Vreemde stoethaspels onder de broodsoorten Al is de bakker nog zo goed, niets haalt bij hoe het moeder doet... Grote rol in godsdienst Brood, waarderen we dat nog BROOD DOOR DE EEUWEN HEEN iTAN BROODACHTIG fOT BROODZWAM Brood in de Warenwet 197 IINNENLAND LEIDSE COURANT DINSDAG 3 OKTOBER 1978 PAGINA 11 [Van een onzer redacteuren) In die verschrik kelijke winter van 19W45 mocht een ach tjarig Lelds jon getje bij de zus ters van de broodkamer In het Ellsabeth- ziekenhuis aan de Hooigracht, _lelke morgen een ^^kussensloop „af- snijsel" komen halen. En met die witte zak half gevuld met korstjes, krui mels en kapjes - tegen zich aan geklemd, rende hij dan naar huls, bang dat onderweg ie mand hem dit kostbare bezit zou ontnemen. Thuis was deze met luid gejuich begroete „liefde gave" een méér dan welkome aanvulling op het armzalige oorlogsmenu. Wie zich uit die jaren nog herin nert hoe verza ligd hij de tan den kon zetten in een korst (oud) brood, zal zich in déze ja ren wel eens er geren aan de manier waarop met dit oudste volksvoedsel wordt omge sprongen. Want in de buurt van bijvoorbeeld scholen en bouwwerken, lig gen de wegge gooide zakjes boterhammen letterlijk voor het oprapen. Wat drijft ons tot het zo noncha lant omspringen l met deze voed- I selbron? Hebben I we het té goed? L Of smaakt het brood niet? (Warme bakkers genoeg).Of reali seren we ons niet dat, zeker in vroeger tijden, maar ook nu nog, het al dan niet slagen van de graanoogst het berschil be tekende tussen leven en dood? Daarom immers werden na een goed jaar de „oogstfeesten gevierd", en daarom ook be staat er nog steeds een „Dankdag voor het gewas,,. Om het belang van het brood in het dagelijks le ven - „Geef ons heden ons dage lijks brood" - te onderstrepen, en om de mens van vandaag - al is het maar voor éven - zich weer eens te laten be zinnen op de betekenis van dit voedsel, is de vijfde oktober uitgeroepen tot de „Dag van het brood". Alle mo gelijke bakkerijen en daarmee ver bonden instelli- gen werken eraan mee. Deze dag kan worden gezien als een soort verlengstuk van de al genoemde oogstfeesten. Want ook al zijn wij hier dan niet alleen meer af hankelijk van de granoogst, deze blijft voor de Westelijke wereld toch van groot belang voor de dagelijkse voe ding. Om nog maar niet te spreken van de ontwikkelingslan den. loe belangrijk de plaats is, die het rood de afgelopen eeuwen heeft in enomen, e nu nóg innneemt. kan men fleiden uit „het" Nederlands woorden- oek „De Dikke van Dale". Daarin orden maar liefst drie strekkende olommen aan het woord brood plus fleidingen besteed, ledereen kent atuurlijk de uitdrukking: Iemand het rood uit de mond stoten. Of: Daar is een droog brood mee te verdienen. Er ijn echter ook tal van minder bekende itdrukkingen of gezegdes die met dit lom genuttigde graanprodukt te maken ebben: let beste brood legt men voor het enster: Het beste beentje zet men voor. irulmeltjes zijn óók brood: Men mag het leine niet verachten. Itljd brood eten verdriet óók: Verandering an spijs doet eten, afwisseling is nodig, let brood der schande eten: Op onterende rijze aan de kost moeten komen. Ijn achterste met boter smeren en droog irood moeten eten: Veel uitgeven voor zijn status" en zich dus moeten beperken in de osten voor dagelijks levensonderhoud, r Is overal brood voor mij gebakken: Ik an overal aan de kost komen. Ingegund brood wordt het meest gegeten: idereen heeft van afgunst te lijden. Igen brood bovenal: Zelfstandigheid en nafhankelijkheid zijn alles waard. Irooddief: Iemand die een ander zijn brood, ijn bestaan doet verliezen. Beunhaas. Irooddronken: Dartel, weelderig: overmoe- ig, uitgelaten en baldadig (door overvloed), etje Wolff en Aagje Deken schreven over en stoute, dartele, wilde, brooddronken leid". iroodheer: Werkgever. iroodkast: De broodkast hangt er hoog: Het aat er schraal aan toe. roodpoëet: Dichter om den brode. Iroodroven: Broodroofde, heeft gebroo- Iroofd. Broodroof plegen. Iets héél anders s: Heeft brood geroofd. Iroodvlsser: Vist niet óp, maar vóór zijn rood. Iroodzak: Zak voor brood, knapzak of: ïmand die veel van brood houdt. Iroodzwam: Buisjeszwam van het geslacht Boletus. Op de mand die dit charmante meisje toont: Geheel rechts het ronde Vladebrood met daaromheen krakelingen uit de diverse perioden van de geschiedenis, in het midden de Duivekater met daaronder het Wikkel kind en geheel links het Vlechtbrood. Broodbakken is echt niet zo moeilijk; je moet er alleen even de tijd voor nemen en de aanwijzingen op he recept of in het kookboek nauwkeurig opbolgen. Wie nog nooit zelf een brood gebakken heeft - alleen al de geur in de keuken is heerlijk - kan het beste beghinnen met een simpel wit brood. Gebruik allereerst gewone bloem. Patent bloem is namelijk arm aan gluten(een mengsel van beide). 10 gram zout (4 afgestreken theelepels500 gram bloem. Verkruimel de gist in een kom, doe er de suiker bij plus een de ciliter lauwe melk of water (of het mengsel). Maak er een papje van en laat alles een kwar tier staan. Doe er dan nog een deciliter vocht bij, en roer het papje weer glad. Zeef de bloem in een kom of plas tic teiltje, maak een kuiltje in het midden, giet het gistmengsel erin, doe het zout er bij en sla vervol gens aan het mengen en kne den. Onderschat dit karwei niet; hoe beter ge kneed, hoe luchtiger het deeg. Doe alsof u kwaad bent, en mishandel uw aanstaaande brood door slaan, stompen etcetera. Leg, zodra het deeg glad en elastisch is, het Pe bakker heeft heel wat meer te verkopen dan een mandje wit en bruin. Maar zelf eens aan het deeg kneden slaan, 2elf broodbakken, is wel zo bevredigend en erg lekker! niet meer aan uw vingers blijft plakken, in een kom en zet die weg op een war me, tochtvrije plaats, na het te hebben afgedekt met een natge maakte thee doek. Laar het daar rijzen tot het volume is verdubbeld (zo'n drie kwartier). Sla weer aan het mishandelen, en rol het op in de vorm van uw broodblik, bebo ter het blik en bestuif het ver volgens met wat bloem. Leg het deeg erin en zorg dat de naad van de rol on derop komt. Laat het zo nog even rijzen, tot de bo venkant van het deeg bijna tot aan de rand van de vorm geko men is. (Staat ongeveer een half uur voor.) Dan kan het blik in de (voorver warmde) oven, op zo'n 225 tot 250 graden. Zet het blik midde nin op het roos ter en bak het brood in 25 tot 35 minuten gaar en bruin. Om te controleren of het brood werke lijk gaar is, moet u erop tikken. Wanneer het gaar is, klinkt het brood „hol". Haal het brood eruit, en maak de bovenkant nat met een kwastje warm water (krijgt het een fraaie glanzende korst). Stort het daarna op een rooster om af te koelen. Tip: Kneden van brood is een zwaar karwei. Wie gebruik maakt van een keukenmachine dient ervoor te waken dat de motor niet over belast wordt. Voor de meeste van dergelijke apparaten wordt dan ook aange raden het brood in gedeelten te kneden. Maar waarom zou je je handen niet