Johnny Kraaykamp
als koning Lear
Als wij
niet voor
wiebertje
willen
spelen,
speelt
politie
geen
msnor
DEN HAAG Drie agenten in burger uit Nieuwegein
slaan en schoppen in Breda een automobilist omdat hij
naar hun zin niet goed genoeg reed. Twee wachtmees
ters van de Rijkspolitie in Abcoude breken een arm
van een sportvisser op twee plaatsen omdat hij weigert
een net af te geven. Een 15-jarige Haagse scholier wei
gert vingerafdrukken te laten nemen en wordt door zes
k zeven agenten mishandeld. Een Duitse jongeman, een
druggebruiker, steelt uit een auto in Amsterdam een
tas met foto-apparatuur en wordt door een marechaus
see doodgeschoten. Een Rotterdamse agent schiet een
automobilist in zijn buik, die naar zijn mening niet
correct reed. De automobilist moet nu een nier missen.
In Amsterdam wordt een „lastige" man hij kwam klagen over de behan
deling die zijn zoon van de politie had ondervonden met geweld uit het
politiebureau verwijderd. De man valt van de trap.
CeidóöSomant
EEN GEZICHT MET SCHEERZEEP
GOED VOOR SHAKESPEARE-ROL
AMSTERDAM-ROTTER
DAM Je moet met
een stevig voorstellings
vermogen begiftigd zijn
om het meteen voor je
te zien: Johnny Kraay
kamp als King Lear. Of
tewel: De kleine Am
sterdamse komiek
wiens talent jarenlang
koning kraalde in
shows en revues straks
als de klassieke, grijze,
ten onder gaande vorst
uit het rijk van Shakes
peare. Wie bi] de aan-'
kondiging van dat op
zienbarende nieuwtje
door het Rotterdamse
RO-theater een verma
kelijk addertje onder
het gras vermoedt,
wordt door Johnny
Kraaykamp onmiddellijk
terechtgewezen. Kraay
kamp: „Toen die twee
Ooatdultse regisseurs
bij me kwamen, heb Ik
meteen geroepen: Nee,
ik ga niet In een witte
Jas en met een hoge
hoed experimenteel
staan doen. Daar krij
gen Jullie me niet
voor".
Die Oostduitse regis
seurs waren Manfred
Karge en Matthias Lang-
hoff, jong, maar al 17
jaar befaamd om hun
aanpak. Niet alleen bij
de Oostberlijnse gezel
schappen het Berliner
Ensemble en de Volks-
bühne, maar ook bij di
verse grote theaters in
het Westen. De heren
kenden Kraaykamp uiter
aard niet. Franz Marij-
nen, artistiek leider van
het RO-theater in Rotter
dam: „Ik wist dat ze in
Berlijn „Koning Lear"
wilden spelen, maar dat
't om een of andere re
den niet door kon gaan.
Ik heb ze gebeld en ge
vraagd of ze die regie
hier wilden doen. Alleen,
de bezetting had ik toen
nog niet. Ik ben over
Lear gaan nadenken, en
kon de goede man daar
voor almaar niet vinden.
Tot ik thuis kom, de te
levisie aanzet en het
laatste stuk van „De ver
legen versierder" zie.
Johnny Kraaykamp in
een monoloog met
scheerzeep op z'n ge
zicht. Ik zag iets in dat
gezicht waarvan ik
dacht: Dit is Lear! Karge
en Langhoff zijn hier
geweest, ik heb ze vide
obanden met Kraaykamp
laten zien. we zijn bij
hem op bezoek geweest,
en dezelfde reactie: Een
voltreffer".
Johnny Kraaykamp zelf
kijkt er, vanachter zijn
koffie in de Amsterdam
se Bodega Keyzer, wat
rustiger tegenaan: „Ik
weet nog niet hoe dat
zal moeten gaan. Zenu
wachtig maak ik me niet
meer. Dat deed ik vroe
ger wel. Maar 't zal
straks wél spannend
worden. Ik zal die tekst
uitgebreid moeten gaan
bestuderen. Want die
Shakespeare, zeggen ze,
bedoelt in èén zin soms
wel acht dingen tegelijk.
