(Van onze correspondent Alex Hamilton) In West-Duitsland werden in één jaar tijd 300.000 exemplaren verkocht van „Der Butt" („De Bot"), de nieuwste roman van de schrijver Günter Grass. Veel mensen hebben er zelfs twee van in huis. Het eer ste exemplaar staat in de huisbibliotheek en wordt kapotgelezen. Een tweede exem plaar ligt in de keuken, want het boek staat vol zeer bruikbare recepten, waaron der enkele zeer oude, aangevuld met een veertigtal gedichten die bij de spijsverte ring van pas kunnen komen. „Der Butt" is een episch verhaal, vol zijweg getjes, over niets minder dan de geschiede nis van de mensheid van het Stenen Tijd perk tot nu, en dan in het bijzonder over de strijd tussen de patriarchale mannenmaat schappij en de matriarchale vrouwenmaat schappij. De held en verteller van de roman maakt de hele geschiedenis mee. De bot is een soort mythische wensvis. De vis wordt aan het begin van het verhaal gevangen door de held, en dit luidt het begin in van ze alleen zijn. Maar zijn buikje dankt hij niet daaraan, noch aan het onderzoek voor „Der Butt", dat al even lijvig is geworden als hijzelf. Het was zijn eerste meesterwerk, „Die Blechtrommel" (De blikken trommel), dat zo'n grote verandering voor Grass met zich meebracht, zowel in geestelijke als li chamelijke zin. En dat was niet omdat er alleen al een half miljoen exemplaren van de Engelse vertaling in Amerika verkocht werden, maar omdat hij in een vochtige ka mer had gewerkt. Toen hij een gezondheids verklaring aanvroeg omdat hij een bezoek aan Amerika wilde afleggen, werd ontdekt dat hij tuberculeuze knobbeltjes op zijn lon gen had zitten. Zijn geschrokken uitgever zag dit pas-ontdekte wereldwonder al als een nachtkaars uitgaan, en liet hem vetmes ten tot Grass een veilige honderd kilo had bereikt. Een vrij drastische geneeswijze, maar het werkte. Grass werd weer gezond en in zijn nieuwe rondborstige gestalte schreef hij „Katz und Maus" (1961) en „Hundejahre" (1963). In deze novelle, respectievelijk roman beschrijft Grass het wel en wee, en vooral het wee, van het Duitse volk van de Wei- marrepubliek tot de val van het Derde Rijk. Realisme en een expressionistische verbeel dingskracht vinden elkaar in deze prachtige boeken. Van die twee houdt Grass nog het meest van „Hundejahre"1, een wat meer fragmentarische en minder perfecte roman dan „Die Blechtrommel". De kern van de politieke lijn die hij later zou volgen en de polemiek die hij namens de sociaal-demo craten zou voeren zijn in „Hundejahre" te rug te vinden. Grass, zoon van een Dantziger kruidenier die vond dat hij beter maar bruggen kon bou wen in plaats van ze te tekenen, heeft een gelukkige jeugd gehad. Een tramritje van tien minuten door het bos bracht hem naar de Oostzee, die overigens vol bot zat. Grass was erg goed in sport, hij worstelde, en ren de op de lange afstand. Het gezin Grass had een twee-kamerwoning, het toilet buiten werd gedeeld met drie andere families. Zijn zus had onder een raam een doos met haar persoonlijke spulletjes staan en hij had een andere doos onder het andere raam. Jaren lang las hij met zijn vingers in zijn oren. Zijn moeder was een romantische kunstaan bidster, misschien wel omdat haar drie broers, respectievelijk schilder, dichter en beeldhouwer, alle drie op jonge leeftijd slachtoffer werden van de Eerste Wereldoor log. Moeder Grass was ook dol op Gunter's leugens, omdat ze wist dat hij de waarheid saai vond. Het was een gelukkige jeugd. Hij werd lid van de Hitlerjugend. Op 15-jarige leeftijd ging hij van school af om een luchtdoelge schut te bemannen. Hij raakte gewond en werd krijgsgevangen gemaakt door de Ame rikanen. Zijn „denazificatie" bestond uit een bezoek aan Dachau en de „doucheruimtes" in dat vernietigingskamp. Grass werd ge dwongen op de radio te luisteren naar het Neurenberg-proces. De jonge krijgsgevange ne wilde niets van de gruweldaden geloven, totdat hij ze uit de mond van de gevallen