„Glorietijd van het Hongaarse sterrenteam komt niet meer terug" Herenturnen: plezier en motivatie door visie? Trainers loopbaan moet je rustig opbouwen Een jaar naar Libië Legendarische Florian Albert: NIEUWE OPZET BIJ PRO PATRIA Ooykaas naar Amerika SPORT LEIDSE COURANT ZATERDAG 2 DECEMBER 1978 BOEDAPEST— Begin deze week werd voetbalminnend Hongarije opgeschrikt door het bericht dat Florian Albert, de laatste van de grote Hongaarse voetbalsterren en sinas 1974 na' beëindiging van zijn actieve loopbaan als hoofd- jeugdtrainer In dienst bij Ferencvaros een éénjarig contract (lopend tot 30 november 1979) heeft getekend bij de Libanese club Al Ahll om aldaar mee te helpen aan de ontwikkeling van zijn favoriete sport Albert geniet nog steeds een mateloze populariteit en het wasvoorde Hongaren dan ook maar moeilijk te geloven dat de nu 37-jarige ex- intématlonal had besloten zijn geluk te beproeven In Ublëwaarde voetbalsport de kinderschoenen nauwelijks Is ontgroeid. Temeer daar Albert zijn club Ferencvaros al meer dan 25 Jaar trouw Is en niets erop duidde dat hij Hongarije ooit zou verlaten. Niettemin lijkt Albert genoeg krediet te hebben bijzijn aanhangers om een kortstondig verblijf In het buitenland te kunnen accepteren. Wanneer hij terugkomt zal hij met open armen worden qntvangen en wederom te werk worden gesteld In het Hongaarse voetbal dat, ondanks de eclatante overwinning van BP Honved op AJax In het UEFA- cuptoernooi nog altijd In het slop verkeert. BOEDAPEST Het is een heel pro bleem om Florian Albert te achterhalen. Als hoofd-jeugdtrainer en scout van het hoofdstedelijke Ferencvaros bevindt hij zich regelmatig in de provincie en is in een land als Hongarije (drie keer zo groot als Nederland, circa tien miljoen inwoners waarvan twee miljoen in de hoofdstad Boedapest, nog wel eens ge noodzaakt een nachtje over te blijven. We treffen Flory, zoals hij door de Hongaren liefkozend wordt genoemd, dus min of meer toevallig aan op het complex van de Ferencvaros Club waar hij in een even klein als ongezellig kantoor verblijft. Zoals gebruikelijk hangen de muren vol met vaantjes en voetbalfoto's uit een grijs verleden waarop Albert te herkennen is in duel met onder meer Rivelino, Pele, Eusebio, Masopust, Mazzola, maar ook met Ne derlandse grootheden zoals Willem van Hanegem, Rinus Israël, Daan Schrij vers, Eddie Pieters Graafland en een wel heel jonge Johan Cruijff. Albert haakt onmiddellijk aan bij de foto uit 1966 toen Johan Cruijff op 7 september in Rotterdam zijn interlanddebuut maakte tegen Hongarije. „Dat debuut verliep heel wat beter dan zijn afscheidswedstrijd", aldus Albert, die vijf van de acht door Bayern München gemaakte doelpunten op het Hongaarse t.v.- scherm heeft waargenomen en het vervolgens niet meer kon aanzien. „Verschrikkelijk wat daar gebeurde. Dat had Cruijff toch niet verdiend. Dan denk ik met veel meer genoe gen terug aan mijn eigen afscheidswedstrij- den." Florian Albert: „Als journalist, voetbal ler en eigenaar van een wijnhandel heb ik het goed gehad en dat geldt nog." Florian Albert moest in 1974 afhaken tenge volge van een ernstige knieblessure en kreeg twee afscheidswedstrijden aangeboden, een met het Hongaarse elftal tegen Joego-Slavië en een met zijn club Ferencvaros tegen Uojvodina Novi Sad. Voor Flory betekende tot 1969 als sportjournalist werkzaam bij een Hongaars persbureau) altijd een goed leven gehad, ook al realiseer ik me, dat. ik als voetballer enige voordelen heb genoten",'al dus de man die nu weliswaar voor een jaar naar Libië vertrekt maar daarvoor de goed keuring heeft van zijn voetbalbond en de Hongaarse autoriteiten. Opbouwen Albert (rechts) in de interland tegén Frankrijk in de jaren dat Hongarije zich niet voor het wereldkampioen schap in Mexico kon