En dan heb je de poli
tiek nog. Toespel.ngen
uit die tijd. Je moet van
mij natuurlijk geen
hoogdravende, galmende
man verwachten. Dat
ben ik niet, en daarin
kan ik me ook niet
meer veranderen. Ik
praat zoals ik praat.
Maar ik geloof niet dat
ik voor eeri ander hoef
onder te doen. Ik heb er
over nagedacht en ik
heb besloten 't te doen.
Ik vond dat ik op een
punt in m'n carrière was
gekomen, dat ik zo'n
klassieke rol moest
doen. Kijk, ik heb in 't
verleden een nare deuk
gekregen. Ik heb dingen
voor 't geld gedaan. Dat
doe ik niet meer. Voor
't volgend seizoen had
ik drie aanbiedingen lo
pen, van drie grote pro
ducenten uit de vrije
sector. En dat is natuur
lijk financieel wél zeker
heid. Want al stoppen
ze me bij het gesubsi
dieerde theater nou ook
in een uitzonderingsklas
se, dan n6g verdien ik
de helft minder dan in
een vrije produktie. Fi
nancieel ga je d'r een
stap mee achteruit. Maar
't lijkt me goed om te
doen. Ik hoop dat ik na
die Lear in m'n leven
weer op hetzelfde nive
au zit als in de tijd van
„Oliver" en „De man
vanLaMancha"
Gevoeligheid
„Ze hebben me in 't
verleden bij de televisie
natuurlijk wel laten val
len. De waarderingscij
fers gingen naar bene
den en weg was Johnny
Kraaykamp. Maar „De
verlegen versierder"
heeft een waardering
van 7,9 gehaald en er
hebben viereneenhalf
miljoen mensen naar ge
keken. Je kunt van mij
aannemen dat dat een
uitzondering is. Maar
daar hoor je ze niet
over. Dat stuk had Ik
trouwens, met een ande
re producent achter me,
nu nog steeds kunnen
„Ik doe
geen
dingen
meer
voor
het geld"
spelen. De zalen zaten
vol. Een gewoon blij
spel, maar Franz Marij-
nen schijnt toch geval
len te zijn op die scène
met scheerzeep op m'n
gezicht. Ik schijn toch
steeds een soort gevoe
ligheid in me te hebben.
Dat is denk ik iets in
m'n karakter. Een vrolij-
Ke man spelen en dan
laten merken dat er
toch iets ontroerends in
die man zit. Nu doe ik
een programma van een
half uur. En daar stop
ik plotseling in om een
serieus liedje te doen.
Maar je kunt dat niet bij
elk publiek maken. Het
schnabbelpubliek pikt
dat niet Dat wordt on
rustig. We spelen „De
verlegen versierder" er
gens in Friesland voor
het personeel van een
fabriek. Ik kijk in de
zaal en ik denk: schnab
belpubliek. Ik zeg tegen
m'n zoon: Let op. dit
wordt een heel andere
voorstelling. Niet schrik
ken als er iets anders
dan anders gebeurt op
het toneel. Ik heb er
een klucht van gemaakt.
Ben over tafels heenge-
sprongen, onder bedden
doorgedoken. Dat wilden
die mensen zien, dat
voelde ik. De producent
riep meteen dat ik 't
elke avond zo moest
spelen. Maar ik ging
diep ongelukkig naar
huis. Ik ben 53 en dat
moet ik niet meer doen
op mijn leeftijd".
Reep
„Ik heb toch al aardig
wat rollen aan het ge
subsidieerde toneel ge
speeld. In Heyermans,
bij Ensemble indertijd.
Dat gekke dronken sol
daatje in „Oh, what a
lovely war". Ik hoop dat
ik met „King Lear" weer
terugkom op dat niveau.
Want 't is natuurlijk wel
een tijdje stil geweest
rond Johnny Kraaykamp.
