Menno bleef bij de dierenarts achter Muziekvereniging De Burcht na 24 jaar nog steeds jong en origineel Sassenheimse appelboom bracht zure Goliath voort Komt het korps straks op straat te staan? -jTAD/REGIO LEIDSE COURANT ZATERDAG 4 NOVEMBER 1978 PAGINA 5 Op mijn omwegen door stad en land kom ik graag mensen tegen. Elke morgen tussen tien en elf uur kunt u mij telefonisch vertel len wie u graag in deze rubriek zou willen tegenkomen. Het nummer van mijn geduldi ge telefoon is 071-122244; u kunt dan naar toestel 18 vragen. Repetitie van „De Burcht" om de scherpe kantjes nog wat bij te vijlen. Niet alleen O. L. Heer kent vreemde kostgangers, ook in het bomenrijk komt men weieens tot zeldzame consta teringen. Neem nou eens een grensgeval in Sassenheim. Tegen de houten schutting, die de percelen grond van mevrouw de weduwe Agnita van Breda en die van het echtpaar Kroon aan de Gouverneurlaan scheidt, groeit sinds november 1930 (in een periode, dat ik net „ontvangen" was) een appel boom. De boom, die op het erf van de weduwe Agnita staat, maar een aantal wispelturige takken over de omheining laat komen aan de kant van de Kroons, droeg sindsdien veelvoudig vrucht. Het is een zogenaam de „geleide" boom, te verge lijken met de honderassen waarbij men de staart kortwiekt. Zo'n appel- of pereboom groeit dus verti caal „plat" omhoog en de voorgeschreven snoeiïngen houden de takwijdte binnen een beperkte ruimte in toom en bevorderen de kwaliteit der vruchten. Op die manier wordt een kleinschalige tuin tot een klinische kraamka mer met vruchtgebruik. Mevrouw Agnita van Breda was niet thuis om ine 't één en ander uit te kunnen leggen, maar buurvrouw Kroon had inmiddels de stille getuigen van een opzienbarend rijpingsproces verzameld op haar keuken aanrecht. Wat was er name lijk gebeurd? Tussen de altijd vrij decente voort brengselen van de appel boom van Agnita van Breda had zich een Goliath onder de vele Davids ontwikkeld: een appel van bijna 7 ons, ofschoon gemiddeld een appel rond de 2 ons weegt. Een zeer brave boom, die doorgaans na een voorjaars- weelde van bloesem een rijke appeloogst levert. Tussen Van Breda en Kroon geldt een afspraak: wat aan elke kant van de schutting naar beneden valt mag door de bevoordeelde als bezit aangemerkt worden. Welnu, Mevrouw Kroon met het reuzeappeltje voor de dorst. die kolossale appel viel aan de Kroon-kant en daarom ging Agnita maar gewoon boodschappen doen, want ze hoefde voor dit exemplaar niet op de regionale pers te wachten. Mevrouw Kroon koesterde het geval als een soort rijksappel, een „appeltje voor de dorst", zoals ze me enkele malen verzekerde. „Eerlijk gezegd: de meeste appels vallen aan de kant van de eigenaresse, maar de dikste vruchten groeien toevallig aan onze kant. Dat komt waarschijnlijk door de zon, die onze zijde van de schutting bestraalt. Overi gens weet ik niet hoe deze soort appels heet, daar sta je gewoonlijk niet bij stil. Ik heb hier een paar appels die je kunt vergelijken met deze kampioen". Mevrouw Kroon poseerde met een paar handen vol. bij de nogal scheutige boom, terwijl een zwarte levendige poes-met- vlooienbandje jacht maakte op springerige toestandjes in het gras. „Die grote appels zijn over het algemeen niet te eten., Ze zijn te zuur. Daar maak ik altijd appel moes van". Dat zal ook het lot zijn van de zeven ons wegende Sassenheimse „Van Breda-Kroon' '-produktie. Toen mevrouw Kroon me uitgeleide deed, kwam ze weer op 't idee, dat het hier ging om „een appeltje voor de dorst". Wat moet je er ook meer van zeggen? Muziek maken gaat bij „De Burcht" bijna vanzelf. Ik heb dit kunnen ervaren op een repetitie in de filmzaal van het Rijksmuseum van Volkenkunde aan de Steenstraat. Met de Taptade '78 voor de deur moest er nog het één en ander bijgevijld worden, wat scherpe kantjes verdoezeld, nog een paar stevige puntjes hier en daar op de i gezet. Adrie van Velsen, muziekpedagoog en geestdriftige aanstichter van veel knappe en .aanstekelijke akkoorden, hoefde er niet erg aan te trekken. Muziek maken zit 'deze mannen en meisjes in het