Lapjeskat Saskia werd onder een boom gevonden „Citykerk- trekpieister" met zorg voor de toekomst hond zoekt: huis LODEWIJKKOOR: 25 JAAR IN DIENST VAN EEN GEMEENSCHAP Het jubilerende zangkoor St. Lodewijk -^STAD/REGIO LEIDSE COURANT ZATERDAG 16 SEPTEMBER 1978 PAGINA 5 Op mijn omwegen door stad en land kom ik graag mensen tegen. Elke morgen tussen tien en elf uur kunt u mij telefonisch vertel len wie u graag in deze rubriek zou willen tegenkomen. Het nummer van mijn geduldi ge telefoon is 071-122244; u kunt dan naar toestel 18 vragen. t „Zeker één keer in de week is het raak. Dan belt pas toor Vreeburg me op en zegt: meneer Prins, morgen is er een uitvaart. Wil je even de mensen bij elkaar halen? Dat betekent, dat ik minstens 22 telefoontjes moet plegen. Zo gaat dat bij ons. En wat er dan nog bij komt. Een koor zoals het onze neemt een groot deel van je leven in beslag. Het zijn 35 mannen en vrouwen die de vieringen muzikaal goed omlijsten; een koor, waarmee het kerkbezoek min of meer staat of valt. Dat heb je tegenwoordig. Nou, zo bekeken mag ik zeggen: 25 jaar bestaan is warempel geen kleinigheid; en bij het terugblikken zag ik, dat het goed was". Zo vat de heer H. Prins een kwart eeuw Leids Lodewijk- koor in een bondige be schouwing samen. „Ik zag dat het goed was", dat mag koorvoorzitter Prins wel zeggen. Samen met Frans Kempen is Henk Prins de enige Lödewijkzanger die de vijfentwintig jaar heeft volgemaakt. Sinds zeven jaar is Prins voorzitter van het Lodewijk- koor, dat in 1953 werd opgericht toen pastoor-de ken Jansen de zielzorg aan het Steenschuur begon. „Er is in die tijd wel iets veran derd. Twaalfeneenhalf jaar geleden bijvoorbeeld was voorzitter Van Meel iemand die geen besluiten nam'. Dat deed de pastoor, als presi dent van het koor. Als de pastoor niet kon, mocht de voorzitter iets doen. Daar is wel verandering in geko men. Deken Van Noort bleef president maar hij zei: kijk, Prins, ik berrtoei me alleen met het parochiewerk en u bent voor het koor. Pastoor Van Nóort was sterk voor de Nederlandse moderne liturgie. Al snel kwamen de conflicten, want het koor was anders gewend. We hebben één en ander tol tevredenheid opgelost: om de week Latijn en Neder lands. Tijdens deken Van Noort, met wie ik prettig heb samengewerkt, combi neerde ik in een 'eenmans- functie zowel het voorzitter schap als secretariaat en penningmeesterschap". Deken Van Noort wilde, dat de voorzitter midden tussen de koorleden stond; „Als pastoor sta je daar te ver van af', meende hij. Toen pastoor Saers in Leiden Vkwam, werd de heer Prins officieel benoemd als voor zitter. De Lodewijkherders komen ter sprake: „Pastoor deken Jansen, die de eerste bisschop van Rotterdam werd, is onze trots gebleven. Daarna kwam deken Ha ring, een pastoor, die alles gegeven heeft wat maar mogelijk was. We zoeken hem nog regelmatig op. Sinds enige tijd ligt hij in het St. Antoniüs Gasthuis in Rotterdam, na een operatie. Hij was niet alleen een rots in de kerk, maar is ook een rots in het lijden: altijd maar naar een ander vra-». gen, naar zijn Leidse men sen en naar „zijn" koor. Geen klacht komt over z'n lippen. Hij kan er zondag niet bij zijn. 't Been wil niet meer", aldus koorvoorzitter Prins. v Deken Haring en pastoor Saers, dat waren de steunpi laren van het zingende Lodewijksvolk. Zoals Prins vertelt: „Saers de gemoede lijkheid zelf, toonbeeld van eenvoud; iemand die waar dering kon uitdrukken, net zo goed als deken Jansen en Haring". De heer Prins verklaarde me meer dan eens, dat het Lodewijkkoor geen „rijk" koor is: „We gaan maar om de drie jaar een dagje uit, alleen hebben we jaarlijks onze Cecilia- avond. Financieèl moeten we het van de contributies hebben. Slechts een heel kleine bijdrage krijgen we van het kerkbestuur. Als we met een touringcar uitgin gen, betaalden de pastoors Haring en Saers die rit uit