Het liefste zou ik daarna
een grote musical doen.
Maar zo'n produktie kan
vandaag financieel al
niet meer. Een „My fair
lady" is niet meer op te
brengen. Ja, je moet
gaan sponsorren, hè?
Een Volkswagen op 't
toneel, of een grote Ver
kade-reep in de pauze.
Misschien dat dat nog
wel eens komt".
Franz Marijnen vraagt
na het interview met
Kraaykamp ook om een
stukje tijd, om vanuit
Rotterdam z'n woordje
te mogen doen. Marij
nen: „Ik wil niet dat het
publiek denkt: O, 't Ro-
theater gaat commer
cieel doen. Ze willen
meer publiek in huis ha
len. Johnny Kraaykamp
als Lear, lachen, gieren,
brullen. De Lear die wij
willen, wordt niet de
Lear-van-de-lange-adem.
Meer een pointillistische
Leaf. Een Lear van mo
menten. En daar moes
ten we een acteur voor
hebben die dicht bij de
mens staat. Die emoties
herkent. En die ook het
groteske van Lear in
zich heeft. Op die basis
hebben we Johnny
Kraaykamp gekozen. En
we willen dat ook uit
drukkelijk 'zeggen. Ook
al om Johnny in de pu
bliciteit te beschermen.
Want dat is in het verle
den wel eens nagela
ten". BERTJANSMA
Een lid van de Westduitse anti-terreurbrigade draagt hier (tij
dens het bezoek van prinses Beatrix aan de legeroefening Sa
xon Drive afgelopen najaar) een pistoolmitrailleur waarmee de
Nederlandse politie sinds enige tijd ook is uitgerust.
nummer- en naamplaatje is dat het
meer gaat lijken op spelen op de
man, wachten op het in de fout gaan
van het individu. Dat lost op de lange
termijn niets op. Je kunt de
problemen beter proberen op te
lossen door de klachtenprocedure
meer open te maken en de
voorlichting vanuit de korpsen beter
aan te pakken", zegt de heer Van der
Linden. Ert dat is in feite weer naar
een onmbgelijk gegeven toepraten
want juist die klachtenprocedure is
een heet hangijzer van de eerste
orde, zoals we al eerder zeiden.
Om even terug te komen op de
bewapening. Voorzitter H. Teeuwen
verklaarde in mei jl. dat die
bewapening een onderwerp is met
veel gevoelige kanten. Het gaat niet
alleen om bewapening maar ook om
beveiliging. Zowel van politiemensen
als van burgers. Daar moet de
overheid voorzorgen. „Het gaat in
diepste wezen om de ethische
verantwoordelijkheid van de overheid
tegenover de burgers in zaken van
veiligheid en bescherming, maar ook
om de dienaars die deze taak van de
overheid uitvoeren", zei hij.
Dus: uitbreiding en versterking van de
politie. Dat ligt erg goed in het
gehoor van de ministers Wiegel en
De Ruiter die in vier jaar 4.000 man
willen werven voor politiediensten. En
het komt daarbij minister De Ruiter
goed van pas te verklaren: „De
instructie dat door de politie
beheersing en terughoudendheid
moeten worden betracht bij het
gebruik van geweld is nog
onverminderd van kracht". De
minister wees er wel op dat de politie
zich moet aanpassen aan de
verharding van de criminaliteit. Vooral
het veelvuldig gebruik van
vuurwapens verplicht de politie tot
„een meer aan de omstandigheid
toegerust optreden".
