Maggie MacNeal
kan als Sjoukje Smit
niet huiten dieren
ZONDAG OP BEESTENSPUL '78
Leiden vraagt provincie om hard woonwagenbeleid
Gedistingeerd Shakespeare-toneel
ITAD/REGIO
LEIDSE COURANT
DINSDAG 26 SEPTEMBER 1978
Krabbendam is een
bijna ongrijpbare
leefstek, met amper
tweehonderd Krab
bendammers. De bur
gemeester van War-
menhuizen en diens
raad hebben er wat
over te zeggen, maar
ze zullen er nooit hun
vertier zoeken want
de Krabbendammers
hebben genoeg aan
zichzelf. De boerderij
en liggen op veilige
afstand van elkaar en
in elk ervan kun je de
versterker van de
geluidsinstallatie hele
maal de losse teugel
geven zonder dat de
buren er last van
ondervinden. Dat
gebeurt in elk geval
meer dan eens op
nummer 80 aan de
Westfriese dijk langs
het Noordhollands
Kanaal, dat uitgere
kend tussen Alkmaar
en Den Helder er de
kantjes van afloopt en
een directe oversteek
naar de vriendelijke
en groen aangeklede
Schoorlse duinen
belemmert.
Nummer 80 is eens een
oude boerderij geweest die
bijkans tot de grond werd
afgebroken, twee jaar
geleden, toen meneer en
mevrouw Frans en Sjoukje
Smit—van 't Spijker er
wensten te gaan wonen. Er
werd voor een stevige cent
een „huis in een huis"
gebouwd, en daar woont
het stel nou, samen met
Frans' ouders, die er hun
eigen appartement in
hebben om op de spullen
en de beesten te kunnen
letten als Sjouk en Frans
hun beslommeringen elders
hebben.
Dat komt gelukkig nogal
eens voor, anders zou er bij
Sjouk en Frans geen brood
op de plank staan. Die twee
hebben het nog niet zo
beroerd, al blijft het uitkij
ken. Sjoukje vertelt me
onbekommerd: „Soms gaat
het zo lekker, dat we het
liefst twee zwembaden
zouden willen laten aanleg
gen en nog een tennispark
erbij. Maar een paar maan
den later kan het voorko
men dat je je afvraagt hoe
je deze opstallen moet zien
te onderhouden Sjouk
en Frans leven namelijk
van de kunst; van de lichte
muze die in de gunst van
het volk staat. Men maakt
muziek die welhaast onder
firmanaam wordt verkocht:
Frans heet gewoon Frans,
omdat-ie achter de scher-
blijft, en Sjoukje
geniet allerwege erkenning
als Maggie MacNeal, rank
op de gelaarsde benen, het
blonde haar onbekommerd
langs de schouders en het
hart in elk geval vrij van
de kloppingen die het
kende toen de artistieke
scheiding pussen haar en de
donkerschorre Mouth (die
nu Big Mouth moet heten
na de bevrijdende procedu
re) de gemoederen bezig
hield.
Dat was een hoofdstuk
apart in de carrière van
deze joviale zangeres
Sjoukje, die eens koos voor
de artiestennaam MacNeal
(wét MacNail had moeten
zijn: Van 't Spijker, maar
Neél klonk beter en „Mag
gie" lag er lekker allitere
rend tegenaan). Ik zocht
haar op, omdat ze zondag
op het grand gala van
dierenvrienden, „Beesten
spul 1978", in de Leidse
Op mijn omwegen door stad en land kom
ik graag mensen tegen. Elke morgen tussen
tien en elf uur kunt u mij telefonisch vertel
len wie u graag in deze rubriek zou willen
tegenkomen. Het nummer van mijn geduldi
ge telefoon is 071-122244; u kunt dan naar
toestel 18 vragen.
Sjoukje met bobtail Barrel
Groenoordhallen verschijnt
om er prijzen uit te reiken
en nog iets te zingen ook.
