Jarige
DDR
op
weg
naar
het
duizendjarig
rijk
Lakenvelder
loopt
op
laatste
benen
MIJDRECHT - „Rood
Lakenvelder stierkalf
je te koop", aldus een
advertentie in het
mededelingenblad van
een grote melkfabriek
in het westen des
lands. Een annonce
waarmee de Stichting
Zeldzame Huisdierras
sen ongetwijfeld niet
zo erg gelukkig zal
zijn geweest omdat
het gevaar niet denk
beeldig is dat dit zeld
zame kalfje voor de
fokkerij van een oud-
Hollands veeras als de
Lakenvelders voor
goed verloren dreigt
te gaan.
Bij de beschermers
van dit ras, waarvan
er nog maar nauwe
lijks vierhonderd die
ren rondlopen, zal dat
ongetwijfeld een ge
voel van teleurstelling
hebben opgewekt,
want raszuivere stieren
zijn ook tussen de La
kenvelders met een
lantaarntje te zoeken.
Een rode stier is hele
maal een unicum.
„Het gaat mij wel aan
het hart dat ik het
dier weg moet doen",
zegt de 50-jarige boer
Evert Treur uit Mij
drecht, een van de
weinige fokkers van
het zeldzame veeras.
„Maar ik heb hier al
een rode Lakenvelder
stier staan die mij
handen vol werk
geeft". Bovendien zit
de familie Treur, daar
aan het Molenland in
Mijdracht, niet zo erg
royaal. Op nauweljjks
veertien hectare wei
land worden zo'n vier
en twintig melkkoeien
gehouden waarvan zes
tien Lakenvelders.
Verder lopen er nog
een paar pinken en
zes kalveren rond,
voor het merendeel
ook Lakenvelders. De
koeien worden alle
maal nog met de hand
gemolken door de
boer en zijn zuster.
Geen plaats
De aanschaf van een
melkmachine zit er in
dat bedrijfje, dat ei
genlijk al te klein is
en geen opvolgers
meer heeft, niet meer
in. Laat staan dat men
er over denkt om in
de tank te gaan mel
ken. „In de fokkerij
van die beestjes heb
ik al zo'n tien jaar
plezier en zolang ik
nog kan boeren hoop
ik mee te kunnen hel
pen dat ras op de
been te houden. Het
voortbestaan hangt
overigens wel aan een
zijden draadje", meent
boer Treur te weten
die met de geschiede
nis en de bijzonderhe
den van de Lakenvel
ders uitstekend op de
hoogte blijkt te zijn.
„Ik heb de fokkerij
van de Lakenvelders
opgevat als een lief
hebberij en ook als
een uitdaging. Van
daar dat ik niet zozeer
op de zwarte, maar
vooral op de rode va
riant fok. Die is hele
maal zeldzaam, want
op de vier Lakenvel
ders is er maar een
rood. Overigens sta je
bij de fokkerij steeds
voor verrassingen.
Soms krijg je een heel
zwart kalf of een rood
nakomelingetje waarop
geen enkele tekening
te vinden is. Daarmee
kun je echter vaak
goed verder fokken".
Boer Treur vertelt ook
dat de Lakenvelder
wat licht van postuur
is. Het is een sober
beestje dat niet zo'n
hoge eisen stelt. De
melkgift, vroeger wat
minder, doet tegen
woordig voor die van
de andere rassen wei
nig of niet onder en
ligt rond de 5000 kg
per lactatie-periode.
Ook het vetgehalte
van de Lakenvelder
melk valt niet te ver
waarlozen.
Kleine veestapel
Hoe het er met dit
veeras, waarover men
in de landbouwlectuur
van rond 1800 al lezen
kan, voor staat, blijkt
uit het rapport van de
Stichting Zeldzame
Huisdierrassen, in de
zomer van dit jaar op
gemaakt door de heer
D. Minkema, adjunct-
directeur van het Insti
tuut voor Veeteeltkun-
dig Onderzoek in Zeist
en zijn naaste mede
werker W. van Helden.
Daarin staan zo'n
twintig fokkers-eige
naars van Lakenvelder
runderen vermeld.
Drie daarvan hebben
meer dan dertig die
ren, slechts twee meer
dan vijftig. Acht boe
ren houden tussen de
tien tot twintig Laken
velders en de anderen
hebben er niet meer
dan ten hoogste acht.
We komen in totaal op
nog geen vierhonderd
dieren waarvan er ei
genlijk maar zestig
zijn met een juist
kleurpatroon. Dat is
dan de brede yvitte
band om rug en buik,
als een laken, die de
voor- en achterpartij,
egaal zwart of rood,
van het dier scheiden.