We krijgen een „harde en een zachte
politie", om met burgemeester
Vonhoff van Utrecht te spreken. Al is
hij dan van mening dat iedere
politieman moet zijn berekend op een
hard optreden tegen „gevaarlijke
personen". „Dat moet tot de normale
routine van het hele politiekorps
kunnen blijven behoren", zegt hij. De
politiebonden vonden de
aanvankelijke geheimzinnigheid die er
rond de „instructie
benaderingstechnieken gevaarlijke
personen" hing maar een kwalijke
zaak. Het blad van de Nederlandse
Politie Bond schreef zelfs: „Door
geen openheid te betrachten wordt
de schijn gewekt dat de politie met
iets bezig is dat niet door de beugel
kan en dat er fundamenteel iets
veranderd zou zijn in de benadering
van het publiek. De politie wordt
weer gebracht achter de muur van
het politiebureau en niemand mag
daar overheen kijken". Op de
instructie zelf wordt echter van de
zijde van de politie weinig kritiek
gehoord. Ook die kritiek blijft intern,
achter de muren van het bureau waar
niemand overheen mag kijken.
Wat de politiebonden ongetwijfeld
veel plezier zal hebben gedaan is dat
de officier van justitie in Den Bosch
mr. P. J. H. Duyx vorige week het
besluit heeft genomen de
inbrekersbendes in het zuiden niet
meer te vuur en te zwaard, oftewel
met het pistool in de hand, te gaan
bestrijden, omdat de veiligheid van de
politieman daarmee niet is gediend.
De politie gaat andere, tactische,
wegen bewandelen om de betrokken
bendes te pakken.
Het is een besluit om toe te juichen.
Nu is het wachten nog op
aanwijzingen dat het gehele
Nederlandse politieapparaat op
passende momenten tot een
dergelijke tactische opstelling in staat
is. Komen er meteen ook wat minder
klachten binnen.
Of zou het toch waar zijn wat de
Amsterdamse hoofdinspecteur K.
Boerstra zich vorig jaar tegenover een
collega liet ontvallen: „De
Nederlandse bevolking heeft de politie
die ze verdient"?
Als wij niet voor Swiebertje willen
spelen, speelt de politie geen
Bromsnor.
De politieman van vroeger („Bromsnor") houdtzich in deze nieuwe tijden moeilijk op de been.
Het zijn allemaal berichten die dit
jaar de kranten hebben gehaald en
die maar een beeld geven van de
klachten die er over het hele land
tegen de politie officieel worden
ingediend. In 1977 waren dat er ruim
750. Slechts een klein percentage
blijkt gegrond te zijn, dat wil zeggen:
wordt gegrond bevonden door de
politie zelf.
Het aantal ingediende klachten zegt
echter niets over het werkelijke aantal
gevallen dat de politie „in de fout"
gaat.
De klachtenbureaus in de vier grote
steden van ons land kunnen het
anders vertellen. De meeste burgers
die zich door de politie slecht
behandeld weten zouden er maar
vanaf zien een klacht in te dienen
omdat dat, naar zij menen, toch niets
uithaalt, of omdat zij bang zijn voor
represailles van de politie.
In een open brief aan de
Gemeenteraad van Groningen schreef
de Coornhert Liga dat die „een
groeiend aantal mensen niet meer
kan overtuigen van het nut klachten
in te dienen". Van de zijde van de
Haagse politie werd op de klacht van
een psychiater dat de korpsleiding
mishandeling ongestraft laat gezegd,
dat voor bestraffing gezien de
resultaten van een intern onderzoek
geen aanleiding is.
Tja, het onderzoek is een intern
onderzoek, doormensen van het
korps zelf verricht. Waarom geen
onderzoeken door een onafhankelijke
instantieeen ombudsman?
Oom agent, dat blijkt duidelijk, is niet
meer de wat norse maar strikt
rechtvaardige lieve Bromsnor-figuur,
die hij vroeger in de verhaaltjes-voor
de-vaak placht te zijn. Het begint er
meer en meer op te lijken dat hij een
boeman aan het worden is, het
prototype van de incorrecte.
niet
te
gespannenheid
in geweld ontlaadt,
ook een andere kant aan de
zaak. Een Haagse politie-agente
schuift een parkeerbon onder de
ruitewisser. De eigenaar geeft de
agente een paar klappen op hot
hoofd. In Nijkerk rijdt een man in op
een agent en ramt een
patrouillewagen. Een jonge politiemar
wordt in Den Haag meters
meegesleurd op de motorkap van een
rijdende auto die met een snelheid
van 100 kilometer per uur rijdt. Een
auto van de recherche wordt
's nachts met stenen bekogeld. Een
politieman moet in het ziekenhuis
worden behandeld. Een 19-jarige
agente betrapt een inbreker op
heterdaad en wordt van achteren
aangegrepen, op de grond gegooid
en in het gezicht geslagen en
geschopt.