leiders zelf hoorde. Daarna, vertelt Grass, zou het lang duren voor de jonge Günter weer een volwassene zou geloven. Hij was tegen alle volwassenen. Volgende les voor de opgroeiende Grass: de de mannenmaatschappij en het einde van de emotioneel bevredigende maar intellectu eel beklemmende vrouwenmaatschappij. In de jaren zeventig van onze eeuw vindt de bot echter dat er van de moderne incarna ties van de oer-held, kortom van de huidige pappies, niets meer verwacht kan worden. „De vis laat zich weer vangen, dit maal door een satirisch beschreven groepje Dolle Mina's, die hem voor de Vrouwenréchtbank slepen en hem tenslotte (maar dan zijn er ontelbare pagina's voorbijgegaan) weer in zee gooien. De bot rijst dan weer op aan het strand van de „vruchtwaterzee" (de Oostzee), als inluider van een nieuwe, door de vrouw overheerste geschiedenis. Het boek eindigt op dit existentiële strand, waar de held het beeld van het „Eeuwig Vrouwe lijke" najaagt. Een episch idee, maar Grass kan, zo zegt hij, geen roman schrijven zonder episch idee. Het episch idee van onze eeuw is niet meer dat van de heldenroman. Er wordt weinig meer op paarden gesprongen om jonkvrouwen van vuurspuwende draken te redden of om zwevende schaakborden en heilige gralen na te jagen. Het moderne epi sche idee kan een stad zijn, zoals het Du blin van de Ier James Joyce. De verloren vrijstad Dantzig, die in voorgaande romans van Grass voorkomt, is ook zo'n epische stad. Grass werd daar geboren in 1927, uit Pools-Duitse ouders. Ook in „De Bot" ko men weer Dantzigers voor, maar het centra le, epische idee is toch eten en de histori sche en culturele betekenis van eten. Grass had deze „hap" willen schrijven als kado aan zichzelf voor zijn vijftigste ver jaardag. Gelukkig genoeg voor hemzelf en zijn lezers is Grass beroemd en rijk genoeg om hem de vijf jaar ruimte te geven die hij voor het schrijven van het boek nodig had. Er ging nogal wat onderzoek aan dat schrij ven zelf vooraf en het vervelende van het onderzoek was dat er zo weinig gegevens zijn. Bovendien is schrijven een ouderwets beroep, vindt de auteur, dat stop je niet zo maar in een computer. Trouwens de gege vens dié er waren betroffen vooral de eetge woonten van de rijken uit de geschiedenis. En Grass heeft nu eenmaal meer belangstel ling voor het dagelijks brood van de armen van deze aarde en voor de onbekende vrou wen die door de eeuwen heen voor het eten gezorgd hebben. Grass gelooft dat, op lange termijn, de komst van de aardappel de Pruisische maat schappij meer veranderd heeft dan de Ze venjarige oorlog (1756-63 tussen o.a. Oost rijk en Pruisen red.). Als je zover gekomen bept, dan zie je de geschiedenis natuurlijk met heel andere ogen. Overigens heeft Grass de geschiedenis altijd met ande re ogen gezien. Zo gelooft hij dat chronolo gisch tijdsverband een verzinsel is, en dat de geschiedenis altijd een verkeerd beeld gegeven heeft van de vrouw, omdat alle vrouwen die de geschiedenisboeken gehaald hebben zich als mannen gedroegen: Elisa beth I van Engeland, Catherina de Grote van Rusland, Indira Gandhi, enzovoorts, en zovoorts. Door de factor eten weg te laten, vindt Grass, hebben de geschiedkundigen nu net overgeslagen waar het in onze tijd om Met zijn open boordje, zijn sombere snor die niets verraadt van zijn uitbundig gevoel voor humor, en zijn donkere, oosters aan doende ogen, lijkt Grass minder op een van Europa's grootste schrijvers dan op een marktslager. Is al het Grass vlees, vraag ik met een blik op zijn gezellig vooruitstekende buik. Ach, hij komt uit het noorden, en dat is nu eenmaal veeland, verklaart Grass. Als hij bijvoorbeeld in Beieren geboren was, zou hij nu een en al kip zijn, al dan niet zonder kop. Dat er niet overal in Duitsland hetzelfde gegeten wordt, komt nog doordat de Hongaren en Polen in 1525 een hogere prijs gingen vragen voor rundvlees. Zijn ei gen culinaire achtergrond is het zuurzoete vlees van