kwalificeren. Aanvalsleider Albert die tijdens het wereldtoernooi in Engeland tot de beste „middenvoor" werd uitgeroepen. dat het definitieve slot van een rond 1952 begonnen voetballoópbaan met tal van hoog tepunten. Geboren in het Hongaars-Joegoslavische grensdorp Hercegezante verloor Albert al vroeg zijn ouders bij een bombardement, werd toevertrouwd aan de zorgen van zijn grootmoeder en belandde na haar overlijden in een weeshuis te Boedapest waar hij op elfjarige leeftijd lid werd van Ferencvaros. Vijf jaar later was hij vaste keus voor het Hongaarse jeugdelftal en drong hij door tot de A-selectie, die destijds met spelers als Puskas, Kocsis en Hidegkuti toonaangevend was in de voetbalwereld. Nooit meer Florian Albert daarover: „Ik vrees dat die tijd nooit meer terugkomt. De jaren vijftig waren een hoogtepunt voor het Hongaarse voetbal en ik prijs mij gelukkig dat ik dat, zij het zeer kort, nog heb mogen meemaken. Toen zat alles mee. Alle spelers van de Hongaarse sterrenploeg hadden dezelfde leef tijd, en wat nog belangrijker is, ze speelden vrijwel allemaal in dezelfde club, Honved. Iedereen was uitstekend op elkaar inge speeld." „Tries was het dan ook dat velen hun heil in het buitenland gingen zoeken. De Russische overheersing na de inval van 1956 enerzijds en de lokroep van het grote geld anderzijds deden Puskas en zijn makkers besluiten uit te wijken naar West-Europa, een voorbeeld dat in een later stadium werd gevolgd door spelers als Zoltan Varga, Lajos Ku en Atilla Ladinsky. Zij ontvluchttn de Hongaarse re- pubvliek en kozen voor een vrijer bestaan, al sloten ze daarmee een mogelijke terugkeer naar hun geboorteland volledig af." Dat laatste heeft Florian Albert altijd voor ogen gestaan als hij een internationale ont moeting in het westen speelde. „We hebben het hier niet zo slecht", aldus Albert, „om illegaal de grens over te steken. Dat die andere jongens dat wel gedaan hebben, moeten zij weten. Ik heb hier als voetballer en journalist (Albert was van 1959 „Voor mijn ontwikkeling als trainer is het goed om een tijdje in een dergelijk land te werken. Ik ben nog niet zo lang oefenmeester en heb mezelf altijd voorgehouden bij het begin te beginnen. Ik heb aanbiedingen genoeg gehad om hoofdtrainer bij een club te worden, maar ik ben van mening dat je een dergelijke loopbaan rustig moet opbou wen. Bij een trainer is het net als bij een speler die langdurig geblesseerd is geweest Je moet niet te snel naar de top, want dan forceer je de zaak." „Ik denk soms wel eens dat het me als speler ook al allemaal te gemakkelijk is afgegaan. Nauwelijks vijf jaar nadat ik ging voetballen stond ik al in een vertegenwoordigend elftal en op mijn achttiende jaar maakte ik deel uit van het Hongaarse elftal dat in Rome derde werd op de Olympische Spelen." Vanaf die tijd ging het razendsnel met de Hongaarse balkunstenaar. Op de wereldkam pioenschappen in Chili (1962) stal hij de show door eerst zijn land naar een zege van 2—1 te leiden op Engeland en vervolgens een puntgave hattrick te scoren in het met 6—1 gewonnen duel tegen Bulgarije. Een finale plaats was evenwel niet voor Hongarije weg gelegd, ook niet tijdens de wereldkampioen- schappen in Engeland (1966) waar Florian Albert wederom schitterde en zelfs een uitno diging kreeg uit Brazilië om gedurende enkele weken trainingen te verzorgen, De grootste wens van Florian Albert ging echter niet in vervulling. Hij had zo graag met Hongarije in Mexico (1970) aanwezig willen zijn om daar zijn derde wereldkam pioenschap te beleven, naar de Hongaren slaagden er niet in zich te kwalificeren. Dat lukte pas weer voor de dit jaar in Argentinië gehouden titelstrijd, maar veel prettige herin neringen bewaren de Hongaren daar niet aan. Het werd een complete afgang en al in het eerste duel tegen het gastland werden Toroc-k zik en Nyilasi van het veld gestuurd. De' t.v.