Oom agent, dat blijkt hieruit weer
duidelijk, kan moeilijk zijn lieve
Bromsnorrol van vroeger blijven
vervullen want de overtreders met wie
hij nu te maken krijgt zijn andere dan
de appels gappende schalken in de
boomgaard van boer Krelis. De
Saartjes met koek en koffie zijn er
trouwens ook niet meer en de
Swiebertjes zijn in snelle BMW's
rijdende en met allerlei wapentuig
uitgeruste boeven geworden.
Wil de politie daartegen optreden dan
moet er hard maar correct worden
gehandeld. Dat lijkt een voor de hand
liggende conclusie waar geen enkele
zinnig denkende Nederlander het mee
oneens zal zijn. In Breukelen werd in
september van dit jaar een 26-jarige
Molukker doodgeschoten en een 23-
jarige metgezel in de schouder
gewond. De politie vuurde 18 schoten
af. De Molukkers kregen geen tijd om
terug te schieten. Afgezien van de
vraag of de agenten er goed aan
hebben gedaan meteen te schieten,
rees bij dat incident wel de vraag of
het juist is dat daarbij een woonwijk
een uur lang werd afgesloten en dat
journalisten verhinderd werd hun
werk te doen. Voeg daarbij het feit
dat het Nederlandse volk plotseling
werd geconfronteerd met een
automatische bewapening van de
politie, die angstvallig door de
hoogmogenden in Den Haag was
geheim gehouden en de
ontevredenheid over het beleid
borrelde niet alleen naar de
oppervlakte maar spoot op als een
geiser op Usland.
Waarop richt zich die ontevredenheid
voornamelijk? Op het feit dat er
toen onbekendeautomatische
wapens zijn gebruikt, waarvan iedere
ook maar uit de verte met
vuurwapens bekende leek kan
voorspellen dat verspreiding van
kogels uit die wapens dodelijk moet
zijn.
Het is interessant om daar artikelfl
van de instructie voor het korps
Rijkspolitie eens tegenover te stellen:
„Het optreden van de ambtenaar
moet erop gericht zijn zwaar
lichamelijk letsel of erger te
voorkomen". Toch verklaarde de
hoofdofficier mr. Van Dijcken twee
dagen na „Breukelen" dat de politie
juist en gedisciplineerd had
gehandeld.
Niet alleen echter op het gebruik van
die automatische wapens is de kritiek
gericht. Misschien meer nog op het
feit dat een zodanige politiemacht zo
intimiderend optrad tegen niets
vermoedende burgers, van wie
sommigen later openlijk tegen
verslaggevers verklaarden: „We
hadden ze wel in elkaar kunnen
slaan, stelletje vuile SS-ers". Letwel,
nette alledaagse burgers uit een net,
alledaags dorp uit een net land als
Nederland. Het politie-optreden was
dermate onbeschoft hard dat vooral
oudere ingezetenen uit het plaatsje
ervan ontdaan waren.
Naamplaatje
Als een agent U aanspreekt wilt U
graag weten met wie U te maken
hebt. Terecht. Voorzitter L. van der
Linden van de Nederlandse Politie
Bond en H. Teeuwen, voorzitter van
de Algemeen Christelijke Politie
Federatie zijn er falikant tegen dat
agenten een naamplaatje of nummer
dragen. Goed, als ze dat nu zelf
willen, dan is het wat anders. Maar
tot nu toe zijn er hooguit tien
korpsen in Nederland die ertoe zijn
overgegaan. „Het gevaar van zo'n