foidócGouxa/nt
lenselijk
element
steeds
meer
inadrukt
,,Bidt om Gods wil voor die arme
deerne die dit schreef". Deze
verzuchting, die tegelijkertijd een
verzoek aan de lezer inhield, schreef
een middeleeuwse kloosterzuster ooit
neer in een boek, dat zij in haar cel
had gekopieerd.
Een zinnetje, dat iets wil oplichten
van de sluier der anonimiteit, die
over een groot deel van de
middeleeuwse boekschrijfkunst is
heengeweven. Want het gros van de
boekenschrijvers uit die tijd bleef
onbekend, gedachtig hun
kloosterdevies ooit treffend door
Thomas Kempis onder woorden
gebracht dat zij een opdracht
jegens God hadden te vervullen,
waarbij hun eigen ,,ik" niet telde.
Het afschrijven van boeken in de
middeleeuwen gebeurde via
stringente normen en regels. Zowel
wat de indeling van het boek zelf
betreft als het indelen van de tijd.
Vaak monotoon en meestal in
volstrekte anonimiteit werden bijbels,
devotie-, gebeden- en getijdenboeken
afgeschreven. T ot ineens zo'n
zinnetje opduikt, waarbij een
onbekend gebleven kloosternon laat
zien dat het leger van schrijvende
kloosterlingen bestond uit mensen
van vlees en bloed. Mensen met hun
eigen zorgen, zwakheden en twijfels.
Maar ook mensen, die de koper van
een boek soms waarschuwden er
vooral toch goed op te passen, al
was het alleen maar omdat de
schrijver er zoveel moeite en tijd aan
had besteed. Soms ook dreigden ze
met de duivel (of met de pest) voor
het geval een dief zich aan een
kostbaar boek zou vergrijpen.
Het zijn kleine, onooglijke, maar o zo
menselijke details vaak onderaan
de bladzijde vermeld en daardpor in
de meeste gevallen weggesneden
die in het oog springen wanneer het
gaat om handgeschreven boeken
(codices) uit de middeleeuwen.
Boeken die nu nog, vijf, zes, zeven
eeuwen later, appelleren aan de
estheticus in ons, omdat ze vaak
geschreven zijn met een fijnzinnig
Het handschriftenbezit uit de
middeleeuwen in Nederland berust voor
het allergrootste deel bij
bibliotheekinstellingen. De Koninklijke
Bibliotheek in Den Haag heeft zich
vooral toegelegd op fraaie handschriften
(bijbelse en getijdenboeken), terwijl de
universiteitsbibliotheek van Leiden de
mooiste en beste middelnederlandse
teksten c.q. handschriften bezit De
rijksuniversiteit van Amsterdam heeft
met zijn speciale Vondelkamer een
fraaie collectie uit de Gouden Eeuw (o.a
van de Muider Kring), terwijl in Utrecnt
Deventer tenslotte wordt een
verzameling handschriften bewaard van
o.a. tijdgenoten en navolgers van Geert
gevoel voor artisticiteit, verlucht als
ze zijn met prachtig versierde
hoofdletters en schitterende soms
met bladgoud vergulde miniaturen.
Vaak zijn de kleuren nog opmerkelijk
fris. ,,Zo zelfs dat we kunnen zeggen
dat ons kleurenschema van vandaag
de dag veel minder rijk is dan dat
van de middeleeuwers", meent
mevrouw drs. Bonny Rademaker-
Helfferich, tot voor kort conservator
van oude handschriften in de
Deventer Atheneum Bibliotheek, thans
stafdocente van de Bibliotheek- en
Documentatie Academie van de
voormalige Hanzestad.
Perkament
De middeleeuwse handschriften zijn
geschreven op perkament, dat
gemaakt werd van de huid van
schapen, geiten en kalveren. Het
materiaal werd algemeen gebruikt
sinds het jaar 300 na Christus;
daarvoor werd op papyrus (rollen)
geschreven. Bekend zijn de in purper
gedoopte handschriften op perkament
uit het Byzantijnse Rijk, waarbij
goud- en/of zilverinkt werd gebruikt.
Evenzeer bekend is de
boekverluchtkunst uit Perzië en
Mesopotamië, terwijl ook Indische
miniatuurschilders van zich doen
spreken. Op het Westeuropese
vasteland is van een culturele
opleving sprake ten tijde van de
regering van Karei de Grote. Dan
ontstaan de Karolingische
handschriften, die getuigen van een
grote vakbekwaamheid en artistieke
inslag. Allemaal geestelijke lectuur:
bijbels en evangelieboeken. Later
komen de getijdenboeken, waarin de
gebeden staan, die op de
zogenaamde canonieke uren van de
dag in kloosters gebeden dienen te
worden. Om hun boeken te kunnen
schrijven, houden de kloosterlingen
grote kudden schapen om op die
manier verzekerd te blijven van het
benodigde perkament. Een grote
bijbel, zoals besteld door de minister
van onderwijs van Karei de Grote
vergde liefst 200 schapehuiden.