Polen. Hij is inderdaad dol op koken. Hij heeft eens in twee dagen een huwelijksbanket klaargemaakt voor tachtig mensen. Hij zegt bang te zijn voor mensen die niet genoeg van zichzelf houden om lekker te koken als potasmijnen bij Hannover. Zijn ouders wa ren jarenlang zoek. Günter had gevaarlijk werk gevonden. Hij moest ondergronds wa gens aan elkaar koppelen. Het aantrekkelij ke van deze baan was dat mijnwerkers be ter te eten hadden. Maar omdat er vaak geen electriciteit was, viel er soms niets té koppelen. Zo zaten, 2000 meter onder de grond, oude sociaal-democraten, communis ten en nazi's te discussiëren als was het weer de Weimarrepubliek. En Grass luister de. Hij kreeg nieuws van zijn ouders en trok naar de kolenmijn waar zijn vader werkte. Die winter vroren de aardappelen kapot en mus. Grass gelooft dat toen de heldere den ker Camus, die wij beiden een betere schrij ver vinden dan Sartre, stierf het meest vitale in Sartre met Camus het graf inging. Grass voelde zich in Parijs ook aangetrok ken tot die schrijvers die van zichzelf een soort „open theater" gemaakt hadden: de schrijvers die hun lezers plagen en met ze in discussie treden, die spelen met taal en mythe, die God prijzen door hem te be schuldigen: Swift, Rabelais, Sterne. Als je een „verhaal" moet hebben, dan moet je dat ook tijdens het schrijven verliezen, vindt Grass. De „dood van de roman", die elke vijf jaar lijkt te komen, vervulde hem op een gege ven moment met satirisch ongeduld. Hij moest niets hebben van de ernstige „Nouve au Roman" van Robbe-Grillet. Wat aan de oppervlakte zit, zei hij, kon hij zelf ook wel zien. Hij had genoeg van kleine, treurig- droefgeestige literatuur. Hij wilde zichzelf bewijzen, hij wilde zijn Zwitserse schoonou ders laten zien dat hun arme dochter niet de fout van haai* léven had gemaakt, hij wilde wraak nemen op Dantzig, hij wilde la ten zien hoe verloren de „petit bourgeoisie" was, hij wilde aantonen hoe de socialisten hun kans hadden- gemist bij deze „kleine burgers" en de weg vrij gemaakt hadden voor Hitier. Om dit alles schreef Grass „Die Blechtrommel". De held van deze roman is een trommelende dwerg, die van binnen groeit terwijl iedereen denkt dat het een zie lig geval van gestopte ontwikkeling is. Gro teske figuren, dwergen, clowns en vogelver schrikkers geven de actie aan in zijn verbeelding. Na de Dantzig-romans, die de weg hadden geopend naar de Duitse na-oorlog omstan digheden, richtte Grass zich op de heden daagse problemen. In het toneelstuk „Die Plebejer proben den Aufstand" rekent hij af met de Oostberlijnse arbeidersopstand van 1953 en in een andere roman geeft bij de dialoog van zijn generatie weer, tussen de pragmatici die altijd gebouwen konden laten zien tegenover de jongeren die zeiden „Nou, en? Wat is er jn die gebouwen?" Duitsland had zijn wederopgebouwde kleine democra tie, maar het was een leeg gebouw. In die tijd mengde hij zich ook direct in de politiek van de jaren zestig. Hij raakte be vriend met Willy Brandt en Egon Bahr. Toen Adenauer dubieuze grapjes begon te maken over het voorouderschap van Brandt, besloot Grass uit de hoek te komen waarin intellectuelen zich meestal schuilhouden. In plaats van alleen toespraken voor Brandt te schrijven begon Grass ook zelf te spreken. Hij had vooral respect voor de manier waar op Brandt de kwestie van de Berlijnse Muur had aangepakt. Brandt had jongeren ervan weerhouden de Muur met geweld om laag te halen. Brandt leek een realist te zijn. woonde het gezin in een kelder. Ondanks die gedeelde verschrikking kon hij geen contact maken met zijn vader, die nog steeds tegen kunst was. Daarom vertrok Grass wëer, ditmaal in de richting van de half vernietigde Academie des Beaux Arts van Dusseldorf, waar een stokoude beeld houwer hem voorstelde maar steenhouwer te worden, een raad die Grass opvolgde. Als leerjongen maakte hij twee jaar lang eerst gebroken rozen voor kindergrafstenen, daar