelij aangetoonddan idee voor4 variatie vooreer 7de geest moet iemand komen aanwaaien. Liefhebberen Berns: „Soms is die iemand een van de talloze mensen die liefhebberen in uitvindingen, gewoon een particulier met een briljante inval. Soms ook is het een spelontwikkelaar die er zijn beroep van heeft gemaakt. Maar meestal komen de ideeën van onze eigen researchafdeling. En daar zitten ze heus niet af te wachten tot er eens bij iemand spontaan een lampje gaat branden. De tienkoppige staf is voortdurend heel rationeel op zoek naar nieuwe ideeën. Door in te haken op recente ontwikkelingen op pedagogisch gebied, door verkoopgegevens te analyseren, door marktonderzoeken te houden". Is de basis vooreen nieuw Het spel is nog springlevend spel eenmaal gevonden, dan begint een lange en spannende kiemperiode waarin het zijn levensvatbaarheid moet bewijzen. De eersten die eraan gaan snuffelen, zijn de vormgevers en de illustratoren. Ze brengen het idee tot leven, voorzien het van een gezicht. Vervolgens wordt een uiterst nauwkeurig model gemaakt. En aan de hand van dit model gaat men het nieuwe spel aan zijn eerste vuurproef onderwerpen. De vragenlijst is lang en onverbiddelijk zijn de examinatoren. Is het wel zo leuk? Klopt de theorie? Kan het allemaal en kan het voor een acceptabele prijs Belangrijk, dit laatste. Bems: „De mensen klagen dat de spellen tegenwoordig zo duur zijn. Onzin. 70 van de 200spellen uit onze collectie liggen onderdo 15 gulden winkelwaarde". Als spelen dan, tegen de verdrukking van de televisie in, zo populair blijkt bij jong en oud, waarom is dat? Hoe luidt het recept van een lekker vallend spel. Berns raadpleegt langdurig zijn kookboek en concludeert dat de naam toch wel een uiterst belangrijk ingrediënt is. „Interpol, die naam ligt goed. We hadden hem al tijden en toen zijn we er gewoon een spel omheen gaan bouwen. Daar doe je dan een jaar over, maar uitgangspunt was de naam. Hij moet een internationale klank hebben. In Japan even bekend aanslaan als in Zuid- Amerika. We hebben een heel boekje met dat soort namen. Punt twee Is de speelwaarde die ik al heb aangestipt. Een spel moet niet langer dan een half uur, drie kwartier duren; het moet blijven boeien; je moet er graag naar terugpakken. Eenvoud is ook belangrijk. Dan het competitie-element, de winstkans. En natuurlijk de spanning, liefst vanaf de eerste zet. Weet u waarom mensen die vroeger Mens Erger Je Niet op de gewone manier hebben gespeeld, onbewust een afkeer hebben van de mechanisch geworpen dobbelsteen van tegenwoordig Omdat je er niet vals mee kunt spelen. Daarmee is een stukje spanning verloren gegaan".

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidse Courant | 1978 | | pagina 25