Allengs ontstaat een zekere
specialiteit bij de boeken schrijvende
kloostergemeenschappen. De fraters
van het Agnietenbergklooster bij
Zwolle.bijvoorbeeld blijken meesters
in de verluchtkunst; Jacob van
Enkhuizen schrijft daar in de periode
van 1464 tot aan 1476 aan een
zesdelige bijbel, een pracht
exemplaar. „Doorgaans werden er
kostbare, fraai versierde boeken
geschreven voor rijke
opdrachtgevers", zegt mevrouw
Rademaker. „En ook boeken, die
gebruikt werden in de eredienst zijn
vaak schitterend verlucht. De
gemiddelde gebruikshandschriften
Grote's Moderne Devotie.
Overigens wordt het middeleeuwse
handschriftenbezit steeds
ontoegankelijker. Deskundigen, o.a. die
van de bibliotheek van het Duitse
Wolfenbüttel, hebben om de kleuren van
de oude handschriften niet te laten
verbleken, geadviseerd het licht in
bijvoorbeeld een tentoonstellingsruimte
slechts eenzesde te laten bedragen van
de normale daglichtsterkte, terwijl die
ruimte bovendien zwart geschilderd moet
zijn. Dat betekent in concreto dat er
wellicht weinig meer middeleeuwse
handschriften geëxposeerd zullen
worden. Tot eind januari zal overigens
nog een deel van de collectie van de
Deventer Atheneum Bibliotheek te zien
zijn, zij het dat de vitrines indirect
daarentegen kenden meestal geen
illustraties. Die vergden dan ook niet
meer dan een paar maanden. Maar
een rijk versierde bijbel, het Oude èn
het Nieuwe Testament, kostte
minstens twee jaar werk".
Ontwikkeling
Afbeeldingen van Maria Boodschap
en de geboorte van Christus in de
stal van Bethlehem zijn al heel oud.
Mevrouw Rademaker: „Aanvankelijk
komt die voorstelling voor op
sarcofagen. Zo rond 300 na Christus.
We zien Christus dan in een korf of
kribbe liggen. Maar Maria is er in de
meeste gevallen niet bij, evenmin als
Jozef. Soms is ze er zijdelings bij
betrokken. De os en de ezel, symbool
voor respectievelijk degenen die
uiteindelijk bekeerd zullen worden en
de heidenen, zijn er vanaf het eerste
begin wel bij. Later, na het concilie
van Efeze in het jaar 431 waarbij
Maria als de Moeder van God wordt
erkend, is dat anders. En omstreeks
het jaar 500 wordt ook Jozef bij de
voorstelling betrokken".
Uit de handschriften, die daarna
verschijnen blijkt dat de geboorte van
het Christuskind allesbehalve een
statisch gegeven is. Stukje bij beetje
sluipen steeds meer wereldse
invloeden op het plaatje binnen. Is
aanvankelijk de aandacht louter
gericht op het Kind zelf, na verloop
van enkele eeuwen treedt de relatie
moeder-kind (dus Jezus en Maria)
naar voren, terwijl Jozef een rol op
de achtergrond blijft vervullen. De
mystiek doet haar invloed gelden,
terwijl we in latere Bourgondische
handschriften zien dat de voorstelling
almaar drukker wordt. Bepaalde
elementen, zoals de armoedige
omstandigheden waaronder de
geboorte plaats vindt, worden op een
gegeven ogenblik extra benadrukt en
zelfs laten enkele miniatuurschilders
Jezus op een open binnenplaats
tussen de huizen ter wereld komen.
„Het menselijke aspect krijgt steeds
meer aandacht", zegt mevrouw
Rademaker. „Christus als heerser is
al lang verdwenen, terwijl we in de
randversieringen heel wereldse
aspecten, soms heel scabreuze,
aantreffen: plaatjes die spellen
uitbeelden, het maaien of het
slachten van vee. Maar soms ook een
monnik die zijn achterste krabt of
vrijende hondjes". In deze tijd is
echter het klooster niet meer de
alleen-leverancier van handgeschreven
boeken, terwijl er bovendien andere
dan geestelijke lectuur op de markt
verschijnt. Vaak in de volkstaal (en
dus niet in het Latijn), zoals
ridderromans (Karei ende Elegast,
Floris ende Blancefloer), verhalen
beschenen zullen worden uit voorzorg
om de kleuren niet aan te tasten.