„Wat vertel je me nou?,,,
reageerde Sjoukje, toen ik
haar geheugen wat trachtte
op te frissen. „Ik herinner
me niets van een afspraak
en een optie voor een
optreden zet ik toch altijd
meteen in m'n agenda".
Besloten werd Beestenspul
baas Rob Lauwers op te
bellen en ja hoor, Rob
rekende op haar, zondag.
„Haal die aardappel eerst
uit je keel", riep een vrien
din, toen Sjoukje zat te
bellen. „Nou hoor, ik ben
strontverkouden; mag het
alsjeblieft?"
Inmiddels keek ik m'n ogen
uit op twee edelpapegaaien
die in een verlichte en open
„kast" (dat moet vast een
alkoof zijn geweest, dacht
ik, maar later hoorde ik dat
daar eens de douche was)
de aandacht op zich zaten
te vestigen. Ik liep er naar
toe, maar m'n belangstel
ling voor die rood en groen
gestoffeerde vogels, „secre
ten van vogels", mocht ik
met permissie van Sjoukje
zeggen, werd niet op prijs
gesteld, en ze dreven me
met een hels gekrijs naar
de luie stoel. Gezellige
vogels, die Jut en Jul; ze
maken alleen wat herrie,
volgens Sjoukje. „Weet je
nou hoe dat komt?", vroeg
ze me. „Nee". „Nou, omdat
je te lang bij Cesar stil
stond. Ze barsten van
jaloezie. De enige lol die je
van ze hebt, is dat ze mooi
zijn. Ze hebben er nu ook
een koppel van in Artis.
Wel zeldzaam, ja".
Cesar is dan weer een wat
gezapige geelkop-amazone,
die vlak bij Jut en Jul huist
en af en toe „lekker" keelt.
Cesar is een papegaaise
„zij", maar dat doet er niet
toe. „Zij" is erg honkvast
en komt zelden de kooi uit,
zo vlak bij de gouden
platen van Sjoukje, die als
pronkende schilderijen aan
de muur hangen. Krijsende
Jut wordt gekapitteld, maar
het helpt niet. Sjoukje haalt
de schouders op. Enige tijd
terug heeft ze haar drie
geiten weggedaan: „Ik ben
zo veel weg en dan hou je
weinig tijd over om ze te
verwennen. Ik hou ervan
dieren te verwennen. De
geiten zijn nu bij de buren.
Ik heb altijd veel persoon
lijk contact met beesten en
die geiten kennen me nog.
Wat er behalve Jut en Jul
en Cesar nog over is zijn
m'n kippetjes en de Bob
tails Barrel en Pantin en de
twee Perzische katten".
De Bobtails komen zich
ongevraagd melden: twee
kolossale honden, helemaal
in de wol gestoken als
fraaie jassen die nu en dan
„uitgedaan" moeten wor
den. Sjoukje: „Het zijn vrij
zeldzame dieren; geen
modegrillen zoals Afghanen
en zo. Het ras is nog niet
verkankerd. Bobtails zijn
prachtig om te zien en erg
lief van karakter". Barrel
sjokt toe om een en ander
te bewijzen en wipt bij
Sjoukje op schoot voor een
set foto's. The show must
go on. Maggie MacNeal
vertelt tussen de aanhalige
bedrijven door, dat mensen
tegenwoordig zo gauw een
hond nemen, „maar ze
weten dikwijls niet wat dat
met zich meebrengt. Je
kunt een hond verpesten.
Ik zeg maar: een kind
wordt ook niet als een
krimineel geboren. Nou,
zo'n hond vraagt net zoveel
verantwoordelijkheid als
kinderen".
Daarbij kweekt Sjoukje,
het buitenkind dat eens in
Tilburg werd geboren maar
heel lang haar leventje sleet
in Zeist, groenten bij haar
huis: bietjes, wortelen,
spruiten, rode en groene
kool, uien, peterselie. Vol
gend jaar hoopt ze met
buurman samen schaapjes
te gaan houden. Je woont
nu eenmaal op een boerde
rij, niet? „Ik ben alleen
bang, dat ik me zal gaan
hechten aan die schapen; ik
wil altijd iets „houden",
ook al worden het er op
den duur dertig of veertig.