na grafstenen voor volwassenen, om tenslot te, interessant genoeg, zich toe te leggen op barokfiguren op graftombes. Zo te horen had hij wel schik in zijn werk op kerkho ven. Toch wilde hij nog steeds naar de kunstaca demie. Hij werd op een school aangenomen die op bevel van de Engelsen niet meer dan 140 leerlingen mocht aannemen. Helaas, de lessen waren niet helemaal wat Grass ervan verwacht had en hij trok naar het atelier van Karl Hartung in Berlijn. Grass was on dertussen midden twintig. In Berlijn trouw de hij met een Zwitserse danseres. Daar pu bliceerde hij ook zijn eerste gedichtenbundel. Gottfried Benn voorspelde, na de bundel gelezen te'hebben, dat Grass romanschrijver zou worden, maar Grass zelf geloofde daar niets van. Een paar jaar lang woonde hij met zijn vrouw Anna en een zich steeds uitbreidend nageslacht („een kind per boek" zei hij wel eens met trots) in Parijs, temidden van an dere kunstenaars in vrijwillige ballingschap. Pas tegen het einde van hun verblijf in de Franse hoofdstad, toen Grass al. de felbe geerde „Gruppe 47"-prijs gewonnen had voor „Die Blechtrommel", kreeg hij contact met Franse schrijvers. En dan nog meestal, vertelt Grass, omdat de Franse schrijvers wilden weten waar ze het best vakantie konden houden in Duitsland. Uit wraak stuurde Grass ze allemaal naar het Zwarte Woud. Zijn verblijf in Parijs is belangrijk omdat zijn latere werk daar onder de invloed kwam van de tweede golf van het existenti alisme, het Duitse expressionisme en surrea listische dichters zoals Apoliinaire. De mooi ste herinnering uit die tijd vindt Grass de onafgebroken dialoog tussen Sartre en Ca- Het schandaal rond Brandt en zijn val was een diep traumatische ervaring voor Grass. Van de andere kant, zegt hij nu, was zijn verhouding met de politici tegen 1972 iets te veel de kant opgegaan van ouwe jongens onder elkaar. Grass ging daarom weer eens wat heel an ders doen. Samen met Heinrich Böll werd hij uitgever van een literair blad. Net als Grass heeft Böll een katholieke achtergrond, maar Böll neemt nog actief deel aan het kerkelijk leven, terwijl Grass dat niet meer doet. Waarom? Vindt hij de paus te streng, te onwankelbaar? Nee, zegt Grass, het is eerder omdat hij niet meer in God gelooft. Hij gelooft in de Heilige Maagd. Religie, en koken voor je gezin, (dat laatste wordt lang zaam verdrongen door de opmars van ee thuisjes), zijn allebei het begin van een ero tisch leven. Toneelschrijver, romancier, dichter, beeld houwer, grafisch kunstenaar, pessimist als hij is, wil hij, met zijn romantische ideeën over een Europa vóór de staat, een tweede Goethe zijn? Ah, zegt Grass, gevolgd door een lange stilte. Tja, zo denkt hij nu een maal niet. Het was niet bedoeld als beschul diging, verzekerde ik hem. Nou ja goed, zie je, maar .als je het over Goethe hebt dan praat je over iets heel anders. Goethe zat lange tijd in de regering, en Grass zelf zou nooit minister willen worden. Goethe zat erg vast aan zijn positie, hij kon gewoon niet veel kanten op. Maai- zelfs als Goethe niet helemaal de dich ter geworden is die hij had kunnen zijn, is het niet logisch dat je, als je je eenmaal met politiek bemoeit, dan ook een of andere functie wilt bekleden. Grass lacht. Hij kent zijn eigen grenzen. Hij geeft zelfs toe dat hij het wel eens geprobeerd heeft. Maar ook daar weer: het ging om een project dat te maken had met voedselvoorziening in de Derde Wereld. Kortgeleden heeft hij een reis gemaakt door India en de rest van Azië. De problemen liggen niet in Europa, behalve dan in die zin, dat Europa eigenlijk weigert toe te geven dat er problemen in de Derde Wereld zijn. De godin van de keukens in de Derde Wereld moet iemand zijn als Moeder Térèse uit Calcutta. Zeker, ze draagt water naar de zee, maar zonder haar zou de zee toch een druppel minder tellen. Copyright The Guardian.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidse Courant | 1978 | | pagina 21