bloed, ze .hebben 't in de lippen en de vingers. Alsof er geen vuiltje aan de lucht is. Na de Taptade volgt de 24ste jaarlijkse uitvoering, op 17 november, in de Stadsgehoorzaal. Gratis toegang, omdat 't een invitatieconcert is. Op langere 'termijn staat het buitenland weer te j wachten op deze Leidse vereniging. Maar voor het zover is dreigt De Burcht in zak en as te geraken. Tot december kan men nog terecht in de LOK-school aan het Vrouwenkerkhof om er te repeteren, j„maar daarna weten we het niet meer zo best", vertelde me voorzitter J. B. Soet. De Burcht kent nu een 24-jarige .geschiedenis, een historie met een lach en een traan. Een tijdperk, dat hoe [langer hoe meer voldoening ging schenken, omdat deze vereniging (met een stuk of 70 werkende leden, nog maar 35 leerlingen en circa 500 blijmakende [donateurs) zichzelf helemaal heeft kunnen waarmaken, niet alleen in j Leiden, maar tot ver over de landsgren zen, samen met de eigen majorettes. Geüniformeerde (sinds '58) trots, Leidse j trots ook, die zich niet in de schaduw [van uitgedijde broer K&G voelt staan: j „We komen echt niet minder voor het I voetlicht", aldus voorzitter Soet. In '54 verzamelde een groep jeugdigen zich om fris en vrolijk te gaan musiceren als jeugdorkest en drumband, zonder uitgesproken levensbeschouwelijkse achtergrond. Vier jaar later werd het eerste concert voor de 3 October Vereeniging gegeven op het Waaghoofd. Dat is traditie geworden. Er volgden optredens in den lande, men ging zich gaande toeleggen op het showwerk. De Burcht begon „volwassen" te worden, qua opvatting en ook wat de leden betreft. Voor de concerten ging men eerst naar het Antoniusclubhuis, later naar De Burcht en de Stadsgehoorzaal, want de belangstelling was stijgende. In de zestiger jaren ging De Burcht de vleugels internationaal uitslaan met uitvoeringen in België, in Lille in Frankrijk, Keulen, Paderborn. „Vooral dit jaar was het bar en boos", aldus de heer Soet; „praktisch elk weekeinde in touw. Zo deden we mee aan alle bekende corso's. Helaas is niet aan alle aanvragen te voldoen, wij zijn ook huisvaders en „werkende" leden. Op 25 november gaan we naar Kleef en volgend jaar staat Oostende op de lijst. Zelfs uit die grote „zandbak" Iran, waar geld geen rol speelt, kregen we een uitnodiging. Die hebben we nu op een laag pitje laten staan. Eind '79 verwacht men ons in Oost-Berlijn. Alles wordt via impressario's geregeld. We hebben radio- en teeveebekendheid. Werk genoeg; eigenlijk teveel..." Bij De Burcht-mensen staat de kwaliteit van de muziek op de voorgrond. Zoals voorzitter Soet het zegt: „het is eigentijds wat we doen, een genre dat door geen ander korps wordt gedragen. Dat is ook een kwestie van dirigent en instelling. Het is eerste divisiewerk. Het grootste deel van het repertoire wordt geschreven door de eigen directie, zoals pedagoog Adrie van Velsen, een conservatorium man. Vóór hem was koos Mark de grote figuur. Het gaat erom muziek te schrijven naar de mogelijkheden van het orkest, werk met een eigen „sound". Van Velsen legt zich vooral toe op harmo nieuze muziek. Kwalitatief van hoge klasse. Zoals hoort en zoals je mag verwachten van iemand die hoge eisen stelt, zonder iemand te kort te doen". Het zou allemaal nog veel mooier kunnen zijn, als De Burcht niet zo zwaar gehandicapt werd door het huisvesting sprobleem. De heer Soet: „over de filmzaal van Volkenkunde kunnen we tijdelijk beschikken voor de voorberei ding van ons concert. Dankzij de bereidwilligheid van de directie en onze eigen „P. R.