„Het aardige dier lijdt voor ons, voor ons welzijn" BsBwPien ■■eeuwen BBBft de knotwilg :ht van het ndse landschap Schilderijen I erlandse aars als ïVan >ut getuigen Economisch de knotwilg ed geweest idoeleinden. st in het oog ide nut had de ;als ingbijerf, den langs Dteals ing tegen de in die ons land ilg heeft •lijk aan<de lanken. notte de wilg bkheden het ,mde rijshout te gin de zo 'knoesten kon Awater zich trzamelen, jr het zachte ,Jt ging rotten, •lg was dat ttgsproces de 'iitholde. Op met zo ideale naar de t4—een taaie r blijkt toch ügheden te y^ÜjVen Haan. Niet zo erlijk, omdat jnde in door de gevoerd. ..werdvroeger fuiktvoor ■fleinden, zoals ^■ken voor de dijkenbouw, fuiken, korven en dergelijke. Tussen haakjes, rijs' betekent dunne tak en dit woord vinden we terug in plaatsnamen als Rijswijk en Rijsoord. De noodzaak tot het kappen van het rijshout werd minder, toen kunststoffen de natuurlijke produkten gingen verdringen. Het onderhoud werd niet meer bijgehouden en de twijgen groeiden na verloop van jaren uit tot zware takken. De zo gevormde zware „pruikebol" bleek vaak te zwaar voor de holle bomen, waardoor deze spleten of omvielen. Als het onderhoud tijdig begint, blijven de bomen voor ons landschap behouden en kunnen uilen, torenvalken, kauwen, wilde eenden, grote bonte spechten, roodstaartjes en ringmussen en vele vegetatievormen zoals varens, mossen, fluitekruid, bitterzoet, brandnetel, en dergelijke gewassen zich ongestoord ophouden in deze voor hen'ideale leefgemeenschap. Diverse groeperingen o.a. het Instituut voor Natuurbeschermings educatie IVN, ANWB, Stichting Landschapsbeheer en particuliere organisaties hebben zich enige tijd geleden aaneengesloten in het Overleg Landschapsbeheer. Zij wilden de activiteiten coördineren. Met een gericht beleid moest het achterstallig onderhoud worden ingelopen, zo mogelijk bijgestaan door vrijwilligers, zo stelden deze groeperingen vast. De heer Van Brederode van de ANWB, afdeling Landschap en Monumenten, meent dat de achterstand nog altijd aanzienlijk is. „We zijn nog steeds bezig met de inhaalprocedure. Een aantal gebieden is weliswaar zo goed als bewerkt, maar daar staan andere tegenover waar nog een enorme achterstand bestaat. Het totaal aantal vrijwilligers over het eéhele land inmiddels ruim vertienvoudigd (afgelopen seizoen 6.000 vrijwilligers). Desondanks kunnen we nog steeds nieuwe mensen gebruiken en iedereen is daarom van harte welkom. Men kan daarvoor contact met ons opnemen. Het werk hoeft geen vaste regelmaat te worden. Er zijn voldoende mensen die één keer of een paar keer meedoen, en die het dan wel voor gezien houden. Daar is geen enkel bezwaar tegen. Hoewel we ons bewust zijn van de situatie Waarin de knotwilgen zich bevinden is het werk van de groepen niet uitsluitend produktiegericht. Er komt ook een educatief aspect bij. We hopen de mensen ook wat begrip voor het samenspel in de natuur bij te brengen. Daarenboven ben je buiten, je hebt beweging, kortom je beoefent een vorm van trimmen. Vooral bij achterstallig onderhoud mag men het werk gerust spectaculair noemen. De vaak grote en dikke takken moeten gezaagd en versjouwd worden, waarbij de spieren weer eens alle gelegenheid hebben in actie te komen". De werkzaamheden beginnen medio november (in elk geval als de bladeren van de boom zijn) en duren tot maart/april, afhankelijk van de weersgesteldheid in de winter. Belangstellende groepen die nog niet eerder deze werkzaamheden hebben verricht en op eigen houtje willen gaan werken, kunnen bij de ANWB kosteloos een 16 mm instructiefilm in bruikleen krijgen. Hierin worden de technische, organisatorische en veiligheidsaspecten uiteengezet. Als iedereen een wilg adopteert kunnen binnen niet al te lange tijd de snoeigereedschappen voorlopig „aan de wilgen worden gehangen". Biochemische reacties worden onderzocht door midel van doorstroming van een lever, welke uit een rat is verwijderd NUT EN WAARDE DIEREXPERIMENT VAAK PUNT VAN HEFTIGE DISCUSSIES De zogenaamde „shut tle-box". Bij deze test, uitgevoerd bij Organon International B.V. te Oss, worden de bodemspijlen van de kooi onder stroom gezet, nadat er een zoemer heeft ge klonken. Hierbij worden naast de aspecten van aanleren en herinneren ook angstverminderende aspecten bestudeerd. Im mers de rat springt naar een compartiment, dat tevoren onder stroom heeft gestaan. UTRECHT „De gemiddelde levensverwach ting voor de man in ons land is in de periode 1870-1971 gestegen van 38,4 tot 71 jaar en die van de vrouw van 40,7 tot 76,7 jaar. Naast voor uitgang op sociaal-hygiënisch terrein, heeft ook de