„Een expositie als van de vijfdelige
bijbel van Thomas Kempis zoals we
ooit in Zwolle hebben gehad, krijgen we
nooit meer voor elkaar", aldus mevrouw
Rademaker van de Deventer Bibliotheek-
en Documentatie Academie. „Die kwam
destijds uit Darmstadt en was verzekerd
voor twee miljoen Maric Maar afgezien
daarvan, de omstandigheden waaronder
dergelijke dingen op dit ogenblik
tentoongesteld moeten worden zijn zo
extreem, dat vrijwel niemand er meer
aan kan voldoen. Vandaar dat ze
hoofdzakelijk in bibliotheekkluizen
blijven, en studenten zich zullen moeten
behelpen met facsimile-uitgaven, die de
laatste tijd meer en meer verschijnen".
over heiligen, martelarenboeken en
sermoenen (preken).
Symboliek
Er is nog een aspect dat opvalt bij
het middeleeuwse handschrift. Dat is
de symboliek, die werd toegekend
aan zowel de versieringsmotieven als
de kleuren. Overigens was het
aanbrengen van versieringen, de zgn.
verluchtkunst, de laatste fase van het
produktieproces. Al dan niet aan de
hand van voorbeeldboeken werd eerst
de opmaak, waarin het bbek zou
verschijnen, bepaald. Daartoe werden
de (afgesneden) perkamentvellen met
behulp van loodstift gelinieerd,
waarna de schrijver aan het werk
toog. Hier en daar in de tekst liet hij
ruimte open voor de rubricator, die
(in rood) nieuwe hoofdstukken
aankondigde of andere
aankondigingen en/of titels schreef.
Bij dit alles was weer voldoende
ruimte open gehouden voor de al
dan niet uitbundig versierde
beginletters, de zgn. initialen. De
invulling daarvan was voorbehouden
aan de pictor. Tekende hij alleen een
versierde hoofdletter dan wordt
gesproken van een geïllumineerde
initiaal, maakte hij in die letter een
plaatje dan heet dat een
gehistorieerde initiaal, terwijl een
geheel op zich zelf staand, pagina
vullend schilderijtje een miniatuur is.
Vaak waren de miniatuurschilders
ook de makers van fresco's in de
kloosters, omdat het doorgaans
vakbekwame schilders waren.
Om nu terug te komen op de
betekenis van de kleuren, die
gebruikt werdenblauw werd
beschouwd als zijnde de kleur van
God, terwijl wit de kleur van het licht
voorstelt. Vandaar dat Christus soms
is afgebeeld in een blauw met wit
omgeven ondergewaad. Purper is in
de miniatuurkunst de kleur van de
keizer, die van de overheid in het
algemeen en dus ook van God.
Goud, dat wil zeggen goud op
purper, symboliseert de opstanding,
terwijl goudgeel de Heilige Geest
aangeeft. Groen tenslotte wordt
gebruikt als teken van nieuw leven,
de wasdom.
Ook de motieven, die gebruikt
worden voor de randversieringen op
de pagina's hadden een diepe
symbolische betekenis. De akelei
bijvoorbeeld was het zinnebeeld voor
Maria, terwijl met de roos het bloed
van Christus (en/of Maria) werd
aangegeven. De iris stond voor het
verbond, dat God gesloten had met
de mens, terwijl de lelie de
zuiverheid/reinheid (van Maria)
voorstelt. Met de wijnstok wordt
Christus uitgebeeld.
Allengs is deze codificatie evenwel
verwaterd, vooral toen de invloed-van-
de-wereld zich steeds meer deed
gelden in de middeleeuwse verlucht
en miniatuurkunst. Er waren intussen
louter commerciële schrijversateliers
opgericht, vooral in
universiteitssteden, waardoor het
boekenscala voortdurend werd
uitgebreid. Desondanks bleef het
geestelijke boek lange tijd een
bestseller van de eerste orde.
KLAAS GOiNGA
Christus'
geboorte
in
rijk
versierde
hand
schriften
De (sterk
uitvergrote)
miniaturen op
deze pagina
zijn ontleend
aan de Franse
vertaling van
de Miroir
Historiel; een
wereld
geschiedenis,
die de Franse
dominicaan
Vincentius
Beauvais in de
13de eeuw
schreef voor
de
Franse koning
Lode wijk de
De
Heilige. 0
vertaling
dateert uit het
tweede kwart
van de 14de
eeuw. Ze is
thans in het
bezit van de
Bibliotheek der
ftjksuniversi-
te Leiden.