-man" Koos van der Steen, die steeds prima contacten weet te leggen. Maar we zitten wel erg omhoog, moet ik zeggen, en van gemeentewege merk je niet veel steun. Ik zou werkelijk niet weten waar we over een paar maanden terecht kunnen". De situatie noemt de heer Soet „typisch Leids", ook waar het om het onder dak brengen van muziekverenigingen gaat: „Kijk maar eens naar Den Haag, Gouda, Boskoop; vooral wat de accommodatie betreft. De wil is er wel, maar nu nog 't tot uitvoering brengen". De toekomst van De Burcht ligt in de „onstuimige groei", die ingetoomd wordt door de domper van de huisvesting. Voorzitter Soet: „er is bij ons geen vergrijzing, want het jonge bloed blijft stromen. Het is nog bijna een „jeugdor kest", zoals ook de opzet was. Het is ook de jeugd die De Burcht leven in blijft blazen". De manier waarop Menno het dwergpoedeltje in het asiel be landde is wel heel merkwaar dig. Het besluit van Menno's om zijn hond te laten castreren was op een drama uitgelopen. En dat was niet de schuld van Menno, want zijn meende dat een dergelijke ingreep wel even zonder af spraak tussen de zeer drukke bedrijven van de dierenarts door, gedaan kon worden. Toen de man echter hoorde, dat hij eerst een afspraak moest maken voor zo'n kleine, r toch chirurgische in greep, was hij met die gang van zaken niet tevreden. Hij werd zelfs zeer boos, toen hij te horen kreeg, dat hij met Menno speciaal moest terugkomen voor „zoiets onbenulligs", vol gens zijn zienswijze althans. Aanvankelijk gihg Menno's toch accoord met deze regeling en verliet, zij het mok kend, de spreekkamer. Na een minuut of vijf echter verscheen ïan weer voor de dokter. Ditmaal echt kwaad. Hij gooide Menno de spreekkamer in, met Wekelijks verschijnt, in de Leidse Courant de rubriek „Hond zoekt huis". In deze rubriek yvordt een hond beschreven die in het asiel verblijft om daar een zekere dood tegemoet te gaan... tenzij het dier een goed tehuis vindt. De in de rubriek beschreven honden zijn alle door hondenbezitters naar het asiel gebracht. Om uiteenlopende redenen, vaak begrijpelijk, maar soms ook volslagen onzinnig. De in „hond zoekt huis" beschre ven dieren zijn alle goed gezond, hebben een wormkuur ondergaan en zijn volledig ingeënt. Tegen betaling van ca. 60 gulden ten bate van zwerfdieren zijn ze af te halen. Adres: Nieuw Leids Dierenasiel, Besjeslaan 6b, Leiden. Tel.: 131670. Geopend di. t/m vr. 10.00-12.00 en 14.00-17.00 uur. Zaterdag van 10.00-12.00 en 14.00-16.00uur. Zondag en maandag gesloten. de woorden: „Als dat beest nu niet meteen geholpen wordt, hoef ik hem niet meer". Direct na deze woorden rende hij de kamer uit, de gang in, en de voordeur uit, voordat iemand hem tegen kon houden. Men zou kunnen zeggen dat Menno op die manier met ere van zijn baas af was, maar de dierenarts zat wel met een pro bleem opgescheept. Althans zo leek het, want een dierenarts weet heus wel raad met een op een dergelijke manier tus sen schip en kade gevallen hondje. Hij bracht Menno na tuurlijk naar het asiel, waar mee tegelijkertijd een heel merkwaardige periode in het leven van Menno was afgeslo ten. Want het staat wel vast dat Menno rare dingen van zijn baas gezien moet hebben, in de tijd dat hij bij hem gewoond heeft. Dat is nu allemaal voor bij en er begint hopelijk een wat betere periode voor dit dier. In het asiel had hij het in de eerste tijd niet zo gemakkelijk. Vooral angst was toen zijn grootste vijand. Hij zat de gehe le dag in een hoekje van het hok en kroop helemaal weg als er iemand toevallig bij hem bleef staan. Hij at slecht en dientengevolge werd hij erg mager. Maar zoals bij veel hon den in die situatie, knapte hij na een week of vier toch wel wat op. Hij kwam wat meer uit zijn hoekje en begon zelfs met andere honden te spelen, evenwicht te slaan. Hetgeen beslist een voordeel genoemd mag worden. Niet meer dan 30 cm. hoog, staat hij nu beslist zijn mannetje tegenover ande re honden, maar ook tegenover zijn nieuwe baas. Want van eigenwijsheid kan men Menno niet vrijpleiten. Om Menno weer in het gareel te krijgen, is overigens niet zo veel moeite nodig. Ook voor wat oudere mensen is Menno erg geschikt. En gezien zijn geringe afmetin gen, zal een kleine behuizing evenmin problemen opleveren. De uiterlijke beschrijving kan kort zijn. Het belangrijkste is de kleur van de vacht: wit, uiteraard krullend en kort. Toch verdient dit haar enige verzorging met een dagelijkse borstelbeurt. Er blijft namelijk vrij veel vuil in de krulletjes zitten. Tenslotte moet nog ge zegd worden dat Menno vrij veel aandacht nodig heeft en beslist niet gebaat is bij een baas, die