Er moet ook nog eens
ooit een „omgekeerde"
Lakenvelder hebben
bestaan, dus een ge
kleurd „laken" op een
spierwit lijf, maar die
koe, voor het laatst bij
Dokkum gesignaleerd
in 1950, is al lang ver
dwenen.
Naast die zestig „kleu
rechte" Lakenvelder
koeien zijn er in totaal
nog geen tien goede
stieren van dit ras.
Men kan ze zelfs op
de vinger van één
hand tellen.
Kleine kans
De situatie is momen
teel volgens het rap
port verre van roosk
leurig te noemen,
temeer omdat deze La
kenvelder koe in vele
gevallen een te lage
produktie heeft Toch
wil men dit beestje
met zijn sprekende
kop, zijn gemakkelijke
karakter en typisch ui
terlijke bewaren,
graag. Een stamboek
is er niet meer. De
Stichting Zeldzame
Huisdierrassen stelt nu
voor een nauwgezet
registratie- en identifi
catiesysteem voor deze
runderen op te zetten,
enkele conservering-
sbedrijven in te stellen
waar gericht kan wor
den gefokt gebruik te
maken van kunstmati
ge inseminatie en zo
nodig stieren uit de
Verenigde Staten,
waar nog een paar
duizend Lakenvelders
rondlopen, in te voe
ren.
Zonder overheidssteun
zal het wel niet luk
ken, maar de bereid
heid om aan de in
standhouding van dit
zeldzame doch zeer
fraaie runderras mee
te werken is alom aan
wezig. Daar staan de
liefde en de zorg van
boeren als type Treur
wel borg voor.
LOU N. M. STEYGER
t koninkrijk van de nacht;
fen, dwergen en geesten
j zij er nog De elfen, de alvermannetjes,
tobolden en kabouters, de trollen, de witte,
ren, de zeemeerminnen Zit Lorelei nog op
tijnrots tot ongeluk van de argeloze boots-
Misschien zijn ze er nog, maar dan ver-
len in wouden en op de heide, waar de hoe
slagorden van huizen en fabrieken nog niet
opgerukt. Volgens sommige verhalen kon
zij het klokgelui niet verdragen en volgens
ander verhaal had de paus (welke wordt er
bij gezegd) hun bevolen van de menselijke
Dsteden weg te gaan.
maar eens over de nachtstille heuvels van
ttokerheide, aan welks voet in 1574 de veld-
is uitgevochten tussen Hendrik en Lodewijk
Nassau enerzijds en de Spaanse veldheer
rila anderzijds. Is die klaaglijke kreet wel af-
tig van een uil? Is dat korrr-korrr-geluid
ie roep van een nachtzwaluw Bestaat die
__iende plek tussen het hoge gras wel uit
ormen of is het soms een dolle elfendans?
Schimmige rijk van koning Oberon kent vele
van onderdanen. Zii kunnen lieftallig
oals in de kinderboeken, maar ook monster-
Dat maken zij trouwens zelf uit, want
Linnen naar believen van gedaante verande-
^Zij moeten in groten getale voorgekomen
n de sombere Germaanse en Keltische wou-
sn zij waren heel wat minder charmant dan
imfen in de arkadische landschappen van
ude Hellas. Zelfs onze niet zo verre voorou-
hadden nog, vaak gevreesde, ontmoetingen
ïlfen en kabouters. De schaapherders moes-
r niets van hebben: „Nachtkruid is voor de
5 plachten zij te zeggen en zij wisten dat
voor mensen levensgevaarlijk was om
:hts op de heide te slapen,
voord „elf' houdt verband met het latijnse
d albus, wit. Het woord Albion (witte krij-
in) heeft er mee te maken evenals de met
iw bedekte Alpen. Men vindt afleidingen
ilf of elf vaak terug in eigen- en geslach-
len: Albrecht, Alfrink, enzovoorts,
hoeven daarom nog niet wit te zijn. In de
herhalen zijn ze net zo vaak transparant
bij L Misschien zijn de kleine groene manne-
flie men uit vliegende schotels meent te zien
In, in feite gewone aardse elfen die handig
lik maken van 's mensen verlangen naar
[paradijselijke werelden.
hoe het ook zij: elfen en daaronder kan
pok de kobolden of kabouters rekenen, kon-
knap kwaadaardig zijn. Zij hadden dan ook
btaal andere moraal dan de mensen, al wa-
jij wel dankbaar als men hun een dienst be
en zij konden inhaligheid en ondankbaar-
ongenadig afstraffen, waarbij een zekere
naar dè „practical joke" hun niet vreemd
Een boer die een elfenvorst geholpen Hadj
I als beloning een paardekadaver. Om de
iet voor het hoofd te stoten, sneed hij een
van het kadaver af en nam het mee naar
Thuis bleek het stuk paardelijk in puur
te zijn veranderd. Opgetogen snelde hij te-
)m de rest te halen, maar dat was verdwe-
Inhalige lieden zagen tot hun schrik, dat
edelstenen in gewone kiezels waren
iderd.