-beelden die door miljoenen werden beke ken, hebben Albert pijn gedaan al wenst hij wel een aantal verzachtende omstandigheden aan te voeren. „Je moet niet vergeten dat Hongarije voor het eerst sinds 1966 weer aanwezig was op een wereldkampioenschap. Die jonge jongens wilden zich bewijzen, maar troffen het niet, dat ze in één poule zaten met sterke landen als Argentinië, Frankrijk en Italië. Tegen Argentinië nam Hongarije niettemin een voorsprong, maar toen die door twee ongelukkige doelpunten werd omgezet in een achterstand, verloren de jongens hun zelfbeheersing. Natuurlijk is dat niet goed te praten maar je moet ook de achtergronden in ogenschouw nemen." Het zal voor Hongarije moeilijk zijn om de weg naar de top terug te vinden. Op het Europese front hebben de Hongaren ook niet veel meer te vertellen, want behalve Honved is er geen enkele club meer actief in een Europa Cuptoernooi. „Daarom is het te ho pen", aldus Florian Albert, „dat Honved volgende week in Amsterdam stand houdt Ook voor mij was het een complete verrassing dat Ajax zich zo liet inpakken, maar nu het eenmaal 41 staat mag het niet meer fout gaan. Het zou de zoveelste blamage beteke nen." RON WESTERHOF ZOETERMEER Dick Ooykaas is de nig overgebleven Nederlandse toptur- Hij heeft er geen zin meer in: Vroeger hadden we een redelijk grote roep, daar ben ik nog van over. Ik zie it helemaal niet meer zitten. Ik train n mijn eentje, ik moet me alleen voor bereiden op grote toernooien. Het is niet euk meer. Ik wil bezig zijn met jon- :ens, die beter zijn, die turnen om het urnen en niet om kampioen te worden. )aarom denk ik er hard over naar de herenigde Staten te gaan. Daar kan dat dlemaal nog en word ik misschien be er ook. Nu is er geen vooruitgang, ik an zo doorgaan tot St. Juttemis". Een ndirecte aanklacht dus tegen het beleid van de turnbond, die, zoals Frans van Elteren het noemt, „op één paard heeft fegokt en pijnlijk heeft misgekleund". Ka zijn operatie aan de achillespees leeft Van Elteren afgedaan als toptur- en sinds kort is hij op bestuurlijk niveau bij Pro Patria bezig met een nieuwe opzet van het herenturnen. Daarbij wordt gemikt op jongetjes van icht 4 negen jaar. „Het potentieel, het ader en de accomodatie moeten verbe- d worden, dan heb je de kans dat je nver een aantal jaren weer kwaliteit in breedte hebt". .In het ziekenhuis al", herinnert Van El- leren zich, „heb ik over dingen liggen nadenken. Daarna ben ik bij Pro Patria voorzitter van de afdeling topsport ge worden, dus ook bestuurslid, en die functie opende een nieuw werkterrein voor me. Er is op het beleidsgebied veel te doen, wil je de toekomst kunnen waarborgen. Financieel zitten we echter enorm in de knoei. Er is een begroting van veertigduizend gulden. Die was nooit sluitend, maar werd aangevuld door de gemeente. Dit jaar is die steun echter al gehalveerd, volgend jaar is die verdwe nen. Dat betekent, dat de toekomst er heel somber uitziet, wat voor plannen je ook hebt. Wij zijn prioriteit nummer 3. Urgente zaken vallen onder 1 en daar is al een tekort. Daarom moeten we andere bronnen aanboren, sponsoring en eigen inkomsten bijvoorbeeld. Lukt dat niet, dan betekent dat wel, dat het in principe is afgelopen met Pro Patria en dan ook meteen met het turnen in Nederland. Dat is toch geen geringe dreiging, dacht ik." „Zoiets moet je er niet van weerhouden dingen te proberen. Stel dat het finan cieel rond komt, hoe moeten we dan het heren topturnen gaan bedrijven? Wij hebben de principebeslissing genomen dat de hoeveelheid geld, energie en tijd niet meer besteed moet worden aan jon getjes die het fysiek niet aankunnen. Via valdeerkrachten op de 38 lagere scholen hebben we zo'n