gebruiken? Het kost kracht en moeite, toe gegeven. Maar nu we zelf geen bonen meer plukken, geen koren meer maiien, niet meer inmaken of „wecken", mo gen we ons de kans tot „licha melijk kontakt" met ons voedsel niet door een apparaat laten afnemen. Het geeft je echt een „kick Tip: Wittebrood deeg kan verfijnd worden door er zo'n 50 gram (per 500 gram bloem) zachtge- roerde boter aan toe te voegen. Het brood wordt dan nog zachte van smaak, en wat minder droog. Een ei dooier erdoor (alleen de dooier) kan de smaak nog meer verhogen. vladebrood Is de oudste bekende broodsoort, bestond oorspronkelijk uit een brijachtige massa, waar in graan was gemengd met water. Het vlade brood kon in de zon te drogen worden gelegd, maar er werden ook met leem afgestreken gegra ven gaten voor gebruikt. Ook is bekend dat verhit te stenen in de pap wer den gedompeld, waarna men de aangekoekte „korst" van de steen af pelde. Veel later werden ovens gebruikt en werd er gist toegevoegd. Der gelijke ronde broden eet men nog steeds in Rus land, Scandinavië, en Ita lië. Interessant is ook dat het Skandinavische en hier te lande ook gelief de „knackebrod" zijn oorsprong vindt in het afpellen van de verharde broodpap. Duivekater De zogeheten Duivekater kent een heel bijzondere geschiedenis. In de Ger maanse tijd hadden de bewoners van de lage Landen veel angst voor de dondergod Donar en andere hemelgeesten. Om die goden gunstig te stemmen werden er tal van offers gebracht. Paarden, runderen en everzwijnen vielen aan deze offerbereidheid ten prooi. Maar toen in de wintermaanden de kud den waren uitgegund, en het voedseltekort steeds nijpender werd, begon men naar vervangings middelen voor dit kost bare offerte zoeken. Zo nam een dierlijk bot. met het vlees er nog omheen, de functie van het offerdier over. De rest at men dan zelf. Totdat het moment kwam, dat ook dit bot werd vervangen, en wel door een in dezelfde vorm gebakken brood. Zo is vermoedelijk de duivekater ontstaan als remplapant voor het of ferdier. Tot in de negen tiende eeuw werd deze broodsoort ondermeer in Noord-Holland gege ten als een specialiteit, bestaande uit (roggel- bloem, honing, boter en kruiden. Broodvlecht: In hetzelfde vlak moet men het ontstaan van de zogenaamde „brood- vlechten" zoeken. In het hiernamaals bestonden, in de gedachten van on ze voorouders dan, de zelfde noden en behoef ten als in het aardse bestaan. Vandaar dat de vrouw haar overleden man aan de overzijde van het graf diende bij te staan. Maar om een vrouw nou maar zo even te doden... En boven dien, wie wist waar ze levend nog goed voor zou zijn. Vandaar dat de haarvlecht werd afge schoren, en als symbool van haarzelf werd mee- begraven. Hoewel er nog geen „coiffeur des dames" zal hebben bestaan, werd toch het hoofdhaar als een van de schoonheden van de vrouw be schouwd. En het afknip pen ervan verlaagde de marktrees: huwelijks- waarde). De broodvlecht bood ook hier uitkomst. De vrouw kon ze heur haar behouden. Deze cu rieuze broodsoort komt men hier en daar nog wel tegen. Wikkelkind: Werd de vrouw te eten gegeven als de geboorte van haar baby aanstaan de was. Er werd een heilzame werking aan toegeschreven. En wat bemoediging in een tijd waarin grote kindersterf te heerste, was dan ook wel op zijn plaats. Het Wikkelkind werd dan vaak gevolgd door de Krentenwegge. Een brood van vaak reusach tige omvang, gebakken ter gelegenheid van een goed verlopen geboorte. Bij het aanbieden ervan werd men