geneeskunde hiertoe bijgedragen. De grote „killers" van toen, de acute infectieziekten, zijn mede dank zij speurwerk grotendeels verleden tijd geworden". „Op het ogenblik is een van de problemen waar mede de geneeskunde zich geconfronteerd ziet, en dat veel menselijk leed veroorzaakt, dat van de chronische ziekten zoals bijv. gewrichtsziek ten, seniele dementie en kanker. Deze ziekten ei sen veelal hun tol op hogere leeftijd. Momenteel beschikken wij nog over weinig informatie over de oorzaken en mechanismen die aan deze ziek ten ten grondslag liggen. Om tot een goede be handeling ervan te komen en bij voorkeur zelfs tot preventie, is onderzoek derhalve onontbeer lijk. Gezien de ethische problemen rondom expe rimenten met mensen zal het noodzakelijk zijn om onderzoek te doen bij dieren. Wij dienen ons hierbij te realiseren dat dit onderzoek zowel in de reageerbuis als in het intacte dier zal moeten plaatsvinden en dat aan het experimenteren met proefdieren hoge eisen moeten worden gesteld. Recente vorderingen in de geneeskunde zoals de vooruitgang in de hartchirurgie, bijvoorbeeld het plaatsen van hartkleppen of het opheffen van aangeboren afwijkingen, hadden nooit tot stand gebracht kunnen worden zonder onderzoek bij dieren. Dat de gezondheidstoestand en verzor ging van deze dieren optimaal moeten zijn voor dit onderzoek zal een ieder duidelijk zijn". „Medisch-biologisch onderzoek bij dieren komt niet alleen de mens ten goede, maar ook de klei ne huisdieren een populatie die net als de mens een „bejaardenprobleem" ontwikkelt alsmede de grotere, kostbare huisdieren en dier soorten die met uitsterving bedreigd worden en nog slechts op enkele plaatsen of in dierentuinen aanwezig zijn". Dat is de mening van prof. dr. C. F. Hollander, directeur van het Instituut voor experimentele gerontologie TNO en bijzonder hoogleraar in de medische gerontologie aan de Rijksuniversiteit Utrecht, over het experimente ren met dieren. Zijn betoog komt er in het kort op neer dat we niet buiten proeven met dieren kunnen, want het aardige dier lijdt voor ons, voor ons welzijn. Professor Hollander vertolkt met die mening de gevoelens die er over het algemeen in de weten schappelijke wereld leven ten aanzien van proe ven met dieren, al moet worden toegegeven dat zowel binnen de academische wereld als daar buiten de problematiek rond nut en waarde van het dierexperiment in toenemende mate een punt is van heftige en vaak zeer emotionele discus sies. De academische instellingen, de instituten en de bedrijven die dierexperimenteel werk doen, wor den immers steeds vaker geconfronteerd met groepen uit onze samenleving die afwijzend staan tegenover het gebruik van proefdieren bij het wetenschappelijk onderwijs en industrieel on derzoek. Het gebruik maken van dieren als mid del öm wetenschappelijke vragen op te lossen is hierdoor in toenemende mate in de belangstel ling komen te staan. De belangstelling komt met name voort uit groeperingen in de samenleving, die bereid zijn zich te bezinnen op en ook de verantwoordelijkheid te aanvaarden voor de pro fijten die onze samenleving trekt uit de ontwik kelingen op technisch, wetenschappelijk en eco nomisch gebied. Er staat tegenover, dat de ontwikkelingen zoals die nu plaats vinden ertoe kunnen leiden dat het uitvoeren van experimen ten met dieren in ernstige mate kan worden be lemmerd zonder dat vooraf sprake is geweest van een voldoende afweging van factoren die daar een rol bij behoren te spelen. In Nederland geniet het proefdier een zekere be scherming door de Wet op Dierproeven van 1977. Daarnaast is er de in 1962 opgerichte Stichting Landelijke Werkcommissie Laboratoriumdieren, die in de statuten zegt te willen bevorderen dat de toegepaste technieken een minimum aan leed en ongerief voor de dieren tot gevolg hebben. Dat neemt allemaal niet weg, zeggen de tegen standers, dat er veel dieren en het zullen er nog veel meer zijn in de toekomst worden ge pijnigd en gedood. En waarom? Professor dr. L.M. Schoonhoven, hoogleraar in de algemene dierfysiologie en de vergelijkende dierfysiologie in Wageningen zegt: „Ten behoeve van het onderzoek in de fysiologie, de leer der levensverschijnselen, worden veel proefdieren ge bruikt. De aard van de vragen die in de fysiolo gie worden gesteld maakt dat het in een aantal gevallen noodzakelijk is experimentten bij leven de dieren te doen (chronische experimenten). In andere gevallen (veelal acute experimenten) wordt het dier gedood vlak voor het experiment De fysiologie, evenals de overige natuurweten schappen, is gebaseerd op experimenten en kan zich alléén verder