I konden zelfs verliefd worden op mensen-
ben en wie een dag de gast was geweest'bij
zag bij zijn terugkomst tot zijn schrik
q (les honderd j aar ouder was geworden.
nen meer over dit zonderlinge volkje weten,
kan men beter het boek van Martin Koo-
ter hand nemen „Het koninkrijk van de
I - over dwergen, elfen en andere geesten
larde lucht, water en vuur" Het is zeer fas-
ende lectuur.
T. VAN GRINSVEN
In Koomen, „Het koninkrijk van de nacht".
Wetenschappelijke Uitgeverij BV, Amster-
—J 29,50
(Van onze correspondent Hella Piek)
OOST-BERLIJN Deze maand is Oost-Duits-
land zijn dertigste levensjaar als „Duitse Demo
cratische Republiek" ingegaan. Ondanks die
leeftijd is de bevolking hier nog steeds op zoek
naar een nationale identiteit Dat probleem is
vooral merkbaar onder de jongeren, die geen rol
hebben gespeeld in de na-oorlogse wederopbouw
die van de DDR het meest welvarende lid van
het communistische blok gemaakt heeft.
Op zijn simpelst gesteld is het een kwestie van
algemene ontevredenheid. Van de ene kant
wordt er dag-in-dag-uit een zelfgenoegzame ideo
logie bij de Oostduitsers ingepompt. Van de an
dere kant zien ze dagelijks op hun tv-schermen
hoe het er in het Westen toegaat. Iedereen die
de situatie doorziet, is van mening dat: „Het
beeld dat men van het Westen ziet, direct van
het oog naar het hart gaat".
Niets wijst er op dat er georganiseerde dissiden
ten of zelfs maar partij-afvalligen zijn. Maar wel
is er de wijdverspreide, onuitgesproken ontevre
denheid. Die ontevredenheid brengt ernstige pro
blemen met zich mee voor de stabiliteit van Mid
den-Europa in de toekomst, hoewel weinig
politici aan beide zijden van het IJzeren Gordijn
dat onder ogen willen zien.
Erich Honecker, de partijleider en president van
de DDR, had het deze maand druk met het op
sommen van alles wat zijn land bereikt had in
de afgelopen jaren. Er werden ter gelegenheid
van de verjaardag parades gehouden en de men
sen kwamen in horden kijken en juichen, zoals
opgedragen was. Walter Ulbricht en een paar an
dere oprichters van de democratische republiek
mogen dan heengegaan zijn, het leiderschap is in
grote lijnen hetzelfde als dat van 1949.
In het openbaar zouden ze nooit durven toege
ven dat er, afgezien van een paar trouwelozen,
mensen zijn die een identiteitscrisis doormaken
of moeite hebben met het officiële dogma: het
verhaal van de dynamische, Duitse, socialistische
natie die, hand in hand met de Sovjet-Unie en
de rest van de „socialistische samenleving" op
marcheert naar het Marxistisch-Leninistische
Duizendjarige Rijk.
Dat is de officiële mythe. Maar de kloof die be
staat tussen dit regeringssprookje en het warrige
dagelijkse leven is echter zo groot, dat die zelfs
in het meest gesloten land van het Oostblok niet
meer ontkend kan worden. De meeste mensen
die zich de moeite getroosten door alle propa
ganda heen te kijken, weten dat Honecker zich
wel degelijk bewust is van de problemen, en dat
hij op verschillende manieren de ontevreden in
tellectuelen aanmoedigt het land te verlaten. Ho
necker heeft ook gezorgd voor een uitbreiding
van de Intershops, waar met harde valuta wes
terse luxe-artikelen gekocht kunnen worden.
„De stemming is slecht". Dat is een zinnetje dat
in bijna elk gesprek terugkomt. Iedereen heeft
zo zijn eigen redenen ontevreden te zijn. Wat in
elk geval naar voren komt is dat de Oostduitsers
er geen idee van hebben waar him wortels lig
gen of waar ze naar toegaan. De mensen willen
wel het luxe leven van West-Duitsland, maar ze
willen geen deel worden van de Bondsrepubliek.