geacht drie wensen te doen ten bate van de boreling. Een mini-broodje, gebakken als curiositeit, maar tegenwoordig ook als attractie bij een uitgebreide broodmaaltijd. Ook in de christelijke gods dienst heeft het brood altijd een belangrijke rol gespeeld. In de Bijbel wordt het brood het eerst genoemd in het boek Genesis (14:17), bij de ontmoeting van Abram en Melkisedek. „En Melkisedek, de koning van Salem, die hogepriester was van de allerhoogste God, offerde brood en wijn". In het boek Exodus, over de uittocht uit Egypte, staat in het twaalfde hoofdstuk, vers 34 „En voordat het deeg gedesemd was, moest het volk het meenemen: hun baktroggen, in hun mantels gewikkeld, droegen ze op hun schouders". De tafel der toonbroden (Exodus 25:30) was een essentieel onderdeel van het Tabernakel met de toebeho ren, zoals in dit Bijbelboek beschreven is. En de grond slagen van de Christelijke Godsdienst liggen in de woorden van Christus bij het laatste Avondmaal, (Matteüs 26:26) „Terwijl zij nu aten, nam Jezus het brood, zegen de het, brak het gaf het zijn leerlingen en sprak: Neemt en eet, dit is mijn lichaam". Het brood, dat voor de eucharistie werd gebruikt, maar waarover Christus" woorden nog niet waren uitgesproken, werd „gewijd brood" genoemd, omdat het bij de offerande wél aan God was opgedragen, dus ont trokken was aan de „dagelij- ke bestemming". Al in de vierde eeuw werd in de kerken van het Oosten het brood na de zegening rond gedeeld. Nu nog bestaat in de Grieks-orthodoxe ritus de gewoonte om dit gewijde brood aan de aanwezige gelovigen mee te geven voor zieken of voor hen die om een andere reden niet naar de eucharistie-viering konden komen. In die ritus heet dit brood dan ook „antidoron", een gave die inplaats van anti) gegeven wordt. Voor de kerk van Rome bestaan dienaangaande geen schrifte lijke getuigenissen. Maar zeker vanaf de karolingse tijd heeft in het westen de gewoonte bestaan op zon en feestdagen het gewijde (dus niet-geconsacreerde) brood van de offergaven na de H.Mis uit te delen. Het offerbrood voor de Mis is sinds de tiende eeuw betiteld als Hostie. (Komt van het latijn Hostia slachtof fer). In het begin was het een driezijdig of rond brood met ken/en, om het bij de communie gemakkelijker te kunnen verdelen. Later werden strenge voorschriften uitgevaardigd voor de ver vaardiging ervan, zelfs zo, dat de „brood-idee" totaal verdween, zowel qua aan zicht als qua smaak. Momenteel tilt men aan deze voorschriften niet zo zwaar meer, zodat het brood, zoals wij dat kennen, weer zijn plaats in de avondmaalsvie ringen (daar heeft men er steeds aan vastgehouden) en de Eucharistie (H.Mis) heeft ingenomen. In Nederland heeft het brood als volksvoedsel altijd bovenaan de lijst gestaan. In de vroege Middeleeuwen werd er tweemaal per dag gegeten. Toen aten de mensen bij het noenmaal (omstreeks twaalf uur), als zowel bij het avondmaal brood. Ontbeten werd er niet, want het ontbijt kwam er pas, toen het tijdstip waarop het noenmaal genuttigd werd, verschoof. In die tijd werd er al onderscheid gemaakt tussen wittebrood (gemaakt van tarwemeel) en zwart brood, bestemd voor het gewone volk. gemaakt van rogge. Het wittebrood werd voornamelijk genuttigd door de edelen, en was daarom ook wel „herenbroot". „hofbroot". „lichtbroot" of „schoenbroot" genoemd. (Schoen mooi). In de Middeleeuwse standenmaatschappij moesten de allerarmsten genoegen nemen met haverbrij; want zelfs roggebrood konden zij zich niet