Ik zou ook best een koe
willen hebben. Zo'n beest
zegt niks terug, maar je ziet
aan z'n kop of-ie contact
met je heeft".
Frans Smit verzorgt de
onderhoudende drankjes; er
zitten nu verschillende
relaties in allerlei hoeken
van de uitgestrekte boerde
rijkamer. Zo te merken
heeft hij plezier. Hij is een
Jordaner van geboorte, uit
een tijd dat de Amsterdam
se Jordaan nog niet ver
ziekt was door uitschot en
uitheemse eettenten. Frans
draagt het witkoperkleurige
haar zeer sluik en het
hangt bijna over zijn voor
hoofd en brilleglazen, maar
zijn lach blijft jongensach
tig en aanstekelijk vrolijk
en als je hem iets vertelt
antwoordt hij in termen als
„hou nou op, wat zeg je me
daar nou?". Buitendien
houdt hij zich bezig met
telefonisch verkeer. Frans
is slagwerker van origine,
maar in de tijd van Sjoukje
doet hij zich kennen als
producer, schrijver van
muziek waarop z'n vrouw
haar liedjes maakt.
Het vak. Sjoukje, alias
Maggie MacNeal luistert
nooit naar haar eigen
platen. „Die muziek ken ik
al. Wat er bij mij wel best
ingaat zijn achtergrond
koortjes. Zoals deze
Alsof ze de grond onder je
voeten vandaan boren, zo
hoog en voluit staat het
volume op beide boxen bij
Sjoukje thuis. Muziek van
haar tweede elpee die
Sjoukje een Edison oplever
de: Fools together. Ze keek
even achterdochtig, toen ik
het niet meteen wist. „Die
koortjes doen me wel wat,
met Margriet Eshuys bij
voorbeeld. Margriet is nog
de enige met wie ik graag
wil stappen. Margriet van
het oude „Lucifer". We
liggen elkaar erg goed. Ze
is nu alleen vreselijk in
verwachting, maar ze redt
't best
Sjoukje schrijft erg veel,
als Maggie MacNeal; bijna
al haar liedjes. Zo direct in
het Engels. Vaak is 't
moeilijk, want je moet op
ideeën komen. Meestal
komt eerst de melodie en
de inspiratie merendeels 's
nachts. „Je leeft een beetje
achterstevoren. Mensen
zoals wij heten dikwijls
abnormaal, omdat we een
minderheid vormen. We
eten als we honger hebben,
al is het pas 's morgens erg
vroeg. Frans kookt exoti
sch, maar ik ben voor de
stevige pot, ook al zijn er
uitschieters in de escargots,
de slakken. Zo ben ik gek
op witlof met paprika, ui,
komkommer, ham, kaas en
salami. Ik ben een echte
hartiger. Als ik in Warmen-
huizen knoflook koop, is
dat bijna de hele voorraad
van de supermarkt en de
chef heeft dan weer een
beste dag, krijg ik de
indruk
„Als Brazilië loskomt (de
betalingen verlopen niet
moeiteloos, maar ik heb
daar een behoorlijk succes
gehad), ga ik een ontaard
groot feest geven. Dan huur
ik een zaal, want 's mor
gens in een rottroep te
komen in de keuken? Nee,
van m'n leven niet. Het is
een raar vak. Hoewel, tot
nog toe lukt het aardig".
Frans heeft als bliksemaf
leider een curieuze hobby.
Hij heeft in dozen en
kistjes rupsen van maan-
vlinders, die blaadjes van
de rhododendron vreten,
zonder daarbij aan de
grove zanger Tol Hanse te
denken. „Ik wil proberen ze
te kweken. Straks heb ik
vlinders; die zet ik dan op".