twee- k drieduizend jon gens bereikt, die we hebben uitgenodigd voor een selectie. Uiteindelijk zijn er twaalf uitgekozen waarvan wij denken dat ze het fysiek aardig aankunnen. Dat is de eerste manier om je in te dekken. Daarna volgt het proces van ongeveer zeven jaar voordat ze iets behoorlijks kunnen presteren. We zijn heel selectief te werk gegaan en zullen dat blijven doen. Dat klinkt misschien elitair, maar het was absoluut noodzakelijk. Bij elke groep zitten nu drie of vier trainers. Al les komt dus niet meer neer op één ver enigingstrainer, dat is niet meer op te brengen. Het betekent ook, dat we op een gegeven moment tegen jongens hard zullen zeggen: jullie gaan eruit" Dick Ooykaas, lichtelijk geërgerd over die visie: „Dat vind ik nou belachelijk. Dan kan het nooit meer leuk zijn. Iede reen loopt met het idee dat als hij het niet goed doet, hij eruit ligt". Van Elte ren: „Dat moet wel, anders bloed je weer dood. Dat betekent inderdaad één keer per jaar injecties onderaan en snoeien bovenaan. Dat kun je niet voor komen. Als ze afvallen zijn ze rond de twaaif jaar, dan kunnen ze nog recrea tief turnen, trampolinespringen, noem maar op. Op die gronden vinden wij het verantwoord." Dick Ooykaas Iaat duidelijk weten dat hij geen bedenkingen tegen de topsport Dick Ooykaas: „In Amerika word ik misschien een betere turner." in het algemeen heeft. Maar het systeem waaraan hij denkt, is een stel jongens bij elkaar en dan lekker turnen, zoals hij eerder tijdens een kort verblijf in de Verenigde Staten meemaakte. Hij vindt bovendien, dat er in Nederland zo wei nig tegenover staat als je aan topsport doet, dat hij liever maar gewoon plezier heeft. Volgens Van Elteren blijft een ge geven overeind: voor topsport moet kei hard worden gewerkt. Dick Ooykaas: „Mij drijft alleen nog de gymnastiek. Tot een bepaalde leeftijd ga je trainen omdat het moet. Als je dan al leen wordt gelaten, wordt er niet ge traind. Dat punt ben ik voorbij. Ik ben ook op mijn achtste begonnen. Pas toen ik twintig was, stond ik voor het eerst in een wereldkampioenschap. Als je niet stevig in je schoenen staat, val je af. Be ^an me nog zoveel trainingen herinneren waarin ik geen plezier had, dat ik bang was voor de rekstok. Dat ben ik nu wel kwijt, al vond ik me bij het WK in Straatsburg bepaald geen topsporter, meer een baby, een kruk". Van Elteren: „We proberen dan ook de turnerij aan te bieden op een manier die toch pakt Jon gens op hun handen laten staan, dan kunnen ze iets laten zien aan hun vriendjes. Meer wedstrijdjes, een lad dersysteem". Ooykaas: „Alles is beter dan niets, je moet iets propberen, dat vind ik wel. Maar ook dat die nieuwe aanpak te hoog gegrepen is. Je krijgt weer de situatie dat Pro Patria de enige vereniging van niveau wordt. Dan gaat iedereen zich daartegen afzetten". Van Elteren: „Als het de goede manier blijkt te zijn, waarom zouden we het dan ook niet landelijk zo gaan doen? Bovendien, als het hier niet lukt, lukt het neigens. Het belangrijkste is dat we moeten pro beren te voorkomen dat er steeds weer een beroep wordt gedaan op dezelfde mensen. We tonen tenminste aan dat we iets hebben geleerd en proberen te stre ven naar continuïteit. Nu ziet het er naar uit, dat de enige toptumer die we nog rijk zijn naar het buitenland vertrekt". Dick Ooykaas bewijst het: „Het enige dat mij als topturner nog zou kunnen redden, is naar Amerika te gaan. Dan zou ik proberen er uit te halen wat erin zit. Als ik in Nederland door zou gaan, dan ga ik drie keer per week wat trai nen. Maar dan echt een beetje voor mijn lol. En waarom niet? Jaren ben je er gens mee bezig en als je dan ziet, zoals bij het WK, wat je ermee kunt berei ken DICK HOFLAND

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidse Courant | 1978 | | pagina 23