veroorloven. Ook bakte men in die dagen brood van haver, gerst en boekweit. In tijden van schaarste en hongersnood werd er zelfs raapmeel gebruikt. Het brood werd. behalve door leden van het bakkersgilde, ook thuis gebakken. Dat gebeurde lang niet iedere dag. En daarom was het brood meestal droog, hard en (zeer) stevig. Eeuw voor eeuw zijn de tafelmanieren veranderd. Ook toen het brood het grootste bestanddeel van de maaltijd uitmaakte, bestonden er nog geen vorken. Het brood werd gebroken, men at met de vingers. De sneden brood waren de bordjes. Het ontbijt deed zijn intredr in de tweede helft van de zeventiende eeuw. Het bestond toen hoofdzakelijk uit brood, en bij uitzondering uit beschuit met boter of kaas. Men dronk er water, melk, bier of mede bij. Mede is een met honing bereide gistdrank. Ook bij het middagmaal werd brood gegeten. Als nagerechten fungeerden toen ondermeer: „koecken van eyeren en pofferbroot". „succade en citroentaarten", taarten van kalfstongen. vleestaarten en allerhand pasteien. Een paar uur later, om twee uur, half drie. werd het zogeheten „middagbrood" op tafel gezet. Een paar sneden brood met boter of kaas. De drank was bier of water. Acht uur 's avonds was het tijd voor het avondmaal. Op het menu stond meestal alleen brood, boter en kaas. Een enkele keer ook een soort brij met rozijnen en stroop, getooid met de fraaie naam „Potje Beuling". De Nederlandse warenwet kent een aantal wijzi gingen voor de bestanddelen van de verschil lende broodsoor ten. Het staat iedere bakker vrij op die wet telijk vastgeleg de aanduidin- gennaar harte lust te varieren. Wittebrood Wordt gebakken van tarwebloem, waarin de zeme len niet zichtbaar zijn. B ruinbrood: Ook van tarwe bloem gemaakt, met echter nog een bepaald ge wicht aan zeme len erin. Alle va riaties tussen Wittebrood en Volkorenbrood mogen over de toonbank gaan als Tarwebrood. Volkorenbrood Voor de berei ding hiervan wordt de hele graankorrel (het volle koren) ge bruikt, compleet met zemelen en kiem. Volkoren brood kan ook zijn gebakken van rogge en gerst, of van een combinatie van tarwe, rogge en gerst. Melkbrood: Daarin moet een minimum-hoe- veelheid aan melk of melkbe- standdelen zijn meegebakken. Er bestaat echter wit zowel als bruin melkbrood. Roombrood, ook wel Boterbrood: Hierin moet een bepaalde hoe veelheid melkvet zijn verwerkt. Moutbrood: In dit brood zit mout - verkregen door graan te laten kiemen - of mout-extract ver werkt. Krente- of rozijnenbrood: Moet voor min stens een vijfde deel bestaan uit krenten, rozijnen en/of sucade, wil het de naam mo gen dragen. Ver krijgbaar in wet, bruin en rogge. Suikerbrood: Voor feestelijke gelegenheden en als dessert. Be vat tenminste dertig procent suiker. Zoutarm brood: Mag bij berei ding geen keu kenzout zijn toe gevoegd. Be stemd voor diëet-patiënten. Volgens de „Dikke Van Dale,, Is een vreemde stoethaspel een vreemdeling met wie men niet kan opschieten, of d'e men met wantrouwen of ongeduld gades laat. Zoals zoveel woorden is ook dit woord afkomstig uit de bakkerij. Want „stoet" staat voor „brood". Volgens des kundigen zou het woord verwant zijn met „stuit". En dat zou dan weer een bena ming zijn voor het (ronde) zitvlak. De vorm van het ronde plaatbrood dat vooral vroeger in deze streken, maar nu vooral nog in Zuid-europese landen genuttigd wordt, is blijkbaar debet aan deze gedach- tensprong.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidse Courant | 1978 | | pagina 11