Hij heeft trouwens tal van
kastjes vol opgeprikte
vlinders, Frans Smit. Biolo-
genbloed, vermoedt hij zelf;
daar heeft Prikkebeen niks
mee te maken gehad. „Ik
was laatst in Axtis, met de
buurvrouw, en ik zei: ik
moet zó terug hoor, want ik
moet m'n rupsen de fles
geven
Niet dat Sjoukje zich
onmiddellijk bij het Bees
tenspul '78 betrokken voelt,
maar toch begrijpt ze nog
steeds niet hoe mensen in
de vakantie honden uit de
auto kunnen gooien; „die
dieren blijven nog kilome
ters achter die auto aanren
nen. Wat moeten dat voor
onmensen zijn? Jammer,
dat vaak de mensen hun
dieren niet kennen. Ik ken
ze stuk voor stuk. Ze
corrigeren? Jazeker. Ik
schreeuw wel, maar zal ze
nooit slaan". Onderwijl is
Cesar bovenop z'n kooi
geklommen, accepteert een
olienoot, maar smijt 'm
onmiddellijk gewoon z'n
verblijf in.
De installatie reproduceert
het zeldzaam geworden
geluid van Peter Skellers,
de Brit van „You 're a
lady, I'm a man". „Dood
zonde", zucht Sjoukje,
„daar hoor je niets meer
van. Ik zet 'm maar wat
harder". Wie hoort het nog?
Hooguit Marinus en Grietje,
de buren, maar dan moet
de wind er nog naar staan.
Ik verblijf in een kustge
bied, dat als het droogste
plekje van ons land te boek
staat in de annalen van het
KNMI. „You belong to my
side", zingt Maggi MacNeal
op een „demo'tje", een
demonstratiebandje; „belie
ve me En dat moet je
dan wel, want het trilt door
tot in je merg. „Wil je er
nog ientje toe?", vraagt
Sjoukje met een Westfriese
tongval. Volgens het plaat
selijk spraakgebruik hoeft
dat helemaal niet de laatste
te zijn, maar met vochtige
ogen houd ik 't er maar bij
UNIVERSITEIT WACHT OP MINISTER PAIS
Geen standpunt over nota HOVV
LEIDEN De Leidse universiteitsraad heeft
gisteren voor de tweede keer gepraat over de
nota Hoger Onderwijs Voor Velen, ook wel de
twee-fasennota genoemd. Opnieuw kwam het
niet tot een definitieve standpuntsbepaling,
omdat een aantal essentiële vragen van de
Nederlandse universiteiten nog niet beantwoord
zijn door minister Pais.
Een nieuw element in de diskussie vormden
berekeningen van een commissie van de Acade
mische Raad. Uit deze cijfers blijkt dat realise
ring van de structuur die in de HOW-nota wordt
voorgesteld, de totale kosten van het wetenschap-
J pelijk onderwijs niet zou verlagen; wel zouden
I er aanzienlijke verschuivingen tussen de verschil
lende studierichtingen nodig zijn. Maar Hoger
Onderwijs Voor Velen komt even duur uit als
de herprogrammeringsvoorstellen.
Er moet dus op andere dan financiële gronden
gekozen worden tussen de herprogrammering of
de twee-fasenstructuur. Bij die keuze moet, vol
gens opmerkingen uit de raad, gelet worden op
de wensen van de onderwijsvragende studenten,
de bestuurlijke en onderwijskundige uitvoerbaar
heid en maatschappelijke gevolgen als de beteke
nis van een doctoraaldiploma.
„Boze tongen", aldus het raadslid Sonneveld,
„zeggen dat Pais deze keuzesituatie heeft voor
zien en de HOW-nota voornamelijk heeft ge
schreven om de instellingen blij te laten zijn met
de herprogrammering De verdere gedachten-
wisseling tussen instellingen, Pais en parlement
zal het moeten leren.
leiden heeft teveel woonwagenbewoners, maar de omliggende gemeenten lijken niet van plan snel hulp te bieden.