ontwikkelen op grond van deze experimentele benadering. Uit welke motieven wordt fysiologisch onderzoek verricht? Het zogenaamde fundamentele onder zoek wordt gevoed uit een drang om de natuur te begrijpen en te doorgronden. Het toegepaste onderzoek ligt ten grondslag aan de wens de le vensomstandigheden van de mens te verbeteren. Het toegepaste onderzoek steunt voor een be langrijk deel op resultaten van het fundamentele, ongerichte onderzoek en dient als een afgeleide daarvan te worden gezien. De fundamentele dierfysiologie.vormt de basis voor drie grote toe passingsgebieden: medische wetenschappen, dier geneeskunde, landbouwwetenschappen (inclusief zootechniek en plaagbestrijding). Zonder funda menteel fysiologisch onderzoek met gebruikma king van levende dieren, zullen deze toepassings- Velke diersoorten dient de fysioloog te gebrui ken? De natuur brengt een grote verscheiden heid van verschillende typen dieren voort en in de fysiologie worden vele diersoorten gebruikt De voortgeleiding van elektrische signalen langs zenuwbanen werd ontrafeld aan de reuzenzenu- wen van pijlinktvissen; de moleculaire basis van de spiercontractie werd ontdekt bij kikkerspieren en het hormonale systeem werd in géén dier grondiger bestudeerd dan in de rat. Op principiële gronden dient de fysioloog ge bruik te maken van diersoorten die enerzijds het te onderzoeken fysiologisch mechanisme bezitten. maar anderzijds het minst ver op de evolutionai re ontwikkelingsladder worden gerangschikt. Als gevolg van een minder vergaande specialisatie zijn lagere dieren in de regel minder gevoelig voor fysiologische verstoringen als gevolg van experimentele ingrepen en zijn dus de proefre- sultaten betrouwbaarder en is de experimenteer ruimte groter dan bij hoger ontwikkelde dieren. Daarnaast zijn er ethische motieven om liever een rat dan een aap, liever een rups dan een kikker te gebruiken: in een keuze-situatie wordt het hoogstontwikkelde organisme gespaard. Bij deze prioriteitsstelling speelt voorts een rol mee dat de pijnervaring, het ongemak van een ingreep, waarschijnlijk groter is, naarmate het hoger ontwikkelde dieren betreft". Net als professor Hollander is ook professor Schoonhoven van mening dat de fysioloog het ongemak dat een dier ondergaat zoveel mogelijk tot het minimum dient te beperken, niet alleen uit ethische overwegingen, maar ook omdat zijn proefresultaten betrouwbaarder zijn naarmate het dier onder natuurlijker omstandigheden, met inbegrip van het vrij zijn van stress, verkeert De onderzoeker dient het aantal proefdieren dat wordt gebruikt te beperken tot het minimaal noodzakelijke. Deze regel zal in het algemeen door efficiëntie-overwegingen worden onder steund. Experimenten in vitro (dat wil zeggen proeven met lichaamsdelen los van het dier) ver dienen de voorkeur boven experimenten in vivo (dat wil zeggen experimenten met het intacte dier). Waar mogelijk dienen moderne technieken, zoals telemetrie, te worden toegepast teneinde het proefdier ongemak te besparen. Het lot van het proefdier, hoe „humaan" ook aangepakt, lijkt bezegeld. De geneesmiddelenin dustrie moet in onze cultuur steeds nieuwere produkten leveren om de winsten niet te zien te ruglopen, al geeft bijvoorbeeld drs. B. Louweren van Organon ruiterlijk toe dat „de waarde van dierproeven betrekkelijk is, daar de relevantie van de uitkomsten voor de mens soms twijfel achtig is. Het is echter niet alleen de onderzoe ker die hier steeds rekening mee moet houden doch evenzeer de gezondheidsautoriteit die uit eindelijk mede op grond van de onderzoekin gen die verricht worden op dieren beslist over de toelaatbaarheid van een nieuw geneesmiddel op de markt". „De neiging om steeds grotere zekerheid omtrent de veiligheid van het geneesmiddel te eisen stelt de onderzoeker voor de noodzaak meer dierproe ven te verrichten. Hierbij moet gesteld worden dat door de onderzoeker wel eens aan het nuttig effect van sommige proeven wordt getwijfeld". Dan blijft voor de tegenstander van proeven op dieren maar één vraag over: waarom doe je het dan? In een onlangs in Utrecht gehouden studie dag werd in een discussie te berde gebracht: zo lang steeds weer nieuwe geneesmiddelen worden ontwikkeld, zo lang eindeloos wordt gestreefd naar verlenging van het leven, zo lang men blijft trachten onwetendheid op te lossen, zo lang men zal doorgaan met experimenten met dieren, wordt het dan geen tijd uit andere filosofieën wetenschap te bedrijven, zodat men tot heel an dere conclusies komt? GERARD CRONÉ l

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidse Courant | 1978 | | pagina 19