De Oostduitsers waren oprecht trots toen on
langs een landgenoot mee mocht doen aan het
Russische ruimtevaartproject. Die trots sloeg
echter al snel om in vermoeidheid toen de kran
ten, radio en tv maar bleven doordrammen over
wat de DDR allemaal weer bereikt had. Een ty
pisch voorbeeld, zeiden veel mensen, van hoe al
les hier verkeerd wordt aangepakt.
Een op de vier Oostduitsers heeft een auto. De
lonen stijgen snel en werkelijk niet één volwas
sene hoeft werkloos te
zijn. Het meest drin
gende probleem dat
de Oostduitse leiders
willen toegeven is, dat
het land met een te
kort aan arbeids
krachten kampt. De
economie is „overver
hit" geraakt en de
plannenmakers heb
ben er eenvoudig geen
idee van hoe ze de
taart moeten bakken
die ze de mensen al
van tevoren beloofd
hadden als beloning
voor een hogere pro
duktie.
Vorige week werd op
grootse wijze aange
kondigd dat alle ar
beiders drie extra va
kantiedagen per jaar
zouden krijgen. Een
gevolg van de ver
hoogde produktie, leg
de een econoom uit.
Maar het was ook een
lokkertje, bedoeld om
hogere produktie aan
te moedigen. In elk
geval had het alle
maal weinig zin. „Wat
moeten we met onze
extra dagen doen?",
vroeg een vriend van
mij zich af. „We mo
gen zo weinig naar
het buitenland, dat we nu al niet weten wat we
met onze vakanties moeten doen".
De hogere lonen maken ook niet zo heel veel uit.
Natuurlijk kun je ook hier je geld altijd kwijt,
maar er is niet zoveel keus als in West-Duits
land. „De winter staat voor de deur, en alle
vrouwen willen laarzen kopen", vertelde een
vrouw. „Er zijn er genoeg van namaak-leer,
maar echte leren laarzen zijn schaars. Ze kosten
meer dan 300 mark (ongeveer 350 gulden tegen
de officiële koers) en dat is ongeveer een maand
HET LAND
VAN
DE GEBROKEN
BELOFTEN
basisloon. Zelfs als ik dat er voor wil neertellen,
moet ik nog in de rij wachten, omdat maar twee
mensen tegelijkertijd geholpen worden".
De laarzen worden verkocht in de speciale Ex-
quisit-winkels, die hier als paddestoelen uit de
grond zijn gerezen. Ze voldoen aan de behoeften
van Oostduitsers die wél geld hebben (en daar
om geïmporteerde goederen van betere kwaliteit
eisen) maar niet de spreekwoordelijke „tante in
West-Duitsland", die de Westduitse marken kan
opsturen die nodig zijn in de echte Intershops.
In het atheïstische Oost-Duitsland wordt zelfs
God met Westduitse marken betaald. De bezoldi
ging van Lutherse dominees moet voor een deel
komen uit contributies van Westduitse kerken,
wat een beleefde manier is om te zeggen dat de
dominees in Westduitse marken betaald moeten
worden. De Lutheranen hebben zelfs toestem
ming gekregen vijfenvijftig nieuwe kerken te
bouwen, zolang die maar betaald worden met
harde valuta.
Een woordvoerder van de Lutherse kerk kwam
er rond voor uit: „De regering heeft de valuta
hard nodig. Maar de regering weet ook dat de
kerk een stabiliserende factor kan zijn, vooral in
de nieuwe woonwijken, waar veel jeugdmisdaad
en zelfmoord voorkomen. Bovendien heeft de
staat beloofd tegemoet te komen aan de eisen
van het volk. Als het volk dus een kerk wil, dan
moet die maar gebouwd worden, net zoals een
bioscoop of een café. Dat is goed voor het ima
go".
De oprechte gelovigen hebben het echter niet zo
heel erg makkelijk. Kinderen die regelmatig naar
de zondagsschool gaan, komen tot de ontdekking
dat ze moeilijk aan de bak komen in het gewo
ne, voortgezet en hoger onderwijs. Praktiserende
volwassenen ervaren dat ze moeilijk uitrijzen bo
ven de middenrangen van het bedrijfsleven, en
dat ze in hét leger of als ambtenaar helemaal
geen* kans hebben, en dat ze nooit partijlid kun
nen worden.
Niettemin zeggen op een bevolking van zestienen-
eenhalf miljoen, acht miljoen mensen protestant
te zijn en één miljoen katholiek. De DDR is nog
lang niet wat zij streeft te zijn; het perfecte,
athëistische, socialistische Duitsland.
Copyright The Guardian.
(Maandag a.s. publiceren wij een tweede artikel
over de DDR: „Haarscheurtjes in de Berlijnse
Muur")