LEIDEN Alle fracties in de Leidse
ïemeenteraad hebben een voorstel van
•k PvdA gesteund om de provincie te
Vfagen strak de hand te houden aan de
uitvoering van het door haar opgestelde
^oonwagenplan. De provincie moet met
ille haar ten dienste staande middelen
Bewerkstelligen dat de gemeenten rond
tuiden inderdaad de hun opgelegde
yerplichtingen nakomen, zo meent de
Leidse raad.
Deze door alle fracties ondersteunde
mening werd vertolkt door de socialist
Jein Duivesteijn, die in herinnering riep
dat nog altijd slechts twee regiogemeen
ten ernst hebben gemaakt met hun toe
zeggingen om Leiden te helpen in haar
woonwagennood. Dat woonwagenbeleid
was gisteravond kortstondig onderwerp
van gesprek in de raad naar aanleiding
van een zeer summiere notitie over het
beleid ten aanzien van woonwagens bui
ten het regionale kamp, die door het
college was opgesteld. Een notitie die
volgens CDA-woordvoerster mevrouw
Kramp-Heitink volstrekt onvoldoende
was en tal van grote vragen in de
woonwagenproblematiek onbeantwoord
liet. Zij vroeg het college zijn huiswerk
nog me ar eens over te doen.
De meeste andere partijen vonden de
mededeling van het college dat alles
wordt gedaan om standplaatsen buiten
het regionale kamp te voorkomen wel
voldoende. Alleen Dries Hoeven (CPN)
suggereerde het college om voor de
woonwagens die zo her en der op illegale
plaatsen in Leiden staan, een apart
terreintje bij de spoordijk in de Meren-
wijk te creëren. Wethouder Tesselaar
wilde daaf echter niets van weten. Het
zou naar zijn mening het beleid van het
tegengaan van nieuwe standplaatsen
voor woonwagens op Leids grondgebied
alleen maar doorkruisen.
LEIDEN Het is niet voorstel
baar dat er ooit in Nederland
een voorstelling zou worden ge
maakt bestaande uit een groot
aantal fragmenten uit het oeu
vre van een van onze „grote"
zeventiende eeuwers: Vondel
bijvoorbeeld. In Engeland is
zoiets heel goed mogelijk. In de
eerste plaats omdat hun Sha
kespeare natuurlijk veel groter
is dan onze bekeerde kousen
koopman en in de tweede plaats
omdat de grote William op de
Engelse scholen „gefundenes
Fressen" is.
Zo kon het gebeuren dat een
halfvolle Schouwburg gister
avond naar een compilatie van
Shakespeare teksten zat te kij
ken, gespeeld en gezegd door
een gezelschap Engelse acteurs
geformeerd rondom Sir Michael
Redgrave. Om het geheel enige
structuur te geven had men het
programma ingedeeld in vier
delen: lente, zomer, herfst, win
ter. Men deed scènes uit toneel
stukken (mono- en dialogen),
men zei een enkel sonnet en
zong een enkel lied - het laatste
niet tot ieders genoegen. Het
geheel werd samengebonden
door verbindende teksten over
de Britse bard, zijn invloed en
zijn ontwikkeling.
Het is een merkwaardig gezicht
Engelse acteurs Shakespeare te
zien spelen; voordragen zou een
beter woord zijn. Met name voor
de pauze lag geheel het accent
op de tekstzegging en bleven de
gebaren uiterst gestileerd.
Na de pauze brak het werkelijke
vuurwerk los met onder andere
een prachtige scène uit Macbe
th, waarin vooral Rosalind
Shanks schitterde. Naast haar
viel David Domimead op in de
meer komische rollen. Roberts
Swales bleek een uitstekende,
jonge, ondersteunende kracht
En natuurlijk was daar tenslotte
de Sir zelf, nu eens volstrekt
in zijn rol (daar waar het om
ten ondergaande koningen
ging), dan weer zichtbaar oud
en niet helemaal meer op volle
kracht. Maar het was duidelijk
dat zijn opvolgers klaar staan.
Tot tevredenheid van het ent
housiaste publiek.
PAUL VAN DER PLANK