de hele dag buitens huis vertoeft. Menno kan niet tegen alleen zijn. Tommy Menno, weer helemaal de oude. als hij in de buitenren was. En nu, toen de foto voor deze rubriek gemaakt moest wor den, was hij bijna niet bij zijn makkers weg te slaan. Kortom, hij is weer helemaal de oude. Zodoende komt hij ook weer Selemaal overeen met het beeld at men over het algemeen van een dwergpoedeltje heeft. In zijn soort steekt hij zelfs boven de middelmaat uit. Hij is bij voorbeeld niet zo hypernerveus als vele van zijn soortgenootjes. Ondanks zijn twee jaar, heeft hij voor zijn leeftijd al veel meegemaakt en is dus niet meer zo gemakkelijk uit zijn Met de Ierse Setter van vorige week, Tommy, gaat alles na tuurlijk heel goed. Al direct na het verschijnen van deze ru briek kwam Tommy's nieuwe baas in het asiel. Hij was ron duit enthousiast over de hond en volgens de laatste berichten gaat een en ander uitstekend in Hoogmade, de plaats waar Tommy naar verhuisd is. Hij heeft veel grond tot zijn be schikking en kan zich daar tot in het oneindige vermaken. BART SPIJKER Wie in het winterseizoen een danscursus volgt, wordt stilzwijgend geacht hier een zeker continuïteit in aan te brengen. Of anders gezegd: als je niet komt, mis je een les. Nu is het niet zo dat bij het missen van een les de volgende keer een briefje van moeder moet worden getoond. Als m'n dans- en voorts ook vaste partner is geveld door een toeslaande griepaanval, zit er voor mij niets anders op dan even eens te verzuimen. In plaats van mijn eigentijdse versie van het stijldansen ten toon te spreiden, vlieg ik trappen op en af gewapend met vruchtensap, aspirines en de thermometer. Aan haar sponde breng ik de rest van mijn vrije tijd door met het voorlezen uit de krant, en het aanreiken van zakdoe ken. „We moeten vanavond eigenlijk naar dansles," een eerste voorzet van Thea. „Ja", zo luidt mijn liefdevol le reactie. „Maar we kunnen niet want jij bent ziek en als je denkt dat ik alleen naar een dansles voor paren ga, dan reik ik de thermometer nog even aan." En dat is zo, want stijldansen zonder partner gaat nu eenmaal niet. Er zijn wel mensen die het op dansles kennelijk proberen, maar de meeste dansers hopen toch gelijktij dig met hun partner uit te komen. „Je kunt natuurlijk ook met Mieke gaan. Die kan al dansen en later kutt je dan de nieuwe dingen aan me uitleggen," probeert ze quasi-nonchalant. Maar ik weet wat er van me ver langd wordt en slaag dan ook cum-laude voor het examen: „Nee, ben je gek, ik ga niet zonder jou." Een tien met een griffel en een koortsige maar gelukkige glimlach worden mijn deel. Het is net als met dansles zelf, je moet die zaken gewoon een beetje aanvoe len. Achteraf blijkt de dansleraar de gelegenheid te hebben aangegrepen om zijn cursis ten op een onnavolgbaar pakket nieuwe manoeuvres te verrassen. Kommer en kwel, derhalve. De foxtrot is voorzien van een draai en de Engelse wals blijkt nu ook linksom te kunnen 'worden gedanst. De oude wals moet in het vervolg in de danshouding (zie vignet) worden uitgevoerd. En de cha-cha bleek ook nog eens voor uitbreiding vatbaar. Ik zie de volgende les al voor me. Alles gaat verkeerd; medecursisten grijnzen; want geen beter vermaak dan leedvermaak. Maar bij de cha-cha kan er niets mis gaan. Dat is de dans bij uitstel voor paren die op het examen gespiekt hebben. Als je je maar aan het ritme houdt, dan zijn alle midde len eigenlijk geoorloofd. Een prima dans. Het is een soort beat-ballet voor men sen die met het verkeerde been uit bed zijn gestapt of een wereldkampioenschap turnen zonder ruzie met de jury. Mijn cha-cha (cha) heeft veel weg van een vrije oefening, terwijl mijn buur- mans versie iets weg heeft van een optreden op de evenwichtsbalk. Anderen lijken het weer op de dub bele rekstok te proberen. Als de vloer van de dans school weer in de boenwas is gezet, probeert er wel eens iemand een salto of een halve schroef. Geen probleem, je kunt altijd nog zeggen dat je een keer ziek was.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidse Courant | 1978 | | pagina 5