eigen zak". „Het koor zal wel goed betaald worden", horen Prins en zijn mede-koorle den nogal eens als verwijt. „Nou, geloof het maar", vertelt Prins; „elke viering in de week, of het nu een uitvaart of een trouwerijtjë is, kost onze zingende leden een rit naar de kerk en een stel kwartjes in de parkeer- meter. Daar ga je niet dood van, maar je leeft ook niet van eèn vetpot. We worden niet gespekt, ook al nemen vooral de laatste tijd in de Lodewijk de vieringen toe: huwelijken, uitvaarten, huwelijksverjaardagen ook vooral, en niet alleen van mensen uit Leiden. Het is een vertrouwd beeld gewor den 's zondags: een stamp volle Lodewijk. Bijna elke week zijn de vieringen in het Latijn, tenminste de gelegenheids vieringen" mensen, die 25, 40 of 50 jaar getrouwd zijn vragen mees tal iets „traditioneels". Ook al komen er veel mooie Nederlandse missen uit de bus. We zijn meegegroeid, zonder het waardevolle van de traditie overboord te gooien". Het Lodewijkkoor schijnt één in opvatting, zoals verwoord door voorzitter Prins: „Voor wie het ook is, rijk of arm, parochiaan of bezoeker; we zijn ervan uitgegaan hen te geven waar ze recht op hebben. Overi gens zijn we blij met de medewerking van andere Leidse kerkkoren. Die wil ik weieens extra bedanken. Je mist ze nooit bij trouwerijen of requiems; ze staan klaar om te assisteren. De Leidse kerkkoren vormen een bijzonder goede band, uitmuntend zelfs". Het Lodewijkkoor heeft inmid dels een repertoire opge bouwd van 24 missen en de nodige kantate's. Erg ge charmeerd blijkt men te zijn van de verschillende Missae Breves van Mozart. Bij elke opvallende viering komt er weer een Missa Brevis tevoorschijn. De damès doen nu volop mee. Dat was twaalfeneenhalf jaar terug nog niet zo vanzelfsprekend. Vier van hen vieren zondag hun koperen feest. Prins: „Je kunt meer uitvoeren met een gemengd koor; het is compleet Erg trots is men in de Lodewijk ook op directeur organist Jan van der Meer uit Leiderdorp, die 25 jaar geleden kwam, vijf jaar „eruit" was en terugkwam. Koorvoorzitter Prins: „We moeten hem delen met zijn concertcarrière, Jan is nog 'weieens een keertje weg. Vandaar dat we met vijf organisten werken, vooral ook sinds wij een „Intercity koor" hebben (wat niets uitstaande heeft met de spoorwegen). Dat zijn da meskoorleden van de Lode- wijk en de Leonarduskerk, voor de doordeweekse zang bij huwelijken en uitvaar ten". „Citykerk", zo ging de Lodewijk heten onder pastoor Saers. Sinds twee jaar ademt het witte Gods huis onder pastoor Vreeburg een eigen sfeer. Een kleine kerk is het, met romantiek. Prins: „We hebben nooit mensen uit andere parochies willen wegtrekken, maar ze blijven komen. Dat brengt de Lodewijk als trekpleister met zich mee". Heeft het zilveren Lodewijkkoor een toekomst? „Ach", verzucht voorzitter Prins, „Het geeft i enige zorg. De gemiddelde leeftijd van onze leden ligt aan de hoge kant: twee middenveertigers zijn de jongsten. Over énkele jaren zullen er stemmen versleten zijn. Dat moeten wij onder ogen zien. We willen ons koor behouden. Daarom moéten er nieuwe mensen' komen, jongere zangers en zangeressen dus. Koorzan gers zijn geen apart soort mensen, maar ze moeten wel „trouw" zijn. De inzet van onze leden is meer dan lofwaardig; het zijn echte feestelingen. We hebben er samen aan ge werkt, want als eenling kom je er niet. Na het feest gaan we proberen, mensen in Leiden te interesseren voor ons koor. Jammer, dat er geen algemeen orgaan als „Sursum Corda" meer bestaat; communicatie via de afzonderlijke kerkblaad- jes lijkt me erg moeilijk te verwezenlij ken Feqst nu voor het Lodewijk koor, door de leden zelf gefinancierd vanuit de jubileumkas. Zondag om 10 uur een sobere vreugde, met een plechtige Hoogmis, geconcelebreerd door pasto res Vreeburg, Saers, pater Bertgls ofm, pater Van Vliet van het dekenaat Leiden, pastoor Van der Stap, de eerste'kapelaan van de Lodewijk, en rector Plaat. De gezongen vreugde wordt vertolkt met de missa Brevis in G, KV 140, van Wolfgang A. Mozart; de altaarversie ring wordt geheel gratis verzorgd door medekoorlid Den Hollander. Van 12 uur tot half twee is er in het An toni us Clubhuis een receptie, gevolgd door een koffietafel. Om 4 uur ver trekt het koor per bus nar de Witte Raaf om de dag te besluiiten met „besloten" gezelligheid en een eenvou dig diner. Voorzitter Henk Prins hoopt voor zijn koor, dat zondag zeker de Lodewijk-parochia- nen en ook de immer geïnte resseerde kerkgangers van buiten het „territorium" de koorleden de hand komen drukken uit waardering vóór een 25-jarige inzet. „Toch is het nog steeds een beetje wennen", peinst voorzitter Prins; „Vroeger was het een eer, lid te zijn van een kerkkoor. Tegen woordig mag je blij zijn met de eer, als je iemand voor zo'n koor krijgt Wekelijks verschijnt in de Leidse Courant de rubriek „Hona zoekt huis". In deze rubriek wordt een hond beschreven die in het asiel verblijft om daar een zekere dood tegemoet te gaan... tenzij het dier een goed tehuis vindt. De in de rubriek beschreven honden zijn alle door hondenbezitters naar het asiel gebracht. Om uiteenlopende redenen, vaak begrijpelijk, maar soms ook volslagen onzinnig. De in „hond zoekt huis" beschre ven dieren zijn alle goed gezond, hebben een wormkuur ondergaan en zijn volledig ingeënt. Tegen betaling van ca. 60 gulden ten bate van zwerfdieren zijn ze af te halen. Adres: Nieuw Leids Dierenasiel, Besjeslaan 6b, Leiden. Tel.: 131670. Geopend di. t/m vr. 10.00-12.00 en 14.00-17.00 uur. Zaterdag van 10.00-12.00 en 14.00-16.00 uur. Zondag en maandag gesloten. Min of meer frequent verschijnt er in deze rubriek, die hoofdzake lijk bestemd is voor honden, toch zo af en toe een poes. In de regel levert de aan- en afvoer van deze dieren weinig problemen op, want men neemt nu eenmaal ge makkelijker een poes in huis dan een hond. Ook de verzorging van poezen in het asiel loopt heel wat gemakkelijker dan bij honden. Toch kan het ook in de poezenaf- deling fout gaan. Zoals nu, wan neer het verloop stagneert. Momenteel komen er veel poezen bij, maar interesse van nieuwe bazen is tot een bedenkelijk laag peil gezakt. Daarom deze week aandacht voor poes Saskia. Aan-, dacht die ze ten volle verdient, want Sas kia verblijft veruit het langst in het asiel. Op 17 mei 1978 werd Saskia door de buitendienst van de dierenbescherming naar het asiel gebracht. Saskia was door dp, bewoners van een huis in Leiden in de tuin onder een boom gevonden. Cofhpleet met haar vier pasgeboren kindertjes. Een maal toevertrouwd- aan dé goedé zorgen van asielbeheerder Wil Tiele knapte Saskia weer snel op en werd het tijd om naar een een nieuw thuis te gaan uitkijken. Haar kinderen hadden meer geluk dan Saskia zelf en zodoende zag zij haar kroost stuk voor stuk verdwijnen. Saskia is duidelijk een huiselijk type. Ze houdt van gezelligheid en is daarbij graag in gezelschap van mensen. Een warme kachel, wat lekker eten en zo af en toe een aai maken Saskia al een volmaakt tevreden dier. Neigingen om 's nachts de hort op te gaan, kent ze niet Ze is uitge sproken zachtaardig in de omgang met kinderen van wie van hun kant eenzelfde opstelling ten opzichte van Saskia wordt verwacht. Een eventuele combinatie met andere huisdieren (zelfs een hond) is waar Saskia betreft geen punt In het asiel is ze daar voldoende aan gewend geraakt. Hoe die „andere huisdieren" over Saskia's komst denken is natuurlijk wat anders. Saskia heeft drie kleuren in haar vacht, gerangschikt in vakjes. Wit, rood en zwart, dat Saskia kan worden ingedeeld bij de lapjeskatten. Groot is Saskia beslist niet. Haar lengte zal waarschijnlijk nog geen 30 cm. beslaan. Hoewel ze nog maar een jaar oud is, zal hier toch geen verandering meer in komen en zodoende blijft ze het handzame poesje dat ze nu is. En dat in meer dan één opzicht Doris Groot was de teleurstelling voor Doris dat zij tot nu toe nog nie: mand heeft mogen begroeten die de uitdaging om haar baas te worden, heeft aangenomen. Zeer binnenkort zal dat toch moeten gebeuren, want veel tijd heeft Do- ris niet meer. Zij staat op de nominatie om „in te slapen", en hoe mooi dat ook klinkt, Doris is daar nog veel te jong en te leven slustig voor. BART SPIJKER Temidden van een nauwelijks stuitbare groep stads- en regiobewoners die deze week de eerste schamele pasjes waagt op de dansvloeren van bijbehorende leraren, bevindt zich een van onze redacteuren. Samen met zijn verloofde volgt hij een spoedcursus voor afgezakte paren, ofwel 13 lessen van anderhalf uur. Speciaal voor de Leidse Courant wekelijks een verslag van deze schier onmogelijke missie. Het gevoel van wanhoop bij het binnenstappen in de sfeervol verlichte zaal is ook op andere gezichten te lezen. Bewust van het feit dat ik niet meer de leeftijd en de praktische mogelijkheden heb om een sprint naar de uitgangsdeur in te zetten, fluister ik zo zachtjes mogelijk mijn inspiratievolle naam in het oor van de „baas van het spul", die ons in ruil hiervoor het lesgeld ontfutselt Vooral mannen schijnen zich af te vragen hoe ze hier in vredesnaam verzeild zijn geraakt. Misschien overgehaald door vrienden of omgepraat door triomfantelijk kijkende partners. Hardop grappen maken en branie schoppen, maakt ook boven de twintig een hoop goed. „Zo Kees wil je ook leren dansen?". „Nee, ik sta hier op de bus te wachten", vang ik op terwijl ik het hoe en waarom van onze dansles probeer te reconstrueren. Voor mij lagen die zaken vrij eenvoudig. Op het zoveelste feestje waar we aan de kant bleven zitten en vrienden ons aan begonnen te kijken alsof we zo uit de prehistorie binnen waren komen lopen, viel ik door de mand. Bij gebrek aan gespreksstof en de behoefte om de dansvloer en stekende blikken te vermijden, begaf ik me in de richting van de bar, waar lotgenoten de barkeeper al tot wanhoop dreven. Hoe dan ook: de volgende morgen deed ik in ruil voor een pijnstiller en een ijscompres, de felbegeerde belofte. Na jaren tegenstand eindelijk bezweken voor het dansles-argument. Eenmaal op de dansvloer aangeland vallen een hoop dingen toch wel erg mee. Allereerst zijn kostuums niet verplicht en wordt er niet gerept over bronstige buiginkjes en sprongetjes die vroeger het cermonieel in plachten te luiden, ledereen is nog steeds nerveus. De grapjes van de instructeur gaan erin als koek, hetgeen ook van toepasing is op de koffie. Niets staat de eerste kennismaking met het dansen nog in de weg. Maar niet voordat we begrepen hebben dat de zaal misschien wat te vol lijkt, maar dat dat in de praktijk best wel meevalt. Hoe meer knoeiers hoe meer vreugd, en in het echt heb je de vloer ook niet voor jezelf. Een niet onaardige redenering en wie botst kan bij juffrouw Truus een pleister halen. De eerste les wordt benut om de beginselen van de foxtrot onder de knie te krijgen. Een korte en een lange pas zijwaarts. Dus een stapje, been bijtrekken en opnieuw een been verplaatsen. En dat met tempoverschillen: snel, snel, langzaam; quick, quick, slow. Niet met het lijf de benen achterna maar andersom. Streng verboden te hossen. Al dansend krijgt het zowaar iets sierlijks. Niet al te vroeg gejuicht, want het is nog maar het topje van de foxtrot-ijsberg. Er komt nog meer; volgende week om precies te zijn. Na het speelkwartier proberen we een moderne dans uit John Travolta's film „Saturday night fever". Hier en daar wat verwarring, maar toch leuk om straks de blits mee te maken. De dans heet „bus-stop". Had die vent daarstraks in de garderobe toch maar mooi gelijk. ED OLIVIER